ECLI:NL:RBZWB:2022:8627

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
9323712 CV EXPL 21-2816 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van Energie Prestatie Vergoeding in verband met gebreken aan Nul-Op-De-Meter-woning

In deze civiele zaak vordert Stichting TBV, eiseres, betaling van een Energie Prestatie Vergoeding (EPV) van gedaagde, die een Nul-Op-De-Meter-woning huurt. De gedaagde heeft de betaling van de EPV opgeschort, omdat hij stelt dat er gebreken zijn aan de woning die zijn woongenot beïnvloeden. De kantonrechter heeft eerder een tussenvonnis gewezen en heeft nu besloten om deskundigen te benoemen om de klachten van de gedaagde te onderzoeken. De klachten betreffen onder andere de werking van de verwarmingsinstallatie, de temperatuur van de inblaaslucht van de ventilatie-installatie en de capaciteit van het boilervat voor warm water. De kantonrechter overweegt dat de specifieke aard van de NOM-woning en de bijbehorende EPV-overeenkomst een samenhang vertonen die opschorting van de betalingsverplichting kan rechtvaardigen. De zaak wordt aangehouden voor deskundigenonderzoek en partijen worden uitgenodigd om zich uit te laten over de deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd zullen worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer 9323712 CV EXPL 21-2816
vonnis van 22 juni 2022
in de zaak van
Stichting TBV
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
hierna te noemen: TBV,
gemachtigde: mr. M.M. De Cock, advocaat te Tilburg,
tegen
[gedaagde01],
wonende te ( [postcode01 ] ) [plaats01] , [adres01] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. M.C.A.M. van der Meer, advocaat te Tilburg.

1.Het verdere verloop van de procedure.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 15 september 2021 en de daarin genoemde stukken;
b. de brief van 21 januari 2022 van [gedaagde01] , met aanvullende producties;
c. de brief van 25 januari 2022 van TBV, met één aanvullende productie;
d. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 31 januari 2022;
e. de akte na tussenvonnis van TBV, met producties (waaronder een factsheet).
1.2
Hierna is vonnis bepaald.
1.3
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat TBV twee soortgelijke zaken bij de rechtbank heeft aangebracht, bekend onder zaaknummers 9102284 CV EXPL 21-1286 en 9102301 CV EXPL 21-1287. Hoewel deze zaken niet met de onderliggende zaak zijn gevoegd, streeft de kantonrechter ernaar om, gelet op de uniformiteit, de zaken verder, zoveel mogelijk, gelijktijdig te laten verlopen en een gelijkluidende beslissing te nemen.

2.Het geschil

2.1
TBV vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[naam01] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 663,32 aan TBV, te weten de betalingsachterstand berekend tot en met juni 2021, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen ander bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voormelde kosten niet binnen 14 dagen na de betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis zullen zijn voldaan;
II. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de maandelijks verschuldigde huursom (inclusief EPV) met ingang van 1 juli 2021, thans een bedrag van € 714,44 (prijspeil per
1 juli 2021), tot en met de maand waarin in deze procedure vonnis zal worden gewezen, zo lang aan de garantie uit de afnameovereenkomst wordt voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voormelde kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis zullen zijn voldaan;
III. [gedaagde01] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de voormelde kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis zullen zijn voldaan.
2.2
[gedaagde01] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van TBV in de proceskosten.
2.3
Op de stellingen en argumenten van partijen zal hierna, voor zover van belang, in de beoordeling worden ingegaan.

3.De feiten

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende betwist, staat
tussen partijen onder meer het volgende vast.
a. [gedaagde01] huurt met ingang van 15 maart 2018 van TBV de woning staande en
gelegen aan de [adres01] ( [postcode01 ] ) te [plaats01] . Partijen hebben een huur-
overeenkomst gesloten. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de ‘Algemene
huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte ‘ [huisnummer] ’.
b. [gedaagde01] heeft de woning met urgentie toegewezen gekregen.
c. Ruim voordat [gedaagde01] in de woning is gaan wonen, heeft een grootschalige
renovatie van 38 woningen aan de [adres02] en [adres03] te [plaats01]
plaatsgevonden. De bestaande jaren 70 woningen zijn omgebouwd tot Nul-op de Meter-
woningen (NOM-woningen). Deze woningen worden verwarmd met een (bodem)
warmtepomp en een energiebesparende WTW- installatie (Warmte terugwin- installatie).
d. Partijen hebben een afnameovereenkomst gesloten. Dit betreft een aanhangsel bij de huurovereenkomst en is door [gedaagde01] ondertekend. In de afnameovereenkomst is vermeld dat [gedaagde01] een energieprestatievergoeding (EPV) van € 114,00 per maand (prijspeil 2018) aan TBV verschuldigd is. In de afnameovereenkomst staat, voor zover van belang, verder vermeld:

U heeft een overeenkomst met TBV Wonen voor de huur van een woning aan de [adres02] . Uw woning gaat zelf energie opwekken en u gaat aan TBV wonen een bedrag aan energiekosten, de Energieprestatievergoeding (EPV) betalen. Zie onderstaande berekening. Deze bijlage hoort bij uw huurovereenkomst, waarin alle andere afspraken over de huur van uw woning staan.
Een goed geïsoleerde woning met lage energiekosten.
Uw nieuwbouwwoning is goed geïsoleerd en zal dus veel minder energie verbruiken. Door het plaatsen van zonnepanelen wekt uw woning zelfs energie op. Daarmee kunt u bij gemiddeld gebruik volledig in uw energievraag voorzien.
Voorwaarden
TBV Wonen garandeert de hoogte van uw huur- en energieverbruikslasten, met als uitgangspunt voor de Energie Prestatie Vergoeding de volgende prestaties worden geleverd. Uw woning wekt gemiddeld per jaar 4690 kWh elektriciteit op die beschikbaar is voor de volgende jaarlijkse verbruiken:
  • 854 kWh voor ruimteverwarming
  • 1492 kWh voor warm tapwater
  • 400 kWh voor hulpenergie voor ventilatie en monitoring
  • 1944 kWh voor huishoudelijk energieverbruik (denkt u bijvoorbeeld aan energie die u nodig heeft voor huishoudelijke apparaten, koken en verlichting)
Deze verbruiken vertalen we naar de volgende prestaties:
  • Gedurende het gehele jaar kunt u de woning op minimaal 20 graden verwarmen.
  • Dagelijks is er 180 liter warmwater beschikbaar, onder andere om te douchen. Bij standaard kraan doorstroming van 6 liter per minuut komt dat overeen met 30 minuten warm tapwater per dag;
  • U heeft jaarlijks 1944 kWh elektriciteit tot uw beschikking die u vrij kunt besteden aan huishoudelijk verbruik voor bijvoorbeeld televisie, verlichting en andere apparaten.”
e. De renovatiewerkzaamheden zijn in december 2019 opgeleverd.
f. Vanuit de bewoners is er een Klankbordgroep samengesteld. [gedaagde01] maakt daar geen deel meer vanuit. De bewoners zijn ontevreden over het gebruik c.q. het functioneren van de nieuwe technische installaties. Zij hebben bij TBV geklaagd over, samengevat, de temperatuur in de woningen, onvoldoende warm douchewater en het ondervinden van gezondheidsklachten.
g. Voor, tijdens en na de renovatie hebben er meerdere gesprekken/overleggen plaatsgevonden tussen (een afvaardiging van de) Klankbordgroep/TBV en soms ook met door TBV ingeschakelde derden.
h. Bij e-mail van 1 oktober 2018 heeft [gedaagde01] onder meer aan TBV bericht:

Sinds maart dit jaar ben ik de gelukkige bewoner van de, van jullie gehuurde woning aan de [adres01] . Al vrij kort na de sleuteloverdracht werd ik geconfronteerd met diverse gebreken aan de woning, welke in eerste instantie (tijdens de bezichtiging) niet waren opgevallen, maar dit werden er na mate de tijd verstreek echter steeds meer.
(…)
Echter zijn we nu alweer ruim een half jaar verder en zijn diverse problemen, welke het woongenot beperken, nog steeds niet opgelost!
Ik doel daarbij hoofdzakelijk op de tekortkomingen met de warmte-ventilatie en elektriciteit installatie, waaraan alweer ruim een maand geleden is ontdekt dat deze in mijn woning nooit was ingeregeld en er zelfs bepaalde essentiële onderdelen ontbraken om deze installatie überhaupt te kunnen laten werken.”
i. In reactie hierop heeft [naam] , gebiedsontwikkelaar bij TBV, op 29 november 2018 aan [gedaagde01] onder meer bericht:

Op 9 oktober 2018 heb ik uw klacht over ontvangen. Een groot aantal van uw klachten hangt samen met de nazorg van de renovatie, die TBV Wonen in nauwe afstemming met de [firma01] verzorgt. Met deze brief geef ik u informatie over hoe wij met uw klachten zijn omgegaan.
(…)
2. Het niet goed functioneren warmte-, ventilatie en elektriciteitsinstallatie.
In september en oktober onderzocht [firma01] het functioneren van de installaties. Dit onderzoek is gedeeld met de klankbordgroep in een bijeenkomst op 6 november 2018. Wij hebben u ook voor deze bijeenkomst uitgenodigd en u heeft er aan deelgenomen. Conclusie van het onderzoek was dat de installaties in het complex functioneren, maar dat in individuele gevallen nader onderzoek nodig is. In uw geval betekent dit:
  • De warmte- en ventilatie-installaties functioneren conform de eisen;
  • De opbrengt van uw PV-panelen lijkt niet in lijn met verwachtingen. Er is een meter geïnstalleerd die onderzoekt wat er hier aan de hand is. U heeft afgesproken met [firma01] dat u hierover direct contact met de [firma02] onderhoudt;
  • Er zijn verder geen openstaande meldingen op uw adres.
(…).”
j. TBV heeft daarna nog een aantal verbeteringen uitgevoerd. Zo zijn er zonwering, een waterbesparende douchekop en een thermostatische mengkraan aangebracht, is er een thermostaat geïnstalleerd en ook zijn er aanpassingen gedaan aan de stooklijnen van de verwarmingsinstallaties en de klepramen.
k. TBV heeft de EPV kwijtgescholden tot 1 november 2019.
l. Bij brief van 9 november 2019 heeft de klankbordgroep aan TBV bericht;

Uit onze brief van 27 december 2018 blijkt dat wij al vanaf de oplevering van onze woningen, nu twee jaar geleden, diverse malen, op diverse wijzen de problemen die wij sinds de renovatie in onze woningen ervaren, hebben kenbaar gemaakt. Er is geen sprake meer van een gezond en leefbaar klimaat vanwege de warmte in onze woningen. Bovendien voelt het op koude dagen ook koud aan in onze woningen. Daarnaast klagen velen van ons over de droge lucht. Probleem is dat wij op geen enkele wijze invloed hebben op het klimaat van onze woningen, omdat niet wij, maar onze woning bepaalt hoe hoog de temperatuur is. Daarnaast zorgt de boiler bij sommigen van ons voor problemen met douchen, omdat het systeem onvoldoende warm water kan generen om meer dan twee personen na elkaar te kunnen laten douchen.
(…)
Aangezien sinds onze brief van 27 december vorig jaar bijna een jaar is verstreken en nog geen oplossing voor welk probleem dan ook is gerealiseerd, hebben wij besloten om zelf een onafhankelijk bureau in te schakelen om de mogelijkheden van de installatie te onderzoeken en eventuele oplossingen aan te dragen. Tevens zullen wij de GGD of een gespecialiseerd bureau verzoeken een onderzoek naar ons binnenklimaat in te stellen. Afhankelijk van de uitkomsten van deze onderzoeken zullen wij de rechter verzoeken TBV te dwingen tot oplossing van onze problemen. De kosten van de onderzoeken zullen wij op TBV verhalen. Een gang naar de huurcommissie is voor ons uitgesloten, omdat wij niet uit zijn op een verlaging van de huur, maar op oplossing van onze problemen.
Nu nog steeds geen oplossing is gerealiseerd en TBV oplossingen traineert, zullen wij, zoals is afgesproken met de heer [naam03] in het overleg van 27 februari 2019, nog niet tot betaling van de EPV overgaan. Wij gaan ervan uit dat eventueel geinde EPV wordt teruggestort.”
m. Op 17 januari 2020 heeft TBV aan [gedaagde01] bericht:
“(…)
Betaling EPV-vergoeding
TBV blijft van mening dat u EPV verschuldigd bent. TBV heeft wél begrip voor de situatie en wil handelen van de klankbordgroep in het belang van haar huurders aan de [adres02] - en [adres04] . De afspraak met de klankbordgroep is dat u de EPV stort op een centrale rekening. Het risico dat er betalingsproblemen ontstaan inzake de EPV is daarvoor ingeperkt, zowel voor uzelf als voor TBV wonen.
TBV Wonen gaat vanaf heden de EPV niet meer inactief incasseren in geval van achterstand op de EPV-betaling. We volgen wél ons reguliere incassotraject inzake de huurcomponent. Indien u de huurcomponent niet voldoet zullen we de achterstand inzake de EPV daarin
óók meenemen.
TBV behoudt zich het recht om de (verschuldigde) EPV bedragen vanaf 1 november 2019 actief te incasseren vanaf het moment dat TBV de second opinion heeft beoordeeld. In het geval dat rapportage uitblijft zal vanaf 1 juli 2020 de incasso over het verschuldigde bedrag weer opgestart worden. We hanteren dan een aanzeggingstermijn van twee weken.
(…).”
n. Bij brief van 15 februari 2020 heeft TBV aan [gedaagde01] bericht:
“Van de bewonersvereniging [adres02] heb ik begrepen dat u geen lid meer bent van deze bewonersvereniging. De afspraak over het opschorten van de EPV is onder voorwaarde dat deze tijdelijk op de gezamenlijke rekening van de bewonersvereniging wordt gespaard. Dat is niet meer het geval.
Daarmee eindigt onze afspraak dat u EPV kunt sparen via de bewonersvereniging en eindigt dat wij de EPV per 1 januari opschorten.
Vanaf heden incasseren wij weer bij u de door u verschuldigde EPV.
Wij zullen u tevens aan deze betalingsverplichting herinneren, indien u het verschuldigde bedrag EPV niet tijdig aan ons overmaakt.
(…).”
o. Op 24 april 2020 heeft TBV in een brief aan [gedaagde01] onder meer geschreven:

Op 8 april ontvingen wij per e-mail uw klacht inzake het handelen van dhr. [naam] en het niet voldoen van uw woning na de renovatie uit 2018 van de 38 NOM-woningen [adres02] /- [adres04] . Eerder heeft u al een klacht ingediend op 6 november 2018 welke wij uitgebreid beantwoord hebben op 14 februari 2020 en op 20 maart 2020 welke we nog in onderzoek hebben.
(…)
Ten derde geeft u aan van mening te zijn dat uw géén EPV aan TBV wonen verschuldigd bent aangezien de klachten inzake uw woning nog niet zijn opgelost. Dat is niet correct. We hadden tot 1 november 2019 de EPV betaling voor alle huurders opgeschort aangezien wij samen met de klankbordgroep werkten aan een renovatieontwerp 2.0. Zoals aan u en de overige huurders van het complex gecommuniceerd hebben wij dit traject eind 2019 afgerond. De woning voldoet aan de afspraken zoals met u gemaakt bij de renovatie, aan het huurcontract en de additionele overeenkomst inzake de EPV-vergoeding en de wettelijke eisen die aan de woning gesteld worden.
Op grond daarvan bent u EPV-vergoeding aan ons verschuldigd. Ik zal dit doorgeven aan onze incasso-afdeling
(…).”
p. Er hebben, in opdracht van TBV, diverse onderzoeken plaatsgevonden. Door Tausch Projects is op 25 juni 2020 schriftelijk verslag gedaan. Het rapport van de Van Delft Groep dateert van 19 november 2020.
q. Bij brief van 30 juni 2020 heeft TBV aan [gedaagde01] bericht dat uit de onderzoeken is gebleken dat de woning op 1 november 2019 volledig voldeed aan de eisen die TBV en de overheid stellen aan de kwaliteit van een woning, dat met terugwerkende kracht tot 1 november 2019 de EPV moet worden betaald en dat de incasso van de EPV vanaf 1 augustus 2020 weer geïnd gaat worden.
r. [gedaagde01] (en ook andere) bewoners ervaart nog steeds problemen door de nieuw aangebrachte installaties.
s. De woning van [gedaagde01] heeft in 2020 5834 kWh opgewekt.

4.De beoordeling

4.1
De kantonrechter stelt voorop dat TBV betaling vordert van de EPV vanaf november 2019.
4.2
[gedaagde01] heeft gedurende een aantal maanden de EPV niet betaald dan wel de betaling van de EPV opgeschort, omdat er volgens hem sprake was (en is) van (comfort)gebreken aan het gehuurde. TBV betwist dit. Volgens haar voldoet de woning vanaf 1 november 2019 aan de daaraan te stellen eisen.
4.3
Artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (BV) bepaalt dat een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen de vordering en de verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. Hoewel de betalingsverplichting van de EPV voortvloeit uit de afnameovereenkomst, acht de kantonrechter bedoelde samenhang aanwezig, gelet op de specifieke aard van de woning -een NOM-woning- en de daarbij behorende EPV-overeenkomst. De klachten van [gedaagde01] zien ook specifiek op aspecten die voortkomen uit de renovatie van de jaren 70 woning naar een NOM-woning. Daar komt bij dat TBV heeft ingestemd met opschorting van de betaling van de EPV over de periode tot uiteindelijk november 2019.
4.4
Vraag is of [gedaagde01] zich terecht op opschorting heeft beroepen. In dat kader moet worden beoordeeld of sprake is van (een) gebrek(en) aan de woning.
4.5
Artikel 7:204 lid 2 BW omschrijft een ‘gebrek’ als een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft.
4.6
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Het gaat hier om een jaren 70 woning die is omgebouwd tot een NOM-woning. Het concept van een NOM-woning is dat het netto energieverbruik tot nul wordt gereduceerd. Om dat te bereiken zijn er in de woning van [gedaagde01] onder meer een bodemwaterpomp, een warmte-terug-win-unit, extra isolatie, ventilatie alsmede zonnepanelen aangebracht. Met name op de onderdelen verwarming, ventilatie, gebruik van energie (voor verwarming en warm tapwater) voorziet een NOM-woning in een ander comfort dan een woning met traditionele voorzieningen op deze onderdelen. Zo is de verwarming in een traditionele woning dynamischer: de woning kan sneller opgewarmd worden en sneller worden afgekoeld, ventilatie kan sterker worden beïnvloed door het open zetten van ramen en deuren en onbeperkt warmtapwater is beschikbaar. Deze woningen gebruiken evenwel veel meer energie doordat snel opwarmen en snel afkoelen veel energie gebruikt en bij ventilatie veel binnenwarmte verloren gaat of koude van buiten snel binnenkomt. Een NOM-woning heeft de eigenschap dat deze onderdelen veel gecontroleerder en gelijkmatiger verlopen. Dat betekent dat de temperatuur in de woning niet snel kan worden verhoogd of verlaagd, er niet veel en snel kan worden geventileerd en er niet onbeperkt warmtapwater beschikbaar is. Naast deze verschillen, die de bewoner als een beperking van zijn woongenot kan ervaren, staat het voordeel van een grote besparing van energie. In het licht van transitie van een samenleving waarin op traditionele wijze energie wordt gebruikt naar een duurzame samenleving, acht de kantonrechter in beginsel gerechtvaardigd dat van de bewoners dit verschil in comfort mag worden gevraagd. Een goed functionerende NOM-woning, met dit inherente verschil van comfort, is daarom geen woning met gebreken. Partijen twisten evenwel over de vraag of sprake is van een goed functionerend systeem. De klachten van [gedaagde01] zullen achtereenvolgens worden besproken.
Temperatuur
4.7
[gedaagde01] heeft, samengevat, aangevoerd dat een verwarming die haast volledig afhankelijk is van conventiestromen en niet van warmtestralen niet het juiste warmtegevoel geeft. Conventie is steeds afhankelijk van de luchtstroom waarbij warme lucht stijgt en koude lucht weer wordt aangevoerd van onder af. Dit betekent dat er steeds een koudere luchtstroom door een ruimte gaat. Dit kan opgelost worden door het aanbrengen van speciale radiatoren. Nu is er gebruikt gemaakt van de oude radiatoren. Volgens [gedaagde01] zit de warme lucht per definitie altijd bovenin de kamer en komt het pas weer op gang als er nog warmere lucht wordt aangevoerd, dat dan weer energie kost, waardoor de energiekosten steeds maar oplopen. Aangezien er sprake is van een koude luchtvoer in de koude maanden, kan [gedaagde01] de woning op geen enkele manier geriefelijk of comfortabel warm krijgen.
4.8
Gelet op het voorgaande en hetgeen de kantonrechter ambtshalve uit de andere zaken bekend is geworden, ziet de kantonrechter aanleiding om zich te laten voorlichten door deskundigen over de vraag of de (her)gebruikte radiatoren geschikt zijn voor dit systeem, nu het gaat om een laag temperatuur warmteopwekker en een hoog temperatuur afgiftesysteem en zo ja, wat de consequenties daarvan zijn voor de warmtevoorziening in de woning. Indien de (her)gebruikte radiatoren, niet geschikt blijken te zijn voor het (nieuwe) systeem wordt de deskundigen gevraagd om aan te geven welke, zoveel mogelijk in het aanwezige systeem passende, duurzame oplossingen zij zien.
Tocht
4.9
Zoals uit het voorgaande blijkt heeft [gedaagde01] ook aangevoerd tocht te ervaren. TBV erkent dat bewoners nabij inblaasventielen van de ventilatie enige tocht (in de zin van luchtstromen) kunnen ervaren. Zij stelt echter dat het inherent is aan het systeem dat er koudere lucht, minimaal 16 graden wordt toegevoerd en inblaasventielen niet kunnen worden dichtgezet.
4.1
De kantonrechter ziet in de klacht van [gedaagde01] aanleiding om aan de deskundigen de vraag voor te leggen of er een norm is voor de temperatuur van de inblaaslucht van een in een NOM-woning aangebrachte WTW-installatie en zo ja, of het systeem daaraan voldoet. Mocht er geen norm zijn, dan wil de kantonrechter van de deskundigen weten of een inblaastemperatuur van 16 graden voldoet aan de in redelijkheid daaraan te stellen eisen.
Relatieve luchtvochtigheid
4.11
Verder heeft [gedaagde01] gesteld dat het binnenklimaat in zijn woning te droog is en hij als gevolg daarvan gezondheidsklachten ervaart.
4.12
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde01] zijn stelling dat de relatieve luchtvochtigheid in zijn woning te laag is, niet althans onvoldoende gestaafd met onderzoeksgegevens dan wel andere (objectieve) stukken. Voor zover [gedaagde01] wel in zijn stelling zou worden gevolgd, overweegt de kantonrechter dat het plaatsen van een of meer luchtbevochtigers in de woning eraan kan bijdragen dat de luchtvochtigheidsgraad stijgt. Dit is ter zitting door beide partijen ook onderkend. De aanschaf van (een) dergelijke luchtbevochtiger(s) brengt geringe kosten met zich mee. Niet valt in te zien dat dat niet van een huurder zou kunnen worden gevergd, waarbij de kantonrechter wel opmerkt dat TBV mogelijk -coulancehalve- een deel die van kosten op zich kan nemen.
Warm douchewater
4.13
Volgens [gedaagde01] is het in de woning geplaatste boilervat ongeschikt voor bewoning van vier personen. Gesteld is dat onder ander bij andere huurders is gebleken dat niet meer dan drie personen na elkaar warm kunnen douchen. TBV stelt dat er wel voldoende warm (douche)water is voor een gezin van vier.
4.14
De kantonrechter stelt vast dat in het Bewonershandboek is vermeld dat in de woning een boilervat van 180 liter wordt geplaatst en dat het boilervat voldoende capaciteit heeft voor minimaal 48 minuten onafgebroken douchen.
4.15
Niet ter discussie staat dat de NOM-woningen aan de [adres02] en [adres03] eengezinswoningen betreffen. Beoordeeld moet dan ook worden of het geplaatste boilervat geschikt is voor een vierpersoonshuishouden. Dat [gedaagde01] de enige bewoner is van de woning is dan ook niet bepalend. Ook ten zien de vraag naar de geschiktheid van het boilervat wil de kantonrechter zich laten voorlichten door deskundigen. In de door TBV overgelegde factsheet wordt ten aanzien van de warmwatervoorziening verwezen naar wat daarover in ‘Woningborg 2020’ staat. De kantonrechter wil van de deskundigen weten wat de norm is voor warmwatervoorziening bij een vierpersoonshuishouden: moet van Woningborg 2020 worden uitgegaan, dan wel is er sprake van een andere (NEN)norm of in de branche gebruikelijke norm, en voldoet de woning daaraan?
Hoe verder?
4.16
Gezien het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om deskundigen te benoemen.
4.17
De kantonrechter is voornemens als deskundigen te benoemen de heer ing.
[deskundige01] en de heer ing. [deskundige02] , beiden werkzaam bij TNO, locatie Delft.
4.18
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van het onderzoek en het honorarium van de deskundige voor rekening van TBV komt. De deskundige heeft te kennen gegeven dat de kosten van het onderzoek (in de drie zaken) door hem worden begroot op € 17.061,00 inclusief btw. De specificatie van het voorschotbedrag (de offerte) zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht.
4.19
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar na te melden rolzitting zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de deskundigen, de aan hen voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot.
4.2
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
beveelt dat een onderzoek door deskundigen zal worden ingesteld en formuleert voorlopig de volgende vraagpunten:
- Zijn de (her)gebruikte radiatoren geschikt voor het aangebrachte systeem waarbij het gaat om een laag temperatuur warmteopwekker en een hoog temperatuur afgiftesysteem? Zo nee, welke, zoveel mogelijk in het aanwezige systeem passende, duurzame oplossingen zijn er?
- Is er een norm voor de temperatuur van inblaaslucht van een in een NOM-woning aangebrachte WTW-installatie? Zo ja, voldoet het systeem daaraan?
- Indien er geen norm is, voldoet een inblaastemperatuur van 16 graden aan de in redelijkheid daaraan te stellen eisen? Zo ja, waarom wel en zo nee, waarom niet?
- Is er een norm voor de warmwatervoorziening voor een vierpersoonshuishouden? Moet daarbij van Woningborg 2020 worden uitgegaan, dan wel is er een andere (NEN)norm of in de branche gebruikelijke norm? Zo ja, voldoet de woning daaraan?
- Heeft u nog andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
5.2
bepaalt dat de deskundigen onderzoekshandelingen in de woning kunnen verrichten, voor zover de deskundigen dat noodzakelijk oordelen voor het onderzoek;
5.3
stelt voor om tot deskundigen te benoemen de heer. ing. [deskundige01] en de heer ing.
[deskundige02] , werkzaam bij TNO, locatie Delft;
5.4
deelt mede dat het voorschot voor de deskundigen, dat door TBV dient te worden voldaan, wordt begroot op € 17.061,00 inclusief btw;
5.5
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 6 juli 2022 om 09.00 uurvoor akte na tussenvonnis, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de persoon van de deskundigen, de aan hen voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot;
5.6
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.