ECLI:NL:RBZWB:2022:846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
02-117351-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verleiding en grooming van een minderjarige via sociale media

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verleiding en grooming van een minderjarige. De verdachte had gedurende drie weken contact onderhouden met een 15-jarig meisje via sociale media, waarbij hij misbruik maakte van het leeftijdsverschil en zijn overwicht. De rechtbank oordeelde dat uit de inhoud van de verstuurde berichten en een foto met ontbloot bovenlichaam bleek dat de verdachte opzettelijk ontuchtige handelingen wilde plegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met verschillende bijzondere voorwaarden. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de verdachte geen daadwerkelijke ontuchtige handelingen had gepleegd, zijn gedrag ernstige gevolgen kan hebben voor het slachtoffer. De rechtbank nam het de verdachte kwalijk dat hij niet inzag hoe ernstig zijn handelen was en dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/117351-21
vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. S. de Goede, advocaat te Breda, waarnemend voor zijn kantoorgenoot, mr. J.C. Sneep.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
feit 1: verdachte heeft geprobeerd om een minderjarige ertoe te bewegen ontuchtige handelingen te plegen dan wel te dulden;
feit 2: verdachte heeft geprobeerd met behulp van Instagram/Skype/WhatsApp een ontmoeting met een minderjarige te regelen om met die minderjarige ontuchtige handelingen te plegen (poging tot grooming).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft seksueel getinte berichten naar [benadeelde partij] gestuurd. Ook heeft hij een foto met ontbloot bovenlichaam gestuurd. Daarnaast heeft er een afspraak plaatsgevonden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van enig strafbaar feit kan komen. Ten aanzien van feit 1 ontbreekt het opzet. Verdachte en [benadeelde partij] noemden elkaar ‘maatjes’. De berichten en foto die verdachte heeft gestuurd hebben geen seksuele inhoud en verdachte heeft dit ook niet met een seksuele intentie verstuurd. Verdachte was zich ook niet bewust van het feitelijk overwicht dat hij had.
Ook ten aanzien van feit 2 ontbreekt het vereiste opzet. Het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen ontbreekt. Ook blijkt niet dat bij verdachte de wil bestond om het eventuele digitale misbruik om te zetten in fysiek misbruik bestond, nu er juist afstand is geweest gedurende de fysieke ontmoeting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Verdachte is in de zomer van 2020 via Instagram in contact gekomen met [benadeelde partij] . Verdachte was toen 41 jaar en [benadeelde partij] was 15. Verdachte en [benadeelde partij] hebben vanaf 17 juli 2020 via verschillende social media kanalen regelmatig contact met elkaar gehad. Tijdens dat contact heeft verdachte een foto van hem aan [benadeelde partij] verstuurd waarop hij met ontbloot bovenlijf staat. Ook hebben zij elkaar op 15 augustus 2020 fysiek ontmoet bij de [naam winkel] in Etten-Leur. Daar hebben ze ongeveer een uur met elkaar gesproken, waarbij verdachte aangaf nog een keer te willen afspreken. Op 17 augustus 2020 is de vader van [benadeelde partij] achter het contact met verdachte gekomen, waarna hij verdachte hier mee heeft geconfronteerd. Hierna is het contact gestopt.
Feit 1
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij nooit enige seksuele intentie heeft gehad met het contact. De rechtbank zal daarom nu eerst de vraag bespreken of sprake was van contact met het opzet van ontuchtige handelingen.
De rechtbank wijst in dit verband op de verschillende berichten die verdachte naar [benadeelde partij] heeft gestuurd via sociale media. Hij heeft het aanvankelijk alleen over ‘knuffelen’ en ‘kusjes’. Later over kusjes op de mond, en nog weer later over ‘tongzoenen’, ‘likken’ en ‘aanraken’. Ook schreef hij dat als [benadeelde partij] hem leuk vond, zij ‘dit maar moest laten blijken’. Op de zitting met deze berichten geconfronteerd zei verdachte dat hij gewoon was mensen zo begroette, maar later verklaarde hij dat tongzoenen geen gebruikelijke begroeting tussen mensen is. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de gebruikte bewoordingen in de berichten dat verdachte het opzet had ontuchtige handelingen te plegen.
De rechtbank is ook van oordeel dat de door verdachte gestuurde foto bewust door hem is verstuurd, ook al verklaart verdachte dat dit per ongeluk is gegaan. Deze foto past echter bij de inhoud van de door verdachte verstuurde berichten met seksuele intentie. Daarbij komt dat een foto niet met een druk op de knop wordt verstuurd, maar dat deze eerst moet worden geselecteerd alvorens op de verzendknop kan worden gedrukt.
Verdachte heeft ook voorgesteld aan [benadeelde partij] om haar fysiek te ontmoeten, waarna er ook daadwerkelijk een ontmoeting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2020. De raadsman heeft betoogd dat ook hiervan niet gezegd kan worden dat er sprake was van seksuele intenties, omdat er tijdens de ontmoeting fysiek afstand is gehouden. Verdachte heeft zelf verklaard dat [benadeelde partij] afstand wilde houden vanwege corona en [benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte het niet erg vond dichtbij elkaar te zitten, maar dat zij zelf afstand wilde houden. Dat er afstand is gehouden is dan ook niet de verdienste van verdachte en zegt niets over zijn intenties. Daarbij komt nog dat verdachte heeft voorgesteld elkaar nog een keer fysiek te zien. Dit in combinatie met de hiervoor besproken berichten, waarbij verdachte het ook had over het op zijn schoot zitten en aanraken, brengt de rechtbank tot het oordeel is dat verdachte wel degelijk met [benadeelde partij] heeft willen afspreken met het opzet om ontuchtige handelingen te verrichten.
Voorts was er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht aan de zijde van verdachte. Het leeftijdsverschil tussen verdachte en [benadeelde partij] betrof 26 jaar, een aanzienlijk verschil. Verdachte zat, ondanks zijn ontwikkelingsachterstand, op een aanmerkelijk hoger niveau dan [benadeelde partij] , zeker nu zij ook een ontwikkelingsachterstand heeft. Daarbij bleef hij maar aansturen op fysiek contact van seksuele aard. Dat verdachte zich niet bewust was van deze verhouding acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft immers zelf kinderen die qua leeftijd niet aanzienlijk verschillen van [benadeelde partij] . Verdachte heeft zich dan ook wel bewust moeten zijn van het overwicht.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de mogelijkheid om [benadeelde partij] te benaderen en tot ontucht te verleiden. Dat vast staat dat er een afspraak heeft plaatsgevonden staat er niet aan in de weg dat er sprake kan zijn van een poging grooming. Verdachte heeft immers voorgesteld nogmaals af te spreken met [benadeelde partij] , en de rechtbank is van oordeel dat dit met het oogmerk is gebeurd om ontuchtige handelingen te verrichten. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op een of meer tijdstippen in de periode van 27 juli 2020 tot en met 17 augustus 2020 te
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, bestaande uit het aanzienlijke leeftijdsverschil, [benadeelde partij] , geboren op [geboortedag benadeelde partij] 2005, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, met dat opzet
- met die [benadeelde partij] contact heeft gezocht via Instagram en Whatsapp en Skype en met die [benadeelde partij] meermalen gesprekken heeft gevoerd en
- aan die [benadeelde partij] seksueel getinte berichten en een foto heeft gezonden en
- die [benadeelde partij] heeft gevraagd/voorgesteld met hem, verdachte, te knuffelen en te
(tong)zoenen en te likken en aan te raken/betasten en
- op 15 augustus 2020 een afspraak met die [benadeelde partij] heeft gemaakt en daags na die afspraak die [benadeelde partij] meermalen heeft voorgesteld naar hem, verdachte, te komen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 27 juli 2020 tot en met 17 augustus 2020 te
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met gebruikmaking van een communicatiedienst, aan een persoon, te weten [benadeelde partij] , geboren op [geboortedag benadeelde partij] 2005, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt een ontmoeting voor te stellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt te plegen
en daarbij enige handeling te ondernemen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, waarbij verdachte
- met die [benadeelde partij] contact heeft gezocht via Instagram en/of Whatsapp en/of Skype en/of met die [benadeelde partij] meermalen gesprekken heeft gevoerd en/of
- aan die [benadeelde partij] seksueel getinte berichten/foto heeft gezonden en
- die [benadeelde partij] heeft gevraagd/voorgesteld met hem, verdachte, te knuffelen en te
(tong)zoenen en te likken en aan te raken/betasten en
- op 15 augustus 2020 een afspraak met die [benadeelde partij] heeft gemaakt en daags na die afspraak die [benadeelde partij] meermalen heeft voorgesteld naar hem, verdachte, te komen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarbij verzoekt de officier van justitie de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte verzoekt de rechtbank bij een bewezenverklaring de strafeis van de officier van justitie te volgen. Daarbij verzoekt de verdediging geen contactverbod met minderjarigen op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verleiding en een poging tot grooming. Gedurende drie weken heeft hij contact onderhouden met [benadeelde partij] , een meisje van destijds 15 jaar oud. Hierbij heeft verdachte misbruik gemaakt van het door het leeftijdsverschil bestaande overwicht dat hij had op haar. Hoewel de handelingen van verdachte niet daadwerkelijk hebben geleid tot ontucht, is het een feit van algemene bekendheid dat gedrag zoals vertoond door verdachte voor permanente schade kan zorgen bij de slachtoffers. De rechtbank neemt het, ondanks het feit dat verdachte zegt dat het nooit meer zal gebeuren, verdachte kwalijk dat hij kennelijk niet ziet hoe ernstig zijn handelen is. Dat verdachte ter zitting heeft aangegeven niet te begrijpen dat zijn gedrag gevolgen heeft voor de geestelijke gezondheid van [benadeelde partij] vindt de rechtbank onbegrijpelijk, te meer omdat hij zelf twee jonge kinderen heeft. Dat [benadeelde partij] het geheel van handelen van verdachte als traumatisch heeft ervaren blijkt wel uit hetgeen haar vader ter zitting naar voren heeft gebracht. De rechtbank neemt verdachte ook kwalijk dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de gebruikelijke straftoemeting in soortgelijke zaken. De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport dat met betrekking tot verdachte is opgemaakt, waaruit volgt dat de verstandelijke en lichamelijke beperkingen die verdachte heeft worden gezien als contra-indicatie voor het opleggen van een gevangenisstraf. Wel heeft verdachte hulp en begeleiding nodig. Bovendien is het gewenst dat verdachte een langere periode wordt gemonitord en dat hij blijft beseffen dat zijn gedrag grensoverschrijdend is. Ook de rechtbank is van oordeel dat verdachte baat heeft bij hulp en toezicht. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest overstijgt vertraagt het opstarten van deze hulp en is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gepast. Er dient sprake te zijn van een stok achter de deur, zodat verdachte niet wederom in de fout gaat.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Daarbij legt de rechtbank de voorwaarden op zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod met minderjarigen. De rechtbank acht dit gezien het feit dat verdachte jonge kinderen heeft, waarbij er wellicht andere kinderen bij hen kunnen komen spelen, onwenselijk. In plaats hiervan zal de rechtbank een digitaal contactverbod met minderjarigen opleggen, met uitzondering van zijn eigen kinderen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van €80.000,--.
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan nu (de omvang van) de schade thans onvoldoende is onderbouwd. Ter vaststelling van die schade is nader debat en eventuele bewijsvoering nodig. Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 248a en 248e van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen/van hem te dulden
feit 2:poging tot door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
*dat verdachte zicht laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na diagnostische onderzoek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte op geen enkele wijze digitaal contact zoekt met minderjarigen (met uitzondering van zijn kinderen). Betrokkene bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt contact te voorkomen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat de partijen ieder hun eigen proceskosten zullen dragen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 februari 2022.
Mr. Louwerse en mr. Veldhuizen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.