ECLI:NL:RBZWB:2022:8476

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
10083935_E28122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een lening in het kader van een affectieve relatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 28 december 2022 vonnis gewezen in een geschil tussen [opposant] en [geopposeerde]. De zaak betreft een vordering tot terugbetaling van een lening die [geopposeerde] aan [opposant] heeft verstrekt tijdens hun affectieve relatie. De lening bestond uit een bedrag van € 13.302,00 voor de aankoop van een auto en € 3.000,00 in contanten. [geopposeerde] heeft [opposant] meerdere keren gesommeerd om het geleende bedrag terug te betalen, maar [opposant] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

De procedure begon met een verstekvonnis op 15 juni 2022, waarin de kantonrechter de vordering van [geopposeerde] grotendeels toewijsde, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten. [opposant] kwam in verzet tegen dit vonnis, stellende dat er geen sprake was van een geldlening, maar van een schenking. Hij voerde aan dat hij onder druk was gezet om de whatsappberichten te versturen die als bewijs voor de lening werden gebruikt.

De rechtbank oordeelde dat [geopposeerde] voldoende bewijs had geleverd dat er een lening was verstrekt. De whatsappberichten toonden aan dat [opposant] instemde met de terugbetaling van de bedragen. Het beroep van [opposant] op bedreiging werd niet onderbouwd en de rechtbank concludeerde dat hij in verzuim was geraakt. De vordering tot terugbetaling van € 16.302,00 werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf de overeengekomen data. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde [opposant] in de proceskosten.

De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenkomsten in financiële transacties, vooral binnen persoonlijke relaties. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [geopposeerde] direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiel kantonzaken
Middelburg
Zaaknummer: 10083935 \ CV EXPL 22-2265
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
opposant,
hierna te noemen: [opposant] ,
gemachtigde: mr. J.J. Brosius,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [geopposeerde] ,
geopposeerde,
hierna te noemen: [geopposeerde] ,
gemachtigde: mr. M. IJzelenberg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2022 met de daarin genoemde stukken;
- de akte overlegging producties van [geopposeerde] ;
- de aanvullende producties van [opposant] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. Ter zitting hebben mr. J.J. Brosius en mr. M. IJzelenberg hun pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van het verdere verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De zitting is gesloten en er is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[geopposeerde] en [opposant] hebben vanaf de zomer van 2021 tot november 2021 een affectieve relatie gehad.
2.2.
[geopposeerde] heeft op 2 oktober 2021 bij [autobedrijf] (hierna: [autobedrijf] ) in Goes € 13.302,00 betaald voor de auto die [opposant] bij [autobedrijf] heeft gekocht.
2.3.
Op 15 oktober 2021 heeft [geopposeerde] € 2.000,00 om 14.35 uur en € 1.000,00 om 14.36 uur opgenomen van haar rekening. [opposant] heeft deze bedragen ontvangen.
2.4.
Bij whatsappberichten van 15 oktober 2021 gewisseld tussen 14.06 uur en 14.16 uur heeft [geopposeerde] onder meer aan [opposant] bericht
“En ik wil het wel terug”waarop [opposant] onder andere heeft gereageerd met
“2 maanden kan ik je 3000 terug geven”en
“Sws die kan ik je eerder terug betalen dan 13k hahaha dat duurt wat langer”. Verder heeft [opposant] op het bericht van [geopposeerde]
“Maar dan krijg ik 16.2K van je terug”gereageerd met
“Yes”.
2.5.
Op 30 maart 2022 is namens [geopposeerde] een brief gestuurd die geadresseerd is aan de heer [opposant] . In die brief is gesommeerd om de geleende bedragen terug te betalen.
2.6.
[opposant] heeft het bedrag niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Bij de op 24 mei 2022 uitgebrachte dagvaarding heeft [geopposeerde] (als eiseres in de verstekzaak), bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd [opposant] (als gedaagde in de verstekzaak), te veroordelen tot betaling van € 16.302,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat [opposant] in verzuim is geraakt en € 1.133,81 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [opposant] in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[geopposeerde] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij in totaal € 16.302,00 aan [opposant] heeft geleend en dat [opposant] ondanks herhaalde aanmaning dit bedrag niet aan haar heeft terugbetaald, zodat [opposant] in verzuim is. Zij voert -samengevat- het volgende aan. De lening bestaat uit € 13.302,00 voor de auto van [opposant] en € 3.000,00 aan contant geld. Voor de lening van € 3.000,00 zijn partijen overeengekomen dat die binnen twee maanden, uiterlijk op 16 december 2021, zou worden terugbetaald. Voor de lening met betrekking tot de auto is geen datum van terugbetaling overeengekomen, zodat die lening per direct opeisbaar is.
3.3.
Bij verstekvonnis van 15 juni 2022 heeft de kantonrechter te Middelburg de vordering van [geopposeerde] met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en [opposant] veroordeeld in de proceskosten begroot op € 1.195,73 en de nakosten begroot op
€ 124,00.
3.4.
[opposant] komt in verzet van voornoemd vonnis. Hij vordert, uitvoerbaar bij voorraad, van de bij het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling te worden ontheven, met veroordeling van [geopposeerde] in de proces- en nakosten. [opposant] betwist dat er sprake is van een overeenkomst van geldlening. Hij voert -samengevat- aan dat [geopposeerde] het geld aan hem heeft geschonken en dat uit de whatsappberichten van 15 oktober 2021 niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat sprake is van een geldlening. Hij is voor die berichten onder druk gezet door [geopposeerde] , zodat hij teksten heeft geappt die niet in overeenstemming zijn met zijn wil. Daarnaast voert [opposant] aan dat hij niet in verzuim is, omdat er geen geldlening is en hij niet rechtsgeldig in gebreke is gesteld nu de brieven niet (correct) aan hem zijn gericht.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet gebleken is dat [opposant] te laat in verzet is gekomen, zodat hij ontvankelijk is in het verzet.
4.2.
Met de whatsappberichten van 15 oktober 2021, die tijdens de affectieve relatie van partijen zijn gestuurd, heeft [geopposeerde] voldoende onderbouwd dat zij in totaal € 16.302,00 heeft geleend aan [opposant] . Uit de berichten zoals die zijn weergegeven onder overweging 2.3, blijkt dat [opposant] instemmend reageert en ook zelf aangeeft dat hij de bedragen terug moet betalen. Dit is ook niet door [opposant] betwist. Voor zover [opposant] ten aanzien van die berichten een beroep doet op het ontbreken van zijn wil, geldt dat [geopposeerde] aan de berichten de zin mocht toekennen dat [opposant] die bedragen leende. Daarom slaagt dit beroep niet.
Voor zover [opposant] een beroep doet op bedreiging geldt dat dit niet, althans onvoldoende is onderbouwd. Het bericht van [geopposeerde] van 17 februari 2022 waarnaar [opposant] tijdens de zitting heeft verwezen, kan niet worden gezien als een dusdanige bedreiging dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed. Bovendien is dit bericht geruime tijd na de berichten van 15 oktober 2021 verzonden. Van een beroep op een ander wilsgebrek is niet gebleken. Aan het door [opposant] gedane bewijsaanbod wordt niet toegekomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt het gevorderde bedrag van € 16.302,00 toegewezen.
4.3.
De gevorderde wettelijke rente wordt voor het bedrag van € 3.000,00 toegewezen vanaf 16 december 2021. Uit de whatsappberichten van 15 oktober 2021 blijkt dat partijen een terugbetalingstermijn van 2 maanden voor dit bedrag zijn overeengekomen, zodat [opposant] op 16 december 2021 in verzuim is geraakt.
4.4.
Voor het bedrag van € 13.302,00 is geen terugbetalingstermijn overeengekomen. In dat geval geldt op grond van artikel 7:129e BW dat [opposant] het bedrag dient terug te betalen binnen zes weken nadat [geopposeerde] terugbetaling heeft gevorderd. Nu [geopposeerde] bij brief van 30 maart 2022 het bedrag heeft opgeëist, is [opposant] in verzuim geraakt op 11 mei 2022. De wettelijke rente over het bedrag van € 13.302,00 is dan ook toewijsbaar vanaf 11 mei 2022. Het betoog van [opposant] dat hij niet in verzuim is omdat hij niet rechtsgeldig in gebreke is gesteld, treft geen doel. Vast staat dat de brief van 30 maart 2022 is ontvangen op het adres waar [opposant] woont, hem heeft bereikt en dat duidelijk was waar de ingebrekestelling op zag. Dat in de adressering van de brief niet de voorletters van [opposant] zijn vermeld, maar alleen zijn achternaam, doet hieraan niets af.
4.5.
De door [geopposeerde] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn ook na de gegeven toelichting ter zitting niet toewijsbaar. Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW is vereist dat [opposant] bij aanmaning een betalingstermijn van 14 dagen wordt gegeven ingaande de dag na ontvangst van de aanmaning. De informatie over die termijn mag niet verwarrend zijn, het moet de [opposant] duidelijk zijn dat hem de volle wettelijke termijn van veertien dagen ter beschikking staat. In de aanmaning van 30 maart 2022 is de gestelde termijn niet eenduidig. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. Dat bij brief van 26 april 2022 aan [opposant] nogmaals de mogelijkheid is gegeven om een betalingsregeling overeen te komen zonder verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten maakt voorgaande niet anders.
4.6.
In dit vonnis is over de wettelijke rente afwijkend geoordeeld ten opzichte van het verstekvonnis. Omwille van de duidelijkheid wordt daarom het verstekvonnis vernietigd en wordt opnieuw rechtgedaan.
4.7.
[opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de verstek- en verzetprocedure, waaronder de nakosten. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum is vermeld. De kosten aan de zijde van [opposant] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 693,00
- kosten dagvaarding € 129,73
- salaris gemachtigde
€ 756,00(2 punten x € 373,00)
totaal € 1.568,73
4.8.
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 124,00 aan salaris gemachtigde als [opposant] niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [geopposeerde] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Dit bedrag wordt vermeerderd met de betekeningkosten van het vonnis als het vonnis na de hiervoor genoemde termijn is betekend. De wettelijke rente over het bedrag van € 124,00 is toewijsbaar vanaf de vijftiende dag na aanschrijving door [geopposeerde] tot de dag van volledige betaling.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het vonnis van 15 juni 2022 van de kantonrechter te Middelburg, gewezen onder zaak/rolnummer 9935160 CV EXPL 22-1547;
opnieuw rechtdoende:
5.2.
veroordeelt [opposant] tot betaling aan [geopposeerde] van € 16.302,00 te vermeerderen met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 3.000,00 vanaf 16 december 2021 tot 11 mei 2022;
- over een bedrag van € 16.302,00 vanaf 11 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [opposant] in de proceskosten, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op € 1.568,73 te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van de uitspraak tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.