In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het inroepen van een huurbeding op basis van artikel 3:264 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekster, De Volksbank, heeft het verzoek ingediend om verlof te verkrijgen voor het inroepen van het huurbeding tegen onbekende huurders van een onroerende zaak, gelegen aan een specifiek adres. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 mei 2022 is ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 13 juni 2022. Tijdens deze behandeling was de heer [accountmanager] aanwezig namens De Volksbank, bijgestaan door advocaat mr. A.J.H. Peters. De verweerders en belanghebbenden zijn niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat De Volksbank het voornemen heeft om het hypotheekrecht uit te winnen, zoals blijkt uit een deurwaardersexploot van 8 april 2022. De bank heeft het huurbeding willen inroepen tegen de onbekende huurders, omdat er geen zekerheid is dat er geen huurders in het onderpand verblijven. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan, en heeft bepaald dat de huurders de woning moeten verlaten op het moment dat de hypotheekgever de woning moet verlaten, met een minimum termijn van drie dagen na betekening van de beschikking.
De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat De Volksbank verlof krijgt om het huurbeding in te roepen en dat de onbekende huurders worden veroordeeld om de onroerende zaak te ontruimen en ter beschikking te stellen aan de bank. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.