ECLI:NL:RBZWB:2022:843

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
02-126024-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van kindermishandeling door een stiefouder met gevolgen voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid van het slachtoffer

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van kindermishandeling. De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte, die de stiefmoeder van het slachtoffer was, heeft gedurende een periode van bijna twee jaar, van 11 maart 2019 tot en met 1 januari 2021, het kind meermalen lichamelijk en geestelijk mishandeld. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de verdachte, waaronder het vastbinden van het kind met duct tape, het laten zitten in eigen urine en het slaan van het kind, hebben geleid tot een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en geestelijke gewaarwording bij het slachtoffer. De rechtbank erkende dat er onvoldoende bewijs was voor het toebrengen van lichamelijk of psychisch letsel, maar oordeelde dat de gedragingen van de verdachte wel degelijk als mishandeling gekwalificeerd konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische kwetsbaarheid en de zorg voor haar biologische dochter. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren geëist, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en de rechtbank volgde dit advies grotendeels. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de bestaande hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende was en dat er geen noodzaak was voor bijzondere voorwaarden. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het causaal verband tussen de gebeurtenissen en de gestelde schade niet kon worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/126024-21
vonnis van de meervoudige kamer van 22 februari 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1995 te [Geboorteplaats- en Land]
wonende te [Adres]
raadsvrouw mr. N.J.R.M. Elings, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarnaast is mevrouw [Naam 1] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte het kind [Slachtoffer] , dat behoort tot haar gezin, meermalen lichamelijk en geestelijk heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de ofMficier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de getuigenverklaringen van [Naam 2] en [Naam 3] , in samenhang bezien met de filmpjes, foto’s, geluidsfragmenten en politiemutaties. De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van psychisch letsel. Vanwege de omvang, duur en aard van de gedragingen van verdachte bestond er een aanmerkelijke kans op benadeling van de psychische gezondheid van [Slachtoffer] , welke kans verdachte bewust heeft aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat uit het dossier niet is op te maken dat [Slachtoffer] pijn of letsel heeft bekomen. Voor wat betreft het letsel heeft zij aangevoerd dat er noch sprake is van lichamelijk letsel noch van psychisch letsel. Zij heeft verzocht verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feitelijke handelingen van verdachte
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de opgenomen bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte haar stiefdochter [Slachtoffer] in een kinderstoel heeft vastgebonden met duct tape, haar naakt op een barkruk in haar eigen urine heeft laten zitten, haar haar eigen urine heeft laten opruimen en haar kleinerend, denigrerend en dwingend heeft toegesproken. Dit volgt met name uit de door verdachte zelf opgenomen geluids- en filmfragmenten en haar bekennende verklaring omtrent deze handelingen. De rechtbank leidt uit de inhoud van de politiemutaties af dat het op harde en kleinerende toon toespreken stelselmatig en langdurig heeft plaatsgevonden. De buren hebben immers aan de politie gemeld dat zij verdachte dagelijks hoorden schreeuwen en schelden tegen [Slachtoffer] , waarop [Slachtoffer] steeds moest huilen.
Tevens is vast komen te staan dat verdachte [Slachtoffer] meermalen op haar billen heeft geslagen met de vlakke hand. Verdachte erkent dit en getuige [Naam 2] verklaart ook hierover.
Dat verdachte [Slachtoffer] eveneens onder een (ijs)koude douche zou hebben gezet, is niet vast komen te staan. Weliswaar is daarover gesproken door de buurtbewoner bij de melding van 16 september 2019, maar onduidelijk is of er gehoord is dat dit daadwerkelijk is gebeurd, of alleen dat ermee is gedreigd. De vader van [Slachtoffer] heeft erkend dat daar weleens mee werd gedreigd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij [Slachtoffer] alleen een keer onder een lauwwarme, dus geen koude douche heeft laten staan. Verder zijn er geen getuigen die de verklaring van de buurtbewoner op dit punt ondersteunen.
Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat verdachte [Slachtoffer] in haar ontlasting heeft laten zitten.
De pleegperiode
De rechtbank stelt vast dat de vastgestelde handelingen in de tenlastegelegde periode ‒ van 11 maart 2019 tot en met 1 januari 2021 ‒ hebben plaatsgevonden. De buren van verdachte hebben op 11 maart 2019 voor de eerste keer bij de politie gemeld dat zij dagelijks geschreeuw, gescheld en gehuil horen, zodra de vader in het gezin de woning heeft verlaten. Op 16 maart 2019 hebben dezelfde buren hiervan wederom een melding gedaan. De beschikbare geluids-en filmfragmenten dateren van verschillende data gedurende het hele jaar 2020 (te weten van 25 februari, 13 mei, 31 juli en 23 oktober 2020). Verdachte heeft aangegeven dat zij in december 2020/januari 2021 daadwerkelijk bij [Slachtoffer] en haar vader is weggegaan, zodat de rechtbank 1 januari 2021 als einddatum hanteert.
Pijn en/of letsel
Het lijdt naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel dat [Slachtoffer] enige mate van pijn heeft ondervonden door te zijn vast getapet aan de kinderstoel en door op haar billen te zijn geslagen.
Hoewel de vader van [Slachtoffer] en haar tante [Naam 2] hebben verklaard dat zij onder meer een bult op het hoofd, een dik linker oog en blauwe plekken bij [Slachtoffer] hebben gezien en [Naam 2] daarvan foto’s heeft gemaakt, bevat het dossier geen bewijs dat deze verwondingen door verdachte zijn toegebracht of dat deze aan een tenlastegelegd voorval zijn te linken. Dat [Slachtoffer] het tenlastegelegde fysiek letsel heeft bekomen, kan dan ook niet worden bewezen.
Evenmin kan worden bewezen dat [Slachtoffer] psychisch letsel door toedoen van verdachte heeft opgelopen. Hiervoor is geen informatie van bijvoorbeeld een arts of psycholoog en daarmee geen bewijs voorhanden.
Een hevige onlust veroorzakende lichamelijk en/of geestelijke gewaarwording
Volgens vaste jurisprudentie geldt dat onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht niet alleen moet worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, maar onder omstandigheden ook het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording (ECLI:NL:HR:2014:2677, ECLI:NL:GHDHA:2017:1540).
Het hoeft geen betoog dat voornoemde vastgestelde handelingen van verdachte, mede gelet op het ruime tijdsbestek waarin die hebben plaatsgehad, tot een min of meer hevige onlust veroorzakende lichamelijke én geestelijke gewaarwording bij [Slachtoffer] hebben geleid.
Opzet
Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen kan worden geconcludeerd dat het opzet van verdachte, minst genomen in voorwaardelijke zin, op het bekomen van pijn en een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en geestelijke gewaarwording was gericht.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 11 maart 2019 tot en met 1 januari 2021 te Breda telkens opzettelijk heeft mishandeld en de gezondheid heeft benadeeld van [Slachtoffer] , geboren op [Geboortedag slachtoffer] 2016, zijnde een kind dat zij verzorgt en opvoedt als behorend tot haar gezin, door:
- het bovenlichaam, met behulp van tape, vast te binden en
- meermalen op het lichaam van die [Slachtoffer] te slaan, en
- die [Slachtoffer] naakt op een barkruk in haar eigen urine te laten zitten en
- die [Slachtoffer] haar eigen urine op te laten ruimen, en
- meermalen die [Slachtoffer] te kleineren en denigrerend en dwingend toe te spreken,
waardoor die [Slachtoffer] pijn heeft bekomen en een hevige onlust
veroorzakende lichamelijke en geestelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Door de raadsvrouw is een beroep gedaan op psychische overmacht, dat zou moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Voor het slagen van een dergelijk beroep dient vast te komen staan dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Dit betekent dat er een dermate ernstige druk moet zijn waardoor de wilsvrijheid van verdachte is aangetast.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Zo heeft zij te kampen gehad met hechtingsproblematiek en is er sprake van een verstandelijke beperking. Evengoed heeft verdachte, met de vader van het kind, de zorg op zich genomen van [Slachtoffer] , die net als zijzelf een belaste voorgeschiedenis, een rugzakje heeft. Deze omstandigheden maken nog niet dat dat er sprake was van een dermate ernstige drang of druk dat de wilsvrijheid van verdachte zodanig was aangetast dat haar handelen jegens [Slachtoffer] niet strafbaar zou zijn. Dat zij onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden, is naar het oordeel van de rechtbank een brug te ver. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mishandeling geen momentopname is geweest, maar langdurig en stelselmatig heeft plaatsgevonden. Tevens blijkt uit de beelden en geluidsfragmenten niet van een radeloze toestand waarin verdachte zou hebben verkeerd. Verdachte spreekt telkens redelijk koelbloedig op [Slachtoffer] in. De rechtbank gaat aldus niet mee in een situatie van psychische overmacht. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Verdachte is dan ook strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, verplichte ambulante begeleiding van [Naam 4] en het zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Mocht het ingezette traject van Veilig Thuis niet van de grond komen dan dient verdachte mee te werken aan een gedragsinterventie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte – zowel ten tijde als na het bewezenverklaarde ‒ en verwijst daarvoor naar de stukken van de reclassering, de psycholoog en [Naam 4] . Inmiddels is verdachte gegroeid in haar emotionele welzijn en lichamelijke gesteldheid en zijn er geen signalen van een onveilige opvoedingssituatie voor haar biologische dochter.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna twee jaar schuldig gemaakt aan kindermishandeling. Het slachtoffer betrof het drie/vierjarige dochtertje van verdachtes vriend, dat bij hen inwoonde. De rechtbank acht dit feit bijzonder ernstig. Een kind dient in een prettige, veilige en vertrouwde woonomgeving op te kunnen groeien. Maar verdachte heeft het kind een dergelijke omgeving niet geboden. Ze kleineerde het kind en sprak haar dwingend toe alsof ze een volwassene was. Zo bleef verdachte eindeloos doorvragen waarom het kind maar niet wilde luisteren en dreigde ze dat de politie het kind zou komen ophalen en dat ze dan in de gevangenis moest slapen. Daarnaast heeft verdachte het kind met duct tape vastgebonden in haar kinderstoel, haar naakt op een barkruk in haar eigen urine laten zitten en haar bevolen om de urine zelf op te ruimen. Ook sloeg ze het kind. Ze noemde dat ‘billenkoek’. Het is een feit van algemene bekendheid dat de gevolgen van kindermishandeling nog lang kunnen doorwerken in de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. In hoeverre dat hier het geval zal zijn, zal de toekomst moeten uitwijzen.
Verdachte heeft niet, althans onvoldoende stil gestaan bij deze nadelige effecten van haar gedrag. Pas nadat ze zelf een dochter had gekregen, ondernam verdachte serieuze stappen om een einde te maken aan de ontstane situatie van huiselijk geweld.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat zij een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 28 januari 2022. Daarin wordt beschreven dat verdachte als psychisch kwetsbare jonge vrouw is overvraagd in de zorg en opvoeding van het slachtoffer met eigen problematiek. Ze erkende dit en vroeg om hulp aan haar begeleiders (de gezinsvoogd en de medewerker van [Naam 4] ), maar hier lijkt onvoldoende gehoor aan te zijn gegeven. Toen ze vreesde voor de veiligheid van haar biologische dochter, besloot verdachte zelf de stap te zetten naar verandering en verbrak zij de relatie met de vader van het slachtoffer. Met behulp van dagelijkse ambulante begeleiding en behandeling bij een psycholoog heeft verdachte het afgelopen jaar toegewerkt naar een stabiel leven. Ze heeft huisvesting gevonden voor haarzelf en haar dochter, is gestart met vrijwilligerswerk, heeft een positief sociaal netwerk opgebouwd en er is voor haar dochter een omgangsregeling getroffen met de ex-partner. Ook spreekt de reclassering van stabiliteit op het gebied van verdachtes mentale en fysieke gezondheid. De opvoedsituatie van de biologische dochter roept vooralsnog geen zorgen op. Dit wordt verder gemonitord door Veilig Thuis. De ambulante zorg van [Naam 4] blijft op basis van een WLZ- indicatie (Wet Langdurige Zorg) dagelijks betrokken.
Vanwege de positieve ontwikkelingen die verdachte de afgelopen periode heeft doorgemaakt, schat de reclassering het risico op recidive laag in. Zij adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Eventueel kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd met enkel de algemene voorwaarde als stok achter de deur.
Ter zitting is door mevrouw [Naam 1] mondeling toegelicht dat de reclassering nog altijd geen noodzaak ziet voor interventies in een gedwongen kader, omdat er al voldoende hulp in een vrijwillige setting wordt aangeboden. Veilig Thuis heeft inmiddels ook hulp doorgezet naar het jeugdteam van Toegang Tilburg. Daarvoor wordt ook een veiligheidsplan opgesteld. Het monitoren door Veilig Thuis kan volgens [Naam 1] gedurende twee à drie jaren plaatsvinden. De reclassering beschikt niet over een specifieke gedragsinterventie gericht op pedagogische vaardigheden. Monitoring door de reclassering zou onvoldoende toevoegen, terwijl er wel het gevaar van overbelasting van verdachte bestaat bij het opstapelen van hulpverlening.
Tevens is een verklaring van psycholoog drs. [Naam 5] aanwezig d.d. 28 januari 2022, waarin wordt vermeld dat verdachte bij deze psycholoog in de periode van
4 januari 2021 t/m 1 december 2021 onder behandeling is geweest. Daarbij is gebruik gemaakt van EMDR-therapie en cognitieve gedragstherapie. Deze interventies hebben volgens de psycholoog bijgedragen aan een significante vermindering van het klachtenpatroon van verdachte.
Uit een brief van [Naam 6] namens [Naam 4] blijkt dat deze zorgorganisatie sinds 2014 de dagelijkse ambulante zorg van verdachte op zich heeft genomen. [Naam 6] ziet thans een stabiele moeder die rust en regelmaat heeft kunnen vinden, nadat ze vanaf eind 2020 weer aan haar zelf is gaan werken.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare situaties worden opgelegd.
Alles afwegend, is de rechtbank van oordeel dat een behoorlijke taakstraf een passende strafrechtelijke sanctie is. Daarnaast ziet de rechtbank op grond van de aard van het delict in combinatie met de omstandigheid dat verdachte momenteel de verantwoordelijkheid draagt voor de verzorging en opvoeding van haar biologische dochter aanleiding om de taakstraf gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden wederom dergelijke strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan dit voorwaardelijk deel geen bijzondere voorwaarden koppelen, nu de huidige persoonlijke situatie van verdachte stabiel is, zij de afgelopen tijd door een psycholoog met succes is behandeld en zij nog geruime tijd intensief wordt begeleid vanuit meerdere hulpverleningsinstanties. Evenals de reclassering acht de rechtbank de bestaande hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende, mede gezien het feit dat verdachte zich tot nu toe steeds meewerkend heeft opgesteld. Het is daarom onnodig om haar een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen.
De door de officier van justitie gevorderde straf, met uitzondering van de door haar genoemde bijzondere voorwaarden, wordt door de rechtbank alleszins redelijk geacht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7.000,00 ter zake van immateriële schade en de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat het causaal verband tussen de bewezen verklaarde gebeurtenissen en de gestelde schade op basis van de stukken niet is vast te stellen. Het is niet duidelijk in welke mate de gestelde schade aan verdachte is te wijten. De benadeelde partij had al een belast verleden – waaronder hechtingsproblematiek – voordat zij bij verdachte kwam wonen, hetgeen mogelijk ook tot schade heeft geleid of zal leiden. Bovendien is er (nog) geen psychisch letsel bij de benadeelde partij vastgesteld. Er ligt bijvoorbeeld geen rapport van een gedragsdeskundige waarin is opgenomen hoe de benadeelde partij zich ontwikkelt. De enkele mededeling van de vader ter zitting dat de benadeelde partij speltherapie heeft gehad is daarvoor onvoldoende.
De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij
[Slachtoffer]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en
mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2022.
Mr. Froger is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.