6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte en zijn medeverdachte hebben een medewerkster van [zorginstelling 1] , die haar werkzame leven juist in dienst stelt van het helpen en behandelen van jongeren als verdachte en medeverdachte, geduwd, vastgepakt, geslagen en bedreigd om weg te kunnen lopen en zij hebben daarbij goederen, waaronder de auto van de medewerkster, gestolen. Daarnaast heeft verdachte een paar weken voor dit incident een groepsgenoot tegen zijn hoofd getrapt, terwijl deze groepsgenoot al werd belaagd door een ander en in een worsteling op de grond lag. Dit zijn zeer ernstige feiten.
Algemeen bekend is dat dergelijke feiten grote impact hebben op de slachtoffers ervan en dat zij nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dit is ook gebleken uit de slachtofferverklaringen van de medewerkster en van de groepsgenoot, die ter terechtzitting hebben verteld dat zij tot op de dag van vandaag nog last hebben van angsten en herbelevingen. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte heeft bij deze feiten alleen oog gehad voor zijn eigen belang en heeft op geen enkele wijze stil gestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Verdachte heeft ook ter zitting er geen blijk van gegeven dat hij de ernst en het kwalijke van zijn gedrag inziet.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de rapporten en de aanvullende rapporten van de psychiaters, de psycholoog en van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Mevrouw drs. [psychiater] , heeft verdachte onderzocht en daarover gerapporteerd. In haar rapport van 25 april 2022 geeft zij het volgende aan. Er wordt een doorwerking gezien van de hechtingsstoornis in het tenlastegelegde. Voortkomend uit
deze hechtingsstoornis heeft verdachte een normoverschrijdende gedragsstoornis (met bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling) ontwikkeld. Verdachte heeft vanuit de reactieve hechtingsstoornis beperkte empathische vermogens ontwikkeld. Hij kan zich niet goed verplaatsen in anderen en heeft een egocentrische attitude ontwikkeld. Hij kan niet meevoelen met de ander, wat van negatieve invloed is op zijn gewetensontwikkeling. Tot slot is er bij hem sprake van een laag gemiddelde intelligentie en is hij, hieruit voortkomend, minder in staat om de gevolgen van zijn handelen te overzien en reageert hij gemakkelijker vanuit primaire impulsen. Concluderend wordt er geadviseerd verdachte het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Bij het ontbreken van enige vorm van behandeling is het recidiverisico op een nieuw soortgelijk delict als hoog in te schatten. Er hebben de laatste jaren veel incidenten rondom verdachte plaatsgevonden. Eerdere civielrechtelijke plaatsingen hebben niet geleid tot een positieve gedragsverandering. De verwachting is dat, zonder een gerichte behandeling toegespitst op zijn problematiek, het recidiverisico op een nieuw soortgelijk geweldsdelict hoog zal blijven. Uitgaande van bovenstaande is het in zijn belang dat hij een prikkelarm en veilig leefklimaat krijgt, met voldoende strenge kaders, waarbij hij in zijn gedrag wordt begrensd.
Vervolgens zal er een behandeling, toegespitst op zijn problematiek moeten plaatsvinden. Binnen deze behandeling moet aandacht zijn voor zijn coping, emotie- en agressieregulatie, het stimuleren van zijn sociaal-morele ontwikkeling en het beter internaliseren van zijn normbesef. Daarnaast moet er ook aandacht zijn voor de ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven. Daarbij is psychomotore therapie en agressie-regulatietherapie van belang. Daarna kan EMDR-behandeling geïndiceerd zijn. Tot slot is het belangrijk dat er een delict-analyse wordt uitgevoerd, om zicht te krijgen op wat de onderliggende risicofactoren zijn om tot delictgedrag over te gaan. Bovenomschreven behandeling kan in de ogen van de psychiater het best plaatsvinden vanuit een justitiële klinische setting. Ambulante behandeling is geen optie en ook een civielrechtelijke plaatsing is een gepasseerd station gebleken. De [zorginstelling 2] (of soortgelijke instelling) zou een geschikte behandelomgeving voor verdachte zijn en dan specifiek de VIC afdeling binnen de [zorginstelling 2] . De voorwaarde van de [zorginstelling 2] is echter dat de jongere een voorwaardelijk PIJ kader heeft, jongeren met een onvoorwaardelijk PIJ kader worden er niet opgenomen. Gezien het advies van een onvoorwaardelijke PIJ komt deze optie helaas te vervallen. De risico’s op onttrekking is in de eerste fase veel te hoog. Bovendien is er een hoog recidiverisico en bestaat er bij onttrekking gevaar voor de veiligheid van verdachte en anderen. De insteek van de [zorginstelling 2] is juist toe te werken naar vrijheden. Dit laatste zal bij verdachte een veel langere tijd in beslag nemen. Een GBM wordt eveneens als een onvoldoende strak kader gezien omdat in dit kader de behandeling onvoldoende gewaarborgd kan worden. De behandeling die verdachte nodig heeft, zou het beste geboden kunnen worden vanuit een JJI, op een kleine, prikkelarme afdeling met veel 1 op 1 begeleiding (VIC afdeling), bijvoorbeeld bij JJI [naam 1] in Spijkenisse. In een later stadium van zijn PIJ-behandeling zou verdachte overgeplaatst kunnen worden naar de [zorginstelling 2] . De beste en enige manier om zijn ontwikkeling nog positief te kunnen ombuigen en zo weinig mogelijk essentiële tijd te verliezen, is in de visie van de psychiater het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Mw. drs. [jeugdpsychiater] , kinder- en jeugdpsychiater geeft in het aanvullend rapport van 5 december 2022 het volgende aan. Verdachte heeft zich meermaals niet aan voorwaarden en afspraken gehouden. Wetend dat de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak de volgende maand zou plaatsvinden, is hij recent weer, langdurig, weggelopen uit de gesloten jeugdzorg. Dit maakt dat de verschillende voorwaardelijke kaders niet haalbaar zijn. Een (deels) voorwaardelijke detentie, biedt onvoldoende begrenzing en biedt onvoldoende mogelijkheden voor de noodzakelijke behandeling. Een voorwaardelijke PIJ zal ook onvoldoende stok achter de deur zijn voor verdachte om zich te houden aan de voorwaarden en vooral onvoldoende om zich te kunnen committeren aan een voor hem bedreigende en moeilijke behandeling. De optie van een klinische behandeling binnen de [zorginstelling 2] binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ, heeft een groot risico van onttrekking en biedt een te kortdurend kader om een intensieve, langdurige behandeling af te ronden bij een jongen met ernstige hechtingsproblemen zonder probleembesef en motivatie. Ditzelfde geldt voor een GBM als kader. Er is sprake van een ernstige antisociale gedragsstoornis en een ernstig bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling die doorwerkt in het tenlastegelegde bij een jongen die disfunctioneert op meerdere terreinen. Er is sprake van een ernstig ten laste gelegd feit, een hoog recidiverisico en het tenlastegelegde is onderdeel van een al jarenlang bestaand gedragspatroon. Er zijn nog wel ontwikkelingsmogelijkheden en leerbaarheid maar dit vraagt een zeer gestructureerd en beveiligd milieu. Er is geen sociaal netwerk. Een ambulante behandeling of een behandeling met de maximale duur van twee jaar zal onvoldoende effect hebben. Betrokkene heeft langdurig residentiële behandeling nodig binnen een gedwongen kader. Betrokkene is nu zestien jaar. Met de hierboven beschreven behandeling maakt hij nog een kans om zich gunstig te gaan ontwikkelen en om beter in de maatschappij terecht te komen. Er zijn geen alternatieven meer.
Mevrouw [naam 2] , MSc, heeft verdachte tweemaal onderzocht en daarover op 22 april 2022 en 2 december 2022 gerapporteerd. Zij blijft bij haar advies om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen aan verdachte. Er is sprake van forse pathologie en disfunctioneren. Verdachte wordt verdacht van ernstige feiten en het recidiverisico wordt zonder behandeling als hoog in geschat. Door het gebrek aan veranderingsbereidheid en doordat hij geen behandelmotivatie toont en ook nooit getoond heeft, worden zijn ontwikkelmogelijkheden als zeer laag ingeschat. Zijn eerdere en mogelijk recente behandelmotivatie komt enkel voort vanuit de wens zo snel mogelijk vrijheden op te kunnen bouwen en een leven zonder hulpverleners op te kunnen bouwen en was nooit intrinsiek gestuurd. Hij legt de schuld voor zijn antisociale gedrag grotendeels bij anderen of bij de omstandigheden en denkt datgene wat hij nog moet leren wel zelf te kunnen. Er zijn geen prosociale, stabiele volwassenen om hem heen, die hem sturen en begeleiden en ook zijn verbindingen met leeftijdsgenoten kenmerken zich door weinig stabiliteit en hij heeft enkel contact met jongeren die, net als hij, in residentiële voorzieningen wonen en die kampen met eigen problematiek. Bovendien hield hij zich ten tijde van het onderhavige onderzoek niet aan de schorsende voorwaarden en ook binnen de JJI en gesloten jeugdzorgvoorziening zijn er zorgen over zijn houding en beïnvloedingsmogelijkheden.
De beïnvloedingsmogelijkheden die vanuit [jeugdinstelling] gezien zijn, doen niet realistisch aan en gaan uit van een intrinsieke veranderwens bij verdachte, een wens die wederom niet gezien is in onderhavig onderzoek en ook niet door andere referenten gezien is. Een langdurige klinische forensische behandeling is nodig om een verdere scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling te voorkomen en het recidiverisico te verkleinen. Hoewel zijn persoonlijkheidsontwikkeling bedreigd is, is de inschatting dat deze scheefgroei nog wel gekeerd kan worden en dat dit zeker geprobeerd moet worden gezien zijn leeftijd, al vergt dit wel een intensief en langdurig traject. Een (deels) voorwaardelijke detentie binnen een JJI of KV met de mogelijkheid tot behandeling, is niet mogelijk, aangezien onderzochte niet om kan gaan met vrijheden, waardoor hij zich zal onttrekken en als het ware zijn tijd zal uitzitten. Het biedt daarbij onvoldoende mogelijkheden voor de noodzakelijke behandeling. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel zal ook onvoldoende stok achter de deur zijn voor verdachte om zich te houden aan de voorwaarden en om zich open te stellen voor de behandeling. Dus de optie van een klinische behandeling binnen de [zorginstelling 2] binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ heeft een te groot risico van onttrekking en biedt een te kortdurend kader om een intensieve, langdurige behandeling af te ronden bij een jongen met ernstige hechtingsproblemen zonder probleembesef en motivatie. Bovendien lukte het hem recent wederom niet om zich te houden aan zijn schorsingsvoorwaarden. Dit, ondanks dat hij wist dat de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak de volgende maand zou plaatsvinden en er opnieuw onderzocht zou worden welk kader passend zou zijn dus dat het vertonen van gewenst gedrag in zijn voordeel zou kunnen zijn. Dit maakt dat de verschillende voorwaardelijke kaders niet haalbaar zijn, naast het feit dat wanneer hij in behandeling geconfronteerd wordt met zijn traumatische herinneringen en kwetsbaarheden, hij direct in zijn oude patroon van wegvluchten zal vervallen. Dit alles afwegend wordt opnieuw, net als in het PO in april 2022, een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd, vanwege de ernst van de psychopathologie, de ernst van de tenlasteleggingen waarbij het recidiverisico als hoog ingeschat wordt, de afwezigheid van een prosociaal en steunend netwerk, het ontbreken van ambulante behandelmogelijkheden en de noodzaak voor behandeling in een gedwongen kader teneinde de ontwikkelingsbedreigingen en het recidiverisico te doen afnemen.
De rechtbank neemt voorgaande conclusies van de psychiaters en psycholoog over en maakt deze tot de hare, waarbij zij zich met betrekking tot de toerekenbaarheid van verdachte aansluit bij het standpunt dat zij hierover hebben ingenomen, namelijk dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De Raad heeft in het rapport van 21 september 2022 en ter terechtzitting aangegeven dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk is om de zorgen in de ontwikkeling van verdachte weg te kunnen nemen. Verdachte heeft intensieve behandeling nodig om tot ontwikkeling te kunnen komen. Behandeling waaraan hij zich niet kan onttrekken is noodzakelijk. Ambulante en/of civielrechtelijke plaatsingen worden als ontoereikend gezien en hebben in het verleden ook weinig succes gehad. De Raad heeft de verwachting dat verdachte nog niet toe is aan het op juiste wijze omgaan met vrijheden die hij zou hebben binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte laat in grote mate zelfbepalend gedrag zien en is ook bij [jeugdinstelling] weggelopen. Het verblijf in een kleine setting met een één op één begeleiding is het meest passend. Plaatsing van verdachte op een VIC afdeling, zoals bij [naam 1] te Spijkenisse zou wenselijk zijn, gezien de psychiatrische problematiek. De Raad sluit aan bij de onderbouwing voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel vanuit de psychologische en de psychiatrische onderzoeken van het NIFP. Volgens de Raad zijn er geen minder ingrijpende alternatieven die passend zijn voor verdachte.
Verdachte staat sinds 1 augustus 2017 onder voogdij van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De betrokken voogdijwerker heeft ter zitting verklaard dat zij een gedragsverandering bij verdachte heeft opgemerkt. Hij kwam eerder vaak niet van zijn kamer af om met haar in gesprek te gaan. De kleinschalige behandeling bij [jeugdinstelling] lijkt aan te slaan bij verdachte. Verdachte verblijft op basis van een machtiging gesloten jeugdhulp bij [jeugdinstelling] . Deze maatregel dient zoveel mogelijk in duur beperkt te worden. Dit is in strijd met de geziene noodzaak voor langdurige behandeling van verdachte. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is dan meer passend. Verdachte kan niet naar een kleinschalige voorziening waar jongeren zitten die uit een PIJ-maatregel komen. Voor verdachte is het van belang dat hij een gezond netwerk kan opbouwen. De voogdijwerker staat niet achter een plaatsing van verdachte in de KVJJ te Venlo.
De op te leggen straf en/of maatregel
De rechtbank is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde (waarbij verdachte fysiek geweld heeft gebruikt tegen een begeleidster en een groepsgenoot), de straffen die in soortgelijke gevallen voor dit soort feiten worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke jeugddetentie met zich brengt. Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank mede de bestaande oriëntatiepunten ten aanzien van deze feiten in aanmerking genomen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het zwaartepunt van de op te leggen straf echter dient te liggen op het behandelen en begeleiden van verdachte. Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd over de hechtingsstoornis, de normoverschrijdende gedragsstoornis (met bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling) en de beperkte empathische vermogens bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een gedwongen kader nodig is om de ontwikkeling van verdachte in positieve richting om te kunnen buigen. Een voorwaardelijke jeugddetentie zal verdachte naar alle waarschijnlijkheid niet voldoende motiveren om zich aan de voorwaarden te houden en bovendien is er dan geen vangnet van behandeling als verdachte niet meewerkt.
De rechtbank stelt verder vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. De rechtbank is daarbij, gelet op het voorgaande, tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel op lange termijn in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel.
In tegenstelling tot de psychiaters, de psycholoog en de Raad is de rechtbank echter van oordeel dat een onvoorwaardelijke PIJ niet het meest in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte is.
Ten eerste lijken nog niet alle behandelmogelijkheden in een voorwaardelijk kader uitgeput. De rechtbank wijst hierbij op de in de verschillende rapportages genoemde input vanuit [jeugdinstelling] , de accommodatie voor gesloten jeugdhulpverlening waar verdachte nu verblijft. [jeugdinstelling] adviseert om een voorwaardelijke PIJ-maatregel te overwegen omdat verdachte zich, sinds zijn start op de [naam 3] , langzaamaan voegt in de behandeling en hij zich meer openstelt. Door intensieve behandeling is progressie zichtbaar. De behandeling op de [naam 3] is intensiever dan op reguliere gesloten groepen. De genoemde progressie blijkt uit het aangaan van een beginnende relatie met de medewerkers. Hij is meer gemotiveerd en bereid om te werken aan doelen. Zijn heftige reacties komen minder vaak voor en hij neemt nu zelf ook initiatief om het contact te herstellen. Verdachte is een jongen met een achterstand in emotionele ontwikkeling en die, passend bij deze achterstand, nog veel nabijheid en kaders nodig heeft om de juiste keuzes te kunnen maken. Met hulp kan hij de juiste keuzes maken, zeker met behulp van voor hem vertrouwde volwassenen. De rechtbank is zich ervan bewust dat de psycholoog en de psychiaters dit anders zien.
Ten tweede blijkt uit deze input dat er tussen verdachte en de behandelaren van [jeugdinstelling] een begin is gemaakt van een behandelrelatie, die – gelet op de belaste jeugd van verdachte – als zeer waardevol gezien moet worden. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zou betekenen dat verdachte (opnieuw) moet worden overgeplaatst en dat er weer een vertrouwensbreuk zal volgen, hetgeen een negatieve invloed zal hebben op de bereidheid van verdachte om aan de behandeling mee te werken.
Ten derde wordt bovendien voor het advies van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel steeds het wegloopgedrag van verdachte als voornaamste reden genoemd. Hoewel verdachte ook recent nog is weggelopen, is niet uit te sluiten dat dit mogelijk het gevolg is geweest van oplopende spanningen bij verdachte in aanloop naar de langverwachte behandeling van zijn strafzaak.
Ten vierde is niet gebleken dat verdachte in die periode van onttrekking strafbare feiten heeft begaan. Het ging met andere woorden uitsluitend om wegloopgedrag, niet om nieuwe strafbare feiten.
Ten vijfde houdt de rechtbank in dit geval rekening met de mening van de Inspectie J&V dat de JJI’s momenteel kwalitatief nog niet op orde zijn. Een overplaatsing van verdachte naar een JJI brengt risico’s met zich mee.
De rechtbank is van oordeel dat, alle omstandigheden in overweging nemend, een zwaarder belang moet worden toegekend aan het behouden van de werkrelatie binnen de huidige setting. De rechtbank zal de PIJ-maatregel daarom in voorwaardelijke vorm opleggen, met een proeftijd van twee jaar. Deze maatregel acht de rechtbank, gezien de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, noodzakelijk om als duidelijke en stevige stok achter de deur te dienen om de noodzakelijke behandeling van verdachte niet te laten stagneren en om verdere recidive te voorkomen.
Aan deze maatregel zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze door de verdediging zijn voorgesteld. Op basis van de rapporten van de deskundigen en de gegeven toelichting door de Raad en de voogdijwerker tijdens de zitting is voor de rechtbank voldoende komen vast te staan dat alleen een ambulante behandeling ontoereikend zal zijn en is pedagogisch toezicht en pedagogische begeleiding (in een begeleide en gesloten woonvorm) nodig voor een zo optimaal mogelijke ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte strafbare feiten heeft gepleegd welke gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van personen. De psychiaters en psycholoog stellen dat de kans dat verdachte opnieuw gewelddadige strafbare feiten zal plegen, groot is. De rechtbank neemt deze conclusie over. Om die reden zal de rechtbank dan ook bevelen dat de hierna genoemde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verder overweegt de rechtbank nog het volgende. De feiten die verdachte heeft gepleegd zijn ernstig en, naast de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, is in beginsel een straf in de vorm van een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden voor verdachte. Gelet hierop, alsook het tijdsverloop in deze zaak én de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen voor de duur van 104 dagen, met aftrek van de dagen die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, waarbij de rechtbank is uitgegaan van een voorarrest van 104 dagen. De rechtbank wijst er hierbij expliciet op dat het niet de bedoeling is dat verdachte nog in hechtenis wordt genomen.