ECLI:NL:RBZWB:2022:8479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
9750566_E07122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van verzet tegen verstekvonnis en gevolgen van niet-tijdige indiening

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. W.R. Aerts, kwam in verzet tegen een verstekvonnis van 27 oktober 2021, waarbij hij was veroordeeld tot betaling aan de geopposeerde, vertegenwoordigd door mr. F.C.H. Blom. De opposant had de verzetdagvaarding op 30 december 2021 betekend, maar deze was niet tijdig ingediend bij de griffie. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het instellen van verzet was overschreden, aangezien de opposant op 7 december 2021 op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis en de verzetdagvaarding niet binnen de vereiste termijn was ingediend. De rechtbank concludeerde dat de opposant niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzet, waardoor het oorspronkelijke verstekvonnis in stand bleef. De opposant werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de geopposeerde, die tot dat moment waren begroot op € 311,00. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. M. van den Boom.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9750566 \ CV EXPL 22-859
Vonnis van 7 december 2022
in de zaak van
[opposant] , h.o.d.n. [bedrijf opposant],
wonende te [woonplaats 1] ,
opposant,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats 2] ,
geopposeerde,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
gemachtigde: mr. F.C.H. Blom.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 mei 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald, met de daarin genoemde stukken;
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid;
- de brief van 10 oktober 2022 van mr. W.R. Aerts met het verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling;
- de brief van de griffier van 11 oktober 2022 waarmee [opposant] in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van antwoord in het incident te nemen;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Bij exploot van 30 september 2021 is de dagvaarding in de zaak 9510122 \ CV EXPL 21-3450 aan [opposant] betekend. [geopposeerde] heeft in die namens haar uitgebrachte dagvaarding gevorderd [opposant] , bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair gevorderd te veroordelen tot betaling van € 4.341,48 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 augustus 2021, € 676,57 aan buitengerechtelijke kosten, alsmede betaling van de proces- en nakosten.
2.2
Bij verstekvonnis van 27 oktober 2021 heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom de primaire vordering van [geopposeerde] toegewezen en is [opposant] veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 680,42.
2.3
Het verstekvonnis is op 7 december 2021 aan [opposant] betekend door achterlating van een afschrift van het betekeningsexploot op het adres waar hij op dat moment woonachtig en zaakdoende was.
2.4
[opposant] heeft op 7 december 2021 contact opgenomen met de deurwaarder die het betekeningsexploot heeft uitgebracht. Hij heeft verzocht om een betalingsregeling.
2.5
De verzetdagvaarding die namens [opposant] op 30 december 2021 aan [geopposeerde] is betekend en waarin [geopposeerde] is gedagvaard tegen de zitting van 12 januari 2022, is door [opposant] niet (tijdig) bij de griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ingediend.
2.6
[opposant] heeft op 24 februari 2022 een herstelexploot aan [geopposeerde] laten betekenen. [geopposeerde] werd gedagvaard tegen de zitting van 16 maart 2022. Nadat [opposant] in de gelegenheid is gesteld om alsnog de originele verzetdagvaarding over te leggen, is deze met het originele herstelexploot op 8 april 2022 door de griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant ontvangen.

3.Het geschil

3.1
[opposant] komt in verzet tegen het verstekvonnis van 27 oktober 2021. [opposant] vordert van de bij het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling te worden ontheven en om [geopposeerde] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans om die vordering af te wijzen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van het verzet.
3.2
[geopposeerde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [opposant] in zijn vordering en het eerder gewezen verstekvonnis te bekrachtigen, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten. Zij voert -samengevat- aan dat [opposant] niet tijdig verzet heeft ingesteld.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Het betoog van [opposant] dat het incident tot niet-ontvankelijkheid een processueel verweer is en dat [geopposeerde] dit verweer te laat heeft ingesteld omdat zij dit pas na het tussenvonnis van 4 mei 2022 heeft opgeworpen, dan wel dat zij het vormverzuim stilzwijgend heeft aanvaard en zij niet alsnog het niet-ontvankelijkheidsverweer op kan werpen, treft geen doel. Termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen, waaronder het instellen van verzet, zijn van openbare orde. De kantonrechter zal daarom, zo nodig ambtshalve, de opposant niet-ontvankelijk dienen te verklaren in zijn verzet indien blijkt dat de termijn voor indiening van het aangewende rechtsmiddel is overschreden.
4.2
De kantonrechter stelt voorop dat de vraag of [opposant] tijdig verzet heeft ingesteld geen incident betreft, maar een vraag die de bodemprocedure zelf betreft. De omstandigheid dat [geopposeerde] haar betoog dat [opposant] de verzettermijn heeft geschonden in een incidentele conclusie heeft gegoten, doet daaraan niet af. Gelet op de regels van hoor en wederhoor is [opposant] in staat gesteld om op betoog van [geopposeerde] te reageren. Van die mogelijkheid heeft hij gebruik gemaakt.
4.3
Artikel 143 lid 2 Rv bepaalt onder meer dat het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. Dat [opposant] op 7 december 2021, dezelfde dag dat het vonnis aan hem is betekend, contact heeft opgenomen met de deurwaarder met het verzoek om een betalingsregeling te treffen en dat dit als een daad van bekendheid van het verstekvonnis moet worden aangemerkt, zoals door [geopposeerde] is aangevoerd, is door [opposant] niet weersproken. De kantonrechter gaat daar dan ook vanuit. Dit betekent dat het verzet in dit geval had moeten worden ingesteld binnen vier weken na 7 december 2021. Op grond van artikel 125 lid 4 Rv is de aanhangigheid van de verzetdagvaarding van 30 december 2021 vervallen nu die dagvaarding niet (tijdig) bij de griffie is ingediend en er niet binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum van 12 januari 2022 een geldig herstelexploot is uitgebracht. Het herstelexploot is pas betekend op 24 februari 2022. Daarmee is het verzet naar de regel van artikel 143 Rv te laat ingediend.
4.4
De conclusie is dat [opposant] niet tijdig verzet heeft ingesteld en om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil. De inhoud van het verstekvonnis van 27 oktober 2021 blijft derhalve staan.
4.5
Vermelding verdient nog het volgende. Nadat bij tussenvonnis van 4 mei 2022 een mondelinge behandeling van de zaak was bepaald, heeft [geopposeerde] bij incidentele conclusie aangevoerd dat [opposant] niet-ontvankelijk is in zijn verzet wegens termijn-overschrijding. De mondelinge behandeling van de zaak, die gepland was op 10 oktober 2022, is door ziekte van de gemachtigde van [opposant] niet doorgegaan. Om praktische redenen is vervolgens aan de gemachtigde van [opposant] gelegenheid gegeven om te reageren op het ontvankelijkheidsverweer. [opposant] heeft een conclusie genomen, waarna vonnis is bepaald. Gelet op de inhoud van dit vonnis, wordt aan de inhoud van het verzet van [opposant] niet toegekomen. De aanvankelijk geplande mondelinge behandeling kan derhalve achterwege blijven.
4.6
[opposant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op € 311,00 (1 punt) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in oppositie
5.1
verklaart [opposant] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde verzet;
5.2
veroordeelt [opposant] in de kosten van het verzet, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op € 311,00;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken
op 7 december 2022.