In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verhuizing van een van de ouders en de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Elias, verzoekt vervangende toestemming om te verhuizen naar een adres binnen 15 kilometer van zijn huidige woonplaats en om zijn oudste kind, [minderjarige 1], in te schrijven op dat adres. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.H.M. van Beurden, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring of afwijzing van het verzoek. Tevens verzoekt zij om wijziging van de zorgregeling en het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij haar te bepalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2022 zijn beide partijen en hun advocaten aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de verzoeken van partijen besproken en de mogelijkheid van mediation aangekaart. Beide ouders hebben aangegeven bereid te zijn om in gesprek te gaan met een mediator. De rechtbank heeft besloten om partijen te verwijzen naar het mediationbureau van de rechtbank voor bemiddeling, waarbij alle verzoeken die over en weer zijn gedaan onderdeel van het gesprek zullen zijn.
De beslissing over de vervangende toestemming tot verhuizing, de zorgregeling en het hoofdverblijf van [minderjarige 1] is aangehouden tot een later moment, in afwachting van het resultaat van de bemiddeling. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 10 januari 2023, waarbij partijen op de hoogte moeten worden gehouden van de voortgang van de mediation.