ECLI:NL:RBZWB:2022:8645

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
C/02/397337 / KG RK 22-361 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot inroepen huurbeding en ontruiming van onroerende zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het inroepen van een huurbeding op basis van artikel 3:264 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekster, De Volksbank, heeft het verzoek ingediend om verlof te verkrijgen voor het inroepen van het huurbeding tegen onbekende huurders van een onroerende zaak, gelegen aan een specifiek adres. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 10 mei 2022 is ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 13 juni 2022. Tijdens deze behandeling was de heer [accountmanager] aanwezig namens De Volksbank, bijgestaan door advocaat mr. A.J.H. Peters. De verweerders en belanghebbenden zijn niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat De Volksbank het voornemen heeft om het hypotheekrecht uit te winnen, zoals blijkt uit een deurwaardersexploot van 8 april 2022. De bank heeft het huurbeding willen inroepen tegen de onbekende huurders, omdat er geen zekerheid is dat er geen huurders in het onderpand verblijven. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan, en heeft bepaald dat de huurders de woning moeten verlaten op het moment dat de hypotheekgever de woning moet verlaten, met een minimum termijn van drie dagen na betekening van de beschikking.

De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat De Volksbank verlof krijgt om het huurbeding in te roepen en dat de onbekende huurders worden veroordeeld om de onroerende zaak te ontruimen en ter beschikking te stellen aan de bank. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rekestnummer: C/02/397337 / KG RK 22-361
Beschikking van de voorzieningenrechter van 16 juni 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANKhandelend onder de naam
BLG WONEN,
gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
advocaat mr. A.J.H. Peters te Rosmalen,
en

1.[verweerder] ,

wonende te [plaats] ,
.
EEN OF MEER ANDERE (ONDER)HUURDERS,
VAN WIE DE NAMEN NIET KUNNEN WORDEN ACHTERHAALD, WONENDE TE [adres] ,
wonende te [plaats] ,
verweerders,
en

1.[belanghebbende 1] ,

wonende op een bij de geheim doch bij de deurwaarder bekend adres in de [gemeente] ,
2.
[belanghebbende 2],
wonende te [plaats] ,
belanghebbenden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift inroepen huurbeding ex artikel 3:264 BW, ter griffie ingekomen
op 10 mei 2022, met producties genummerd 1 tot en met 10,
- het e-mailbericht van 7 juni 2022 om 12:59 uur, namens mr. Peters, met als
bijlage een kopie van de openbare oproeping,
- de brief van 7 juni 2022 van [belanghebbende 1] , met bijlagen,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 13 juni 2022.
2. Het verzoek
2.1.
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof tot het inroepen van het
huurbeding als bedoeld in artikel 3:264 BW, alsmede tot ontruiming door de
huurders van de onroerende zaak: het woonhuis met berging, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, aan de [adres] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , hierna aangeduid als ‘het onderpand’.

3.De beoordeling

3.1.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 13 juni 2022. Daarbij is de heer [accountmanager] , accountmanager bijzonder beheer, verschenen namens De Volksbank, bijgestaan door mr. A.J.H. Peters. Verweerders en belanghebbenden zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen per aangetekende en reguliere brief, niet ter zitting verschenen. Mevrouw [belanghebbende 1] heeft bij brief van 7 juni 2022 op het verzoek gereageerd.
3.2.
Mr. Peters heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd. De heer [accountmanager] heeft, naar aanleiding van de brief van [belanghebbende 1] , toegelicht dat de bank al geruime tijd geen contact krijgt met hypotheekgeefster. Het klopt dat door [belanghebbende 1] betalingen zijn gedaan waarnaar zij in haar brief van 7 juni 2022 verwijst, maar ook daarvoor waren er al betalingsachterstanden. Die zijn niet voldaan.
3.3.
Ten aanzien van het onderhavige verzoek overweegt de voorzieningenrechter als
volgt.
3.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bank het voornemen heeft om het hypotheekrecht uit te winnen. Dit blijkt uit het deurwaardersexploot van 8 april 2022, waarbij de bank aan [belanghebbende 1] (hypotheekgeefster) heeft aangezegd tot openbare verkoop van het onderpand over te gaan op 7 juli 2022. Gelet hierop wenst de bank het huurbeding, zoals bedoeld in artikel 3:264 leden 5 en 6 BW en zoals opgenomen in de tussen de bank en hypotheekgeefster opgestelde hypotheekakte van 28 mei 2008 in te roepen tegen de (onbekende) huurders van het onderpand. De (onbekende) huurders zijn bij exploot van 8 april 2022 en door een oproep in de Staatscourant van 13 april 2022 op de hoogte gesteld van het voornemen van de bank om het huurbeding in te roepen.
3.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat ten aanzien van het huurbeding aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan. De bank is op grond van artikel 3:264 lid 1 sub c Burgerlijk Wetboek verplicht het huurbeding in te roepen, tenzij zij met zekerheid kan vaststellen dat er geen huurders in het onderpand verblijven. Omdat hypotheekgever niet heeft meegewerkt, heeft enkel een geveltaxatie plaatsgevonden, zodat de bank niet kan uitsluiten dat er sprake is van verhuur, waardoor executoriale verkoop vrij van huur onmogelijk wordt. Afwijzing van een verzoek tot het inroepen van het huurbeding is slechts mogelijk op twee gronden, te weten: de huurovereenkomst bestond al voor het aangaan van de hypotheek óf de bank kan volledig uit de opbrengst worden voldaan bij verkoop in verhuurde staat. Daarvan is niet gebleken, zodat er geen sprake is van een uitzonderingsgrond.
3.6.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek is voldaan. Omdat het de voorzieningenrechter is gebleken dat de bij naam genoemde huurder de meerderjarige zoon van hypotheekgeefster betreft, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de huurders de woning zullen moeten verlaten gelijk aan het moment dat hypotheekgeefster de woning zal moeten verlaten.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verleent verlof aan De Volksbank om het huurbeding in te roepen tegen de (onbekende) huurders,
4.2.
veroordeelt de (onbekende) huurders om de onroerende zaak: het woonhuis met berging, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, aan de [adres] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , te ontruimen en ontruimd te houden met al de hunnen en al het hunne en om dat pand met afgifte van de sleutels aan de bank ter vrije beschikking te stellen,
4.3.
bepaalt dat de (onbekende) huurders niet eerder mogen worden ontruimd dan dat hypotheekgever het onderpand moet verlaten, met een minimum termijn van 3 dagen na betekening van de beschikking,
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Deze beschikking is gegeven door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2022.