In deze zaak heeft de kantonrechter te Tilburg op 28 december 2022 uitspraak gedaan in een verzetzaak betreffende een huurovereenkomst. De verhuurder had in een eerdere verstekzaak op 18 mei 2022 gevorderd dat de huurder zou worden veroordeeld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege huurachterstand. De huurder kwam in verzet tegen dit vonnis en vorderde dat de eerdere veroordeling zou worden vernietigd. De huurder erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat hij in acute financiële problemen verkeerde en dat de verhuurder niet had gehandeld conform het beleid van de gemeentelijke schuldhulpverlening.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder ontvankelijk was in het verzet en dat de huurachterstand van € 3.200,00 niet was betwist. De kantonrechter overwoog dat de verhuurder niet aan zijn verplichtingen uit het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening had voldaan, maar dat dit niet voldoende was om de ontbinding van de huurovereenkomst te weerhouden. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, gezien de langdurige huurachterstand van tien maanden en het ontbreken van uitzicht op betaling door de huurder.
De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de huurder veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder. Het vonnis van 18 mei 2022 werd vernietigd, en de huurovereenkomst werd ontbonden met ingang van de dag na de uitspraak.