ECLI:NL:RBZWB:2022:8632
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Prenger-de Kwant
- A. de Vos
- J. Leppens
- Rechtspraak.nl
Machtiging voor rechtshandeling en afkoelingsperiode in faillissementsprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het afgeven van een machtiging voor het verrichten van een rechtshandeling op basis van artikel 42a van de Faillissementswet (Fw) en het verzoek tot het afkondigen van een afkoelingsperiode op basis van artikel 376 Fw. De verzoeksters, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen, hebben op 8 december 2022 een startverklaring gedeponeerd en op 12 december 2022 een verzoekschrift ingediend voor de benodigde machtigingen. De verzoeken betroffen de verkoop van onroerend goed van een van de vennootschappen aan een andere vennootschap, met als doel de hypotheekschuld bij de Rabobank af te lossen en het resterende bedrag door te lenen aan andere vennootschappen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat dit de eerste verzoeken zijn na de deponering van de startverklaringen en dat de verzoeksters hebben gekozen voor een besloten akkoordprocedure. De verzoeken zijn op 15 december 2022 in raadkamer behandeld, waarbij de aanwezigen de verzoeken hebben toegelicht en vragen hebben beantwoord. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of zij rechtsmacht en relatieve bevoegdheid heeft om van de verzoeken kennis te nemen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken afgewezen, waarbij is opgemerkt dat de motivering van de beslissing in een later stadium zal volgen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.