ECLI:NL:RBZWB:2022:8626

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
9102284 CV EXPL 21-1286
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Eijssen-Vruwink
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde energieprestatievergoeding en geschil over de functionaliteit van een Nul-Op-De-Meter-woning

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting TBV en [gedaagde in conventie01] c.s. over de betaling van een energieprestatievergoeding (EPV) en de functionaliteit van een Nul-Op-De-Meter-woning. TBV vorderde betaling van € 1.508,65 aan EPV-vergoeding voor de periode van november 2019 tot en met februari 2021, alsook de maandelijks verschuldigde EPV-vergoeding vanaf maart 2021. [gedaagde in conventie01] c.s. voerde verweer en stelde dat er gebreken aan de woning waren, waardoor de betaling van de EPV opgeschort kon worden. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende samenhang was tussen de vorderingen in conventie en reconventie, en dat de klachten van [gedaagde in conventie01] c.s. over de woning, zoals temperatuurproblemen en onvoldoende warm water, aan de orde moesten komen. De rechtbank heeft besloten deskundigen te benoemen om de technische aspecten van de woning te onderzoeken, waaronder de geschiktheid van de radiatoren en de warmwatervoorziening voor een vierpersoonshuishouden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de kosten van het deskundigenonderzoek komen voor rekening van TBV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaaknummer: 9102284 CV EXPL 21-1286
vonnis van 22 juni 2022
in de zaak van
Stichting TBV,
gevestigd te Tilburg,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: TBV,
gemachtigde: mr. M.M. de Cock,
tegen

1.[gedaagde in conventie01] ,

2. [gedaagde in conventie02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde in conventie01] c.s.,
procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van het geding

In conventie en in reconventie
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 juni 2021;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- de aantekeningen van de op 2 november 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.
1.3.
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat TBV in een soortgelijke zaak die zij bij deze rechtbank heeft aangebracht, bekend onder zaaknummer 9323712 CV EXPL 21-2816, een factsheet heeft ingebracht. De kantonrechter zal deze factsheet onderdeel laten uitmaken van deze procedure en heeft deze daarom gelijktijdig met dit vonnis aan [gedaagde in conventie01] c.s. laten sturen. [gedaagde in conventie01] c.s. zal de gelegenheid krijgen om op de factsheet te reageren in de op termijn door hem te nemen conclusie na deskundigenbericht.

2.Het geschil

In conventie
2.1.
TBV vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde in conventie01] c.s. tot betaling van:
I. € 1.508,65 aan EPV-vergoeding berekend over de maanden november 2019 tot en met de februari 2021;
II. de maandelijks verschuldigde EPV-vergoeding met ingang van de maand maart 2021 tot en met de maand waarin vonnis is gewezen (prijspeil januari 2021: € 108,86 per maand en in oktober 2021 opnieuw te indexeren), zolang aan de garanties uit de afnameovereenkomst wordt voldaan;
III. de proces- en nakosten;
IV. de wettelijke rente over het onder I, II en III gevorderde, indien die kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis zijn voldaan.
2.2.
[gedaagde in conventie01] c.s. voert uitvoerig verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van TBV in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van TBV in de proceskosten.
In reconventie
2.3.
[eiser in reconventie01] c.s. vordert:
Primair:
I. machtiging van de kantonrechter om de gebreken, te weten:
a. het niet kunnen regelen van de temperatuur;
b. het niet kunnen realiseren van temperaturen van 24 à 25 ℃, althans aangename temperaturen in de woonkamer en keuken;
c. het niet kunnen realiseren van temperaturen van 16 à 18 ℃ in de slaapkamers;
d. het te langdurig blootstellen aan te hoge temperaturen;
e. het ervaren van een gevoel van tocht;
f. de te lage relatieve luchtvochtigheid;
g. het tekort aan warm douchewater;
h. het te hoge geluidsniveau van de WTW-unit;
te laten verhelpen op kosten van TBV;
II. veroordeling van TBV tot betaling van € 1.621,40 aan onderzoekskosten van [naam01] .
Subsidiair:
TBV, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot:
I. nakoming van de gesloten overeenkomst door het verrichten van de handelingen welke noodzakelijk zijn om de problemen, te weten:
a. het niet kunnen regelen van de temperatuur;
b. het niet kunnen realiseren van temperaturen van 24 à 25 ℃, althans aangename temperaturen in de woonkamer en keuken;
c. het niet kunnen realiseren van temperaturen van 16 à 18 ℃ in de slaapkamers;
d. het te langdurig blootstellen aan te hoge temperaturen;
e. het ervaren van een gevoel van tocht;
f. de te lage relatieve luchtvochtigheid;
g. het tekort aan warm douchewater;
h. het te hoge geluidsniveau van de WTW-unit;
binnen zes maanden na het te wijzen vonnis op te lossen;
II. veroordeling van TBV tot betaling van € 1.621,40 aan onderzoekskosten van [naam01] .
2.4.
TBV voert uitvoerig verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser in reconventie01] c.s. in zijn vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eiser in reconventie01] c.s. in de proces- en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis zijn voldaan.
In conventie en in reconventie
2.5.
Op de stellingen en argumenten van partijen zal hierna, voor zover van belang, in de beoordeling worden ingegaan.

3.De feiten

In conventie en in reconventie
3.1.
[gedaagde in conventie01] c.s. is met ingang van 5 december 2006 huurder van de door TBV verhuurde jaren 70 woning aan de [adres01] te [plaats] .
3.2.
TBV heeft in 2016 een grootschalige renovatie aangekondigd voor haar huurwoningen aan de [straatnaam01] en [straatnaam02] te [plaats] . Kort gezegd zouden de bestaande woningen omgebouwd worden tot een zogenaamde Nul-Op-de-Meter-woning (hierna: NOM-woning).
3.3.
Vanuit de bewoners is er een Klankbordgroep samengesteld. [gedaagde in conventie01] maakt daar deel vanuit.
3.4.
Het “Bewonersboek [straatnaam01] en [straatnaam02] ” van 22 juli 2016 (hierna: het Bewonersboek) omvat het definitieve renovatieplan. Daaraan voorafgaand hebben er onder meer diverse bewonersbijeenkomsten plaatsgevonden.
3.5.
[gedaagde in conventie01] c.s. heeft op 25 november 2016 de akkoordverklaring “NOM aanpak [straatnaam01] en [straatnaam02] 1e helft 2017” ondertekend.
3.6.
Partijen hebben vervolgens een afnameovereenkomst gesloten. Dit betreft een aanhangsel bij de huurovereenkomst en is door [gedaagde in conventie01] c.s. ondertekend op 25 februari 2017. In de afnameovereenkomst is vermeld dat [gedaagde in conventie01] c.s. een energieprestatievergoeding (hierna: epv) van € 104,-- per maand (te vermeerderen met een jaarlijkse inflatiecorrectie) gaat betalen vanaf oplevering na de renovatie en TBV een jaarlijkse opbrengst van de zonnepanelen van tenminste 4690 kWh garandeert, bij een gemiddeld klimaatjaar.
3.7.
Meer dan 70% van de huurders van de woningen aan de [straatnaam01] en [straatnaam02] heeft ingestemd met het renovatievoorstel.
3.8.
De renovatiewerkzaamheden zijn in december 2019 opgeleverd.
3.9.
De bewoners zijn ontevreden over het gebruik c.q. functioneren van de nieuwe technische installaties. Zij hebben bij TBV (bij monde van de Klankbordgroep) geklaagd over – samengevat – de temperatuur in de woningen, onvoldoende warm douchewater en het ondervinden van gezondheidsklachten.
3.10.
Voor, tijdens en na de renovatie hebben er meerdere gesprekken / overleggen plaatsgevonden tussen (een afvaardiging van) de Klankbordgroep, TBV en soms ook met door TBV ingeschakelde derden.
3.11.
TBV heeft daarna nog een aantal verbeteringen uitgevoerd. Zo zijn er zonwering, een waterbesparende douchekop en een thermostatische mengkraan aangebracht, is er een thermostaat geïnstalleerd en ook zijn er aanpassingen gedaan aan de stooklijnen van de verwarmingsinstallatie en de klepramen.
3.12.
TBV heeft de epv kwijtgescholden tot 1 november 2019.
3.13.
Er hebben, in opdracht van TBV, diverse onderzoeken plaatsgevonden. Door Tausch Projects is op 25 juni 2020 schriftelijk verslag gedaan. Het rapport van de Van Delft Groep dateert van 19 november 2020.
3.14.
Bij brief van 30 juni 2020 heeft TBV aan [gedaagde in conventie01] c.s. bericht dat uit de onderzoeken is gebleken dat de woning op 1 november 2019 volledig voldeed aan alle eisen die TBV en de overheid stellen aan de kwaliteit van een woning, dat met terugwerkende kracht tot 1 november 2019 de epv moet worden betaald en dat de incasso van de epv vanaf 1 augustus 2020 weer geïnd gaat worden.
3.15.
[gedaagde in conventie01] c.s. is, ondanks sommatie, niet overgegaan tot betaling van de epv.
3.16.
[gedaagde in conventie01] c.s. (en ook andere bewoners) ervaart nog steeds problemen door de nieuw aangebrachte installaties.
3.17.
De opbrengst van de bij [gedaagde in conventie01] c.s. aangebrachte zonnepanelen bedroeg in 2019 6207 kWh en in 2020 6325 kWh.

4.beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden besproken.
4.2.
TBV vordert betaling van de epv vanaf november 2019.
4.3.
Tussen partijen is als zodanig niet in geding de hoogte van de epv en de in beginsel verschuldigdheid daarvan. [gedaagde in conventie01] c.s. heeft de betaling van de epv opgeschort omdat er volgens hem nog altijd sprake is van (comfort)gebreken aan het gehuurde. TBV betwist dit. Volgens haar voldoet de woning vanaf november 2019 aan de daaraan te stellen eisen.
4.4.
Artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen de vordering en de verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. Hoewel de betalingsverplichting van de epv voortvloeit uit de afnameovereenkomst en de vordering van [gedaagde in conventie01] c.s. op TBV – herstel van de gebreken middels een rechterlijke machtiging – ziet op (beweerdelijke) verplichtingen van TBV uit hoofde van de huurovereenkomst, acht de kantonrechter bedoelde samenhang in dit geval aanwezig gelet op de specifieke aard van de woning – een NOM-woning – en de daarbij behorende epv-overeenkomst. De klachten van [gedaagde in conventie01] c.s. zien ook specifiek op aspecten die voortkomen uit de renovatie van de jaren 70 woning naar een NOM-woning. Daar komt bij dat TBV heeft ingestemd met opschorting van de betaling van de epv over de periode tot uiteindelijk november 2019.
4.5.
Vraag is of [gedaagde in conventie01] c.s. zich terecht beroept op opschorting. In dat kader moet beoordeeld worden of sprake is van (een) gebrek(en) aan de woning.
4.6.
Artikel 7:204 lid 2 BW omschrijft een ‘gebrek’ als een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft.
4.7.
Artikel 7:204 lid 2 BW omschrijft een ‘gebrek’ als een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft.
4.8.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Het gaat hier om een jaren 70 woning die is omgebouwd tot een NOM-woning. Het concept van een NOM-woning is dat het netto energieverbruik tot nul wordt gereduceerd. Om dat te bereiken zijn er in de woning van [gedaagde in conventie01] c.s. onder meer een bodemwaterpomp, een warmte-terug-win-unit, extra isolatie, ventilatie alsmede zonnepanelen aangebracht. Met name op de onderdelen verwarming, ventilatie en gebruik van energie (voor verwarming en warm tapwater) voorziet een NOM-woning in een ander comfort dan een woning met traditionele voorzieningen op deze onderdelen. Zo is de verwarming in een traditionele woning dynamischer: de woning kan sneller worden opgewarmd en sneller worden afgekoeld, ventilatie kan sterker worden beïnvloed door het open zetten van ramen en deuren en onbeperkt warmtapwater is beschikbaar. Deze woningen gebruiken evenwel veel meer energie doordat snel opwarmen en afkoelen veel energie gebruikt en bij ventilatie veel binnenwarmte verloren gaat of koude van buiten snel binnenkomt. Een NOM-woning heeft de eigenschap dat deze onderdelen veel gecontroleerder en gelijkmatiger verlopen. Dat betekent dat de temperatuur in de woning niet snel kan worden verhoogd of verlaagd, er niet veel en snel kan worden geventileerd en er niet onbeperkt warm tapwater beschikbaar is. Naast deze verschillen, die de bewoner als een beperking van zijn woongenot kan ervaren, staat het voordeel van een grote besparing van energie. In het licht van de transitie van een samenleving waarin op traditionele wijze energie wordt gebruikt naar een duurzame samenleving, acht de kantonrechter in beginsel gerechtvaardigd dat van de bewoners dit verschil in comfort mag worden gevraagd. Een goed functionerende NOM-woning, met dit inherente verschil van comfort, is daarom geen woning met gebreken. Partijen twisten evenwel over de vraag of sprake is van een goed functionerend systeem. De klachten van [gedaagde in conventie01] c.s. zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.
Temperatuur
4.9.
De tegenvorderingen in het petitum onder a tot en met d zien allemaal op de temperatuur in de woning.
4.10.
[gedaagde in conventie01] c.s. klaagt allereerst over de onmogelijkheid om de temperatuur in de woning zelf te kunnen regelen. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde in conventie01] c.s. met de komst van het nieuwe systeem nog maar marginaal de mogelijkheid heeft om de temperatuur in zijn woning te reguleren. Hoezeer de kantonrechter ook begrijpt dat dit vervelend kan zijn, en vooral anders is dan in de oude situatie, rechtvaardigt dit enkele feit, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, nog niet de conclusie dat sprake is van een gebrek. Helaas voor [gedaagde in conventie01] c.s. is dit een consequentie van het nieuwe systeem. Terug naar de situatie waarin de temperatuur wél zelf regelbaar is, is alleen dan mogelijk indien het hele concept van een NOM-woning zou worden verlaten. Dit kan en mag niet van TBV worden gevergd. Overigens is ter zitting desgevraagd van de zijde van [gedaagde in conventie01] c.s. ook zelf aangegeven dat geen terugkeer naar de oude staat wordt gevraagd.
4.11.
Ook klaagt [gedaagde in conventie01] c.s. erover dat het in de slaapkamers het hele jaar door te warm is en dat het in de rest van de woning in de lente, zomer en de herfst te warm is en in de winter juist te koud. Hij stelt dat de combinatie van een laag temperatuur warmteopwekker (de warmtepomp) en een hoog temperatuur afgiftesysteem (radiatoren) niet (goed) met elkaar matcht. Hij wijst er daarbij op dat de heer [naam02] , technisch commercieel adviseur bij Zehnder Group Nederland (de leverancier van de WTW-unit) in een contact met mevrouw [naam03] op 23 maart 2021 als mogelijke oorzaak van de koude luchtstroom een koude brug aangaf, maar hij het waarschijnlijker achtte dat het afgiftesysteem niet voldoet. Ook wijst [gedaagde in conventie01] c.s. op een (verslag van een) op 24 mei 2016 plaatsgevonden overleg waarbij het vervangen van de radiatoren op de begane grond door convectoren met een boost-functie als oplossing is geboden en waarvan de heer [naam04] van TBV heeft gezegd dat het merendeel van de klachten daarmee zou zijn opgelost.
4.12.
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om zich te laten voorlichten door deskundigen over de vraag of de (her)gebruikte radiatoren geschikt zijn voor dit systeem nu het gaat om een laag temperatuur warmteopwekker en een hoog temperatuur afgiftesysteem. Indien de (her)gebruikte radiatoren niet geschikt blijken te zijn voor het (nieuwe) systeem wordt de deskundigen gevraagd om aan te geven welke, zoveel mogelijk in het aanwezige systeem passende, duurzame oplossingen zij zien.
Tocht
4.13.
[gedaagde in conventie01] c.s. stelt verder in de woning tocht te ervaren. TBV erkent dat bewoners nabij de inblaasventielen van de ventilatie enige tocht (in de zin van luchtstromen) kunnen ervaren. Zij stelt echter dat het inherent is aan het systeem dat er koudere lucht, minimaal 16 graden, wordt toegevoerd en inblaasventielen niet kunnen worden dichtgezet.
4.14.
Vast staat dat er op 20 juli 2016 een Bewoners informatieavond [straatnaam01] heeft plaatsgevonden. [gedaagde in conventie01] c.s. heeft als productie 9 de presentatie van TBV overgelegd. Uit die presentatie volgt dat bewoners erover zijn geïnformeerd dat lucht toe- en afvoer via de zijkant (sleuf of rooster) zou gaan plaatsvinden en de toevoerlucht voorverwarmd zou worden tot ongeveer 16 graden. Dat de toevoerlucht niet de kamertemperatuur had, was dus van tevoren bij de bewoners bekend, althans had dat moeten zijn. De kantonrechter ziet in de klacht van [gedaagde in conventie01] c.s. evenwel aanleiding om aan de deskundigen de vraag voor te leggen of er een norm is voor de temperatuur van inblaaslucht van een in een NOM-woning aangebrachte WTW-installatie en zo ja, of het systeem daaraan voldoet. Mocht er geen norm zijn, dan wil de kantonrechter van de deskundigen weten of een inblaastemperatuur van 16 graden voldoet aan de in redelijkheid daaraan te stellen eisen.
Relatieve luchtvochtigheid
4.15.
[gedaagde in conventie01] c.s. stelt dat het binnenklimaat in zijn woning te droog is en dat hij als gevolg daarvan gezondheidsklachten ervaart. Ook is daardoor in woningen onder meer het stucwerk losgekomen van het plafond en zijn vloeren en meubels aangetast. TBV betwist dit.
4.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde in conventie01] c.s. zijn stelling dat de relatieve luchtvochtigheid in zijn woning te laag is, onvoldoende onderbouwd. Hij staaft deze stelling ook niet met onderzoeksgegevens dan wel andere (objectieve) stukken. Voor zover [gedaagde in conventie01] c.s. wél in zijn stelling zou worden gevolgd, overweegt de kantonrechter dat het plaatsen van één of meer luchtbevochtigers in de woning eraan kan bijdragen dat de luchtvochtigheidsgraad stijgt. Dit is ter zitting ook door beide partijen onderkend. De aanschaf van (een) dergelijke luchtbevochtiger(s) brengt geringe kosten met zich mee. Niet valt in te zien dat dat niet van een huurder zou kunnen worden gevergd, waarbij de kantonrechter wel opmerkt dat TBV mogelijk – coulancehalve – een deel van die kosten op zich kan nemen.
Warm douchewater
4.17.
Volgens [gedaagde in conventie01] c.s. is het in de woning geplaatste boilervat ongeschikt voor bewoning van vier personen omdat niet meer dan drie personen na elkaar warm kunnen douchen. TBV stelt dat er wél voldoende warm (douche)water is voor een gezin van vier.
4.18.
De kantonrechter stelt vast dat in het Bewonershandboek is vermeld dat in de woning een boilervat van 180 liter wordt geplaatst en dat het boilervat voldoende capaciteit heeft voor minimaal 48 minuten onafgebroken douchen.
4.19.
Niet ter discussie staat dat de NOM-woningen aan de [straatnaam01] en [straatnaam02] eengezinswoningen betreffen. Beoordeeld moet dan ook worden of het geplaatste boilervat geschikt is voor een vierpersoonshuishouden. Ook ten aanzien van de vraag naar de geschiktheid van het boilervat wil de kantonrechter zich laten voorlichten door deskundigen. In de factsheet is ten aanzien van de warmwatervoorziening verwezen naar wat daarover in ‘Woningborg 2020’ staat. De kantonrechter wil van de deskundigen weten wat de norm is voor de warmwatervoorziening bij een vierpersoonshuishouden; moet van Woningborg 2020 worden uitgegaan, dan wel is er een andere (NEN)norm of in de branche gebruikelijke norm, en voldoet de woning daaraan?
Geluidsniveau van de WTW-unit
4.20.
[gedaagde in conventie01] c.s. stelt dat het geluidsniveau van de in zijn woning geplaatste WTW-unit boven het wettelijk toegestane maximum van 40 decibel uitkomt. TBV betwist dat in de verblijfsruimtes sprake is van een overschrijding van het maximaal toegestane geluidsniveau.
4.21.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde in conventie01] c.s. zijn stelling niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld of bij de metingen gebruik is gemaakt van een deugdelijk meetinstrument en evenmin hoe en onder welke omstandigheden de metingen precies zijn verricht. Daarnaast vindt de stelling van [gedaagde in conventie01] c.s. geen steun in de door de Van Delft Groep , in opdracht van TBV, verrichte metingen bij de woning aan de [adres02] . Uit die metingen volgt namelijk dat in geen enkele verblijfsruimte het geluidsniveau van de WTW-unit de 40 decibel overschrijdt. Geconcludeerd moet dan ook worden dat voor wat betreft deze klacht geen sprake is van een gebrek.
Hoe verder?
4.22.
Gezien het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om deskundigen te benoemen.
4.23.
De kantonrechter is voornemens als deskundigen te benoemen de heer ing. [deskundige01] en de heer ing. [deskundige02] , beiden werkzaam bij TNO. Deze personen hebben in de reactie op het verzoek aangegeven bereid te zijn als deskundige op te treden, hun werkzaamheden beschreven en daarbij enkele opmerkingen geplaatst. De kantonrechter vraagt partijen met name de opmerkingen bij sub 1) en 2) aandacht te geven. Bij 1) vraagt de deskundige aan de rechtbank om een afspraak te maken. Dat zal evenwel aan partijen zelf worden overgelaten. Aan het slot van 2) maakt de deskundige een opmerking ter zake informatie over de radiatoren die, zo lijkt het, TBV mogelijk kan beantwoorden. Een afschrift van deze reactie op het verzoek, zal aan partijen bij dit tussenvonnis worden meegezonden.
4.24.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van het onderzoek en het honorarium van de deskundigen voor rekening van TBV komt. De deskundigen hebben te kennen gegeven dat de kosten van het onderzoek door hen worden begroot op € 17.061,- inclusief btw. De specificatie van het voorschotbedrag (de offerte) zal als bijlage aan dit vonnis worden gehecht.
4.25.
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar na te melden rolzitting zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de deskundigen, de aan hen voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot.
4.26.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie en in reconventie
5.1.
beveelt dat een onderzoek door deskundigen zal worden ingesteld en formuleert voorlopig de volgende vraagpunten:
- Zijn de (her)gebruikte radiatoren geschikt voor het aangebrachte systeem waarbij het gaat om een laag temperatuur warmteopwekker en een hoog temperatuur afgiftesysteem? Zo nee, welke, zoveel mogelijk in het aanwezige systeem passende, duurzame oplossingen zijn er?
- Is er een norm voor de temperatuur van inblaaslucht van een in een NOM-woning aangebrachte WTW-installatie? Zo ja, voldoet het systeem daaraan?
- Indien er geen norm is, voldoet een inblaastemperatuur van 16 graden aan de in redelijkheid daaraan te stellen eisen? Zo ja, waarom wel en zo nee, waarom niet?
- Is er een norm voor de warmwatervoorziening voor een vierpersoonshuishouden? Moet daarbij van Woningborg 2020 worden uitgegaan, dan wel is er een andere (NEN)norm of in de branche gebruikelijke norm? Zo ja, voldoet de woning daaraan?
- Heeft u nog andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
5.2.
bepaalt dat de deskundigen onderzoekshandelingen in de woning kunnen verrichten, voor zover de deskundigen dat noodzakelijk oordelen voor het onderzoek;
5.3.
stelt voor om tot deskundigen te benoemen de heer ing. [deskundige01] en de heer ing. [deskundige02] , beiden werkzaam bij TNO;
5.4.
deelt mee dat het voorschot voor de deskundigen, dat door TBV dient te worden voldaan, wordt begroot op € 17.061,- inclusief btw;
5.5.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 6 juli 2022 om 09.00 uurvoor akte na tussenvonnis, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de persoon van de deskundigen, de aan hen voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink, en is, bij haar afwezigheid, in het openbaar uitgesproken door mr. Rouwen op 22 juni 2022.