In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 28 december 2022 vonnis gewezen in een geschil tussen [opposant] en [geopposeerde]. De zaak betreft een vordering tot terugbetaling van een lening die [geopposeerde] aan [opposant] heeft verstrekt tijdens hun affectieve relatie. De lening bestond uit een bedrag van € 13.302,00 voor de aankoop van een auto en € 3.000,00 in contanten. [geopposeerde] heeft [opposant] meerdere keren gesommeerd om het geleende bedrag terug te betalen, maar [opposant] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
De procedure begon met een verstekvonnis op 15 juni 2022, waarin de kantonrechter de vordering van [geopposeerde] grotendeels toewijsde, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten. [opposant] kwam in verzet tegen dit vonnis, stellende dat er geen sprake was van een geldlening, maar van een schenking. Hij voerde aan dat hij onder druk was gezet om de whatsappberichten te versturen die als bewijs voor de lening werden gebruikt.
De rechtbank oordeelde dat [geopposeerde] voldoende bewijs had geleverd dat er een lening was verstrekt. De whatsappberichten toonden aan dat [opposant] instemde met de terugbetaling van de bedragen. Het beroep van [opposant] op bedreiging werd niet onderbouwd en de rechtbank concludeerde dat hij in verzuim was geraakt. De vordering tot terugbetaling van € 16.302,00 werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf de overeengekomen data. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde [opposant] in de proceskosten.
De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenkomsten in financiële transacties, vooral binnen persoonlijke relaties. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [geopposeerde] direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.