Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.1. Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 26 juni 2020
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 27 mei 2021
- de akte met producties van de zijde van [gedaagde01]
- de akte van de zijde van [eiser01] .
2.De feiten
3.Het geschil
betwist voorts dat hij gepachte niet persoonlijk gebruikt. Hij heeft dit eigen gebruik toegelicht aan de hand van door hem overgelegde gecombineerde opgaven.
4.De beoordeling
[eiser01] beroept zich hiermee op twee van elkaar te onderscheiden tekortkomingen van [gedaagde01] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de pachtovereenkomst, namelijk enerzijds dat hij het gepachte niet gebruikt voor bedrijfsmatige uitoefening van de landbouw en anderzijds dat hij het gepachte niet persoonlijk (heeft) gebruikt.
Op de verpachter die ontbinding vordert rust de stelplicht en bewijslast van zijn stelling dat de pachter tekortschiet.
[eiser01] heeft in reactie op dit verweer van [gedaagde01] en naar aanleiding van de door hem (nader) overgelegde stukken gemotiveerd geconcludeerd dat er met betrekking tot de jaren 2014 t/m 2019 vanuit moet worden uitgegaan - en voor 2018 zelfs vaststaat - dat [gedaagde01] het gepachte niet zelf heeft gebruikt.
Zoals hiervoor reeds is overwogen betreft het niet aanwenden van het gepachte voor eigen gebruik een andere tekortkoming dan het niet aanwenden voor bedrijfsmatige uitoefening van de landbouw.
De stelling dat het gepachte niet wordt aangewend voor eigen gebruik, impliceert niet dat daarmee tevens moet worden aangenomen dat het gepachte niet wordt aangewend voor bedrijfsmatige uitoefening van de landbouw. In die zin heeft [eiser01] haar stelling dat geen sprake is van bedrijfsmatige uitoefening van de landbouw, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde01] , onvoldoende onderbouwd, zodat de pachtkamer daaraan voorbij gaat.
“3. jaarrekening 2018 en 2019
4. llb’s bieten
5. akte’s maatschap
6. perceelsregisters 2014 en 2015
7. gecombineerde opgave’s 2018, 2019, 2020 en 2021;
[eiser01] heeft bij akte op deze stukken gereageerd.
De pachtkamer draagt [gedaagde01] op kopieën in het geding te brengen van de volledige jaarrekeningen van 2014 tot en met 2020, alsmede facturen met betrekking tot het gepachte vanaf 2014. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rol van 8 juni 2022. Vervolgens zal [eiser01] nog in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken te reageren, waarna de zaak voor eindvonnis zal worden verwezen.