ECLI:NL:RBZWB:2022:847

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
C/02/394709/HA-RK/22-34
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na aanvang van de uitspraak

Op 21 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Goedegebure. Het verzoek tot wraking was gedaan naar aanleiding van een zitting op 14 februari 2022, waar de politierechter mr. G.H. Nomes de behandeling van de strafzaak leidde. Tijdens deze zitting heeft de rechter aan het einde van de mondelinge behandeling meteen uitspraak gedaan, waarna verzoekster haar wrakingsverzoek indiende. De wrakingskamer heeft beoordeeld of het verzoek tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking te laat was ingediend, aangezien de rechter al was begonnen met het doen van de einduitspraak. Volgens de wet kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend zolang de zaak nog door de betreffende rechter wordt behandeld. Aangezien de rechter de behandeling had afgesloten door een eindbeslissing te geven, was er geen mogelijkheid meer om de rechter te wraken. De wrakingskamer heeft daarom besloten verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat de behandeling van de strafzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door de indiening van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters M.J.L. Holierhoek, T. Peters en N. van der Ploeg-Hogervorst, met mr. H. Holtgrefe als griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/02/394709 / HA RK 22-34
beslissing van 21 februari 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
verder te noemen verzoekster,
advocaat: mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit het door de wrakingskamer op 15 februari 2022 ontvangen proces-verbaal van de zitting van 14 februari 2022 van de politierechter
mr. G.H. Nomes, belast met de behandeling van de strafzaak met parketnummers
02/310327-21 en 02/036065-21 (TUL), tijdens welke zitting het verzoek tot wraking is gedaan.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt tot wraking van mr. G.H. Nomes (hierna: de rechter), optredend als politierechter in de hiervoor genoemde strafzaak.

3.De beoordeling

3.1
Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 513, eerste lid, Sv wordt het verzoek tot wraking gedaan, zodra de feiten of omstandigheden als hiervoor bedoeld aan de verzoekster bekend zijn geworden.
3.2
Voordat tot inhoudelijke behandeling van het verzoek kan worden overgegaan, dient
te worden beoordeeld of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. Het verzoek moet worden
gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend
zijn geworden. Bovendien moet het wrakingsverzoek zijn ingediend vóórdat de behandeling
van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Dat betekent dat als een rechter met het doen van de einduitspraak is begonnen, er geen wrakingsverzoek meer kan worden ingediend. De wrakingskamer wijst in dit verband op artikel 1, vijfde lid van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, dat luidt:
Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de in lid 4 bedoelde feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden en voordat in de hoofdzaak een aanvang is gemaakt met het doen van de einduitspraak.
3.3
In dit geval heeft de rechter op 14 februari 2022 aan het einde van de mondelinge
behandeling het onderzoek ter terechtzitting in voornoemde zaak gesloten en meteen
mondeling uitspraak gedaan. Tijdens de motivering daarvan is de rechter door verzoekster
onderbroken en door haar gewraakt. Gelet op het bepaalde in artikel 1, vijfde lid van het
wrakingsprotocol van deze rechtbank is het verzoek daarom te laat gedaan. Deze
omstandigheid moet ertoe leiden dat verzoekster niet in het wrakingsverzoek kan worden
ontvangen. Wraking van een rechter is op grond van de wet alleen mogelijk zolang een zaak
wordt behandeld door die rechter. De wetgever heeft niet voorzien in de mogelijkheid een
rechter te wraken, wanneer deze de behandeling van de zaak heeft beëindigd door het geven
van een eindbeslissing. Met die beslissing is iedere verdere bemoeienis van die rechter met
de zaak geëindigd.
3.4
Omdat sprake is van niet-ontvankelijkheid laat de wrakingskamer een mondelinge
behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede
lid, sub d van het wrakingsprotocol van deze rechtbank.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
bepaalt dat de behandeling van de strafzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 21 februari 2022 door mr. M.J.L. Holierhoek, mr. T. Peters en mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en in het openbaar uitgesproken.