ECLI:NL:RBZWB:2022:8630

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
403325 HO RK 22/607 (kop/staart)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging van een groepsafkoelingsperiode op grond van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2022 een beschikking gegeven op het verzoekschrift tot afkondiging van een (groeps)afkoelingsperiode op basis van artikel 376 in samenhang met artikel 372 lid 3 van de Faillissementswet (Fw). De verzoeksters, [verzoekster 1] B.V. en [verzoekster 2] B.V., hebben het verzoek ingediend om een afkoelingsperiode van drie maanden af te kondigen voor henzelf en de Dochtervennootschappen, die samen een groep vormen zoals bedoeld in artikel 2:24b BW. Dit verzoek is gedaan in het kader van een herstructurering, waarbij de verzoeksters en de Dochtervennootschappen bescherming zochten tegen crediteuren om een akkoord voor te bereiden.

De rechtbank heeft het verzoek in raadkamer behandeld, waarbij verschillende advocaten en bestuurders van de verzoeksters zijn gehoord. De rechtbank heeft besloten om een kop/staart beschikking af te geven, waarbij de motivering van de beslissing uiterlijk op 8 december 2022 zal volgen. De beschikking houdt in dat de bevoegdheid tot verhaal op goederen van de verzoeksters en de Dochtervennootschappen gedurende de afkoelingsperiode niet kan worden uitgeoefend zonder machtiging van de rechtbank. Tevens is bepaald dat de behandeling van eventuele faillissementsverzoeken tegen de verzoeksters en de Dochtervennootschappen wordt geschorst.

De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.D.E. Leppens, voorzitter van de meervoudige kamer, en is van belang voor de betrokken partijen en hun crediteuren, aangezien het hen de mogelijkheid biedt om in een beschermde omgeving te werken aan een herstructurering van hun schulden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Afdeling Insolventies – meervoudige kamer
Zittingsplaats Breda
Beschikking op het verzoekschrift tot afkondiging van een (groeps)afkoelingsperiode op grond van artikel 376 (jo. 372 lid 3) Faillissementswet (Fw)
uitspraakdatum: 24 november 2022
rekestnummers: 403325 HO RK 22/607 403326 HO RK 22/608
ingediend door
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna ook te noemen: [verzoekster 1] ,
verzoekster sub 1,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster 2] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
hierna ook te noemen: [verzoekster 2] ,
verzoekster sub 2,
mede namens iedere rechtspersoon die samen met verzoeksters een groep vormen als bedoeld in artikel 2:24b BW waaronder begrepen de vennootschappen als genoemd in
bijlage 1 welke aan deze beschikking is gehecht en daarmee onderdeel uitmaakt van deze beschikking,
hierna ook te noemen: Dochtervennootschappen,
hierna samen te noemen: de Groep,
advocaten: mrs. B.W.G. van der Velden, S.R.F. Aarts, G.Á.C. Orbán, F.C. Perrick, D. Dilan en S. Jansen.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
  • de op 15 november 2022 namens [verzoekster 1] en [verzoekster 2] gedeponeerde verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw;
  • het op 15 november 2022 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
  • het op 17 november 2022 ontvangen e-mailbericht van mr. B.W.G. van der Velden, met als bijlage een beperkt gewijzigd petitum van het verzoekschrift;
  • het op 24 november 2022 ontvangen e-mailbericht met spreekaantekeningen.
1.2.
Het verzoekschrift is op 24 november 2022 in raadkamer behandeld. Daarbij zijn door middel van een videoverbinding gehoord:
  • mr. B.W.G. van der Velden;
  • mr. G.Á.C. Orbán;
  • mr. F.C. Perrick;
  • mr. D. Dilan;
  • mr. S. Jansen;
  • de heer [bestuurder 1] van [verzoekster 1] en indirect bestuurder van [verzoekster 2] ;
  • de heer [bestuurder 2] van [verzoekster 1] en indirect bestuurder van [verzoekster 2] .
1.3.
Ter zitting is mondeling uitspraak gedaan en in verband met de spoedeisendheid van de beslissing bepaald dat een kop/staart beschikking zal worden afgegeven. De motivering van de beslissing volgt vervolgens uiterlijk 8 december 2022.

2.Het verzoek

2.1.
[verzoekster 1] en [verzoekster 2] verzoeken de rechtbank, na wijziging van het petitum, om overeenkomstig artikel 376 Fw en artikel 241a Fw, een afkoelingsperiode af te kondigen ten behoeve van [verzoekster 1] , [verzoekster 2] en op grond van artikel 372 lid 3 Fw, de Dochtervennootschappen, voor een periode van drie maanden, ten aanzien van:
ABN AMRO Bank N.V., Bank of America Merrill Lynch, BNP Paribas, Bybook Capital LLP, Coöperatieve Rabobank U.A., Crédit Agricole Corporate and Investment Bank, Danmarks Skibsredit A.S, Deutsche Bank AG, DNB (UK) Limited, DNB Bank ASA, GLAS Trust Corporation Limited, Global Loan Agency Services Limited, Hawton Marine S.A., ING Bank N.V., Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., NIBC Bank N.V., NN Investment Partners B.V., Santander Asset Finance Plc, The Export-Import Bank of China en Tokyo Century Corporation (of diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel), hierna ook te noemen de Leningverstrekkers,
die inhoudt dat gedurende deze afkoelingsperiode:
a. elke bevoegdheid tot verhaal op goederen die tot het vermogen van [verzoekster 1] of [verzoekster 2] behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van [verzoekster 1] of [verzoekster 2] bevinden, met uitzondering van de bevoegdheid van GLAS Trust Corporation Limited tot het (doen)uitoefenen van de stemrechten verbonden aan de aandelen in [verzoekster 2] , niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
elke bevoegdheid tot verhaal op goederen die tot het vermogen van een van de Dochtervennootschappen behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van een zodanige rechtspersoon bevinden, voor zover het verhaal of opeising betreft voor rechten die strekken tot voldoening of tot zekerheid voor de nakoming van verbintenissen waarvoor die rechtspersoon met of naast [verzoekster 1] of [verzoekster 2] aansprakelijk is, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
de behandeling van een jegens [verzoekster 1] of [verzoekster 2] ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst;
de behandeling van een jegens een van de Dochtervennootschappen ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst, voor zover het verzoek betrekking heeft op rechten als hierboven onder (b) bedoeld;
en voorts te bepalen, al dan niet op grond van artikel 379 Fw, dat [bestuurder 1] en [bestuurder 2] , in hun hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [verzoekster 1] B.V. en [verzoekster 2] B.V., zowel individueel als gezamenlijk:
gemachtigd zijn om namens [verzoekster 1] en [verzoekster 2] een onderhands akkoord aan te bieden (als bedoeld in artikel 370 lid 1 en 3 Fw);
de behandeling van een jegens [verzoekster 1] of [verzoekster 2] ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst;
de behandeling van een jegens een van de vennootschappen die behoren tot de Dochtervennootschappen ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt schorst, voor zover het verzoek betrekking heeft op rechten als hierboven onder (b) bedoeld:
in het kader van dit verzoek bevoegd zijn elk van de Dochtervennootschappen te vertegenwoordigen (als bedoeld in artikel 372 lid 3 Fw),
- verklaart op grond van artikel 379 Fw, dat de heer [bestuurder 1] en de heer [bestuurder 2] in hun hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [verzoekster 1] en [verzoekster 2] -
naar Nederlands recht en zolang geen herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 Fw is aangewezen -zowel individueel als gezamenlijk:
a. gemachtigd zijn om namens [verzoekster 1] en [verzoekster 2] een onderhands akkoord voor te bereiden en aan te bieden als bedoeld in artikel 370 lid 1 en 3 Fw;
bevoegd zijn om in het kader van het onderhands akkoord [verzoekster 1] en [verzoekster 2] te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 372 lid 3 Fw;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.D.E. Leppens, voorzitter, mr. A.E. de Vos en mr. I.C. Prenger – de Kwant, rechters, en in aanwezigheid van mr. M. Baremans, in het openbaar uitgesproken door mr. M.D.E. Leppens op 24 november 2022.