ECLI:NL:RBZWB:2022:8398

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22-004654
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv aan verzoeker na administratieve beëindiging strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de verzoeker, geboren in 1994. Het verzoekschrift is op 7 maart 2022 ingekomen en betreft een schadevergoeding ten laste van de Staat voor gemaakte kosten van rechtsbijstand. De verzoeker was niet aanwezig bij de behandeling van het verzoek, maar zijn gemachtigde, mr. J.J.J. van Rijsbergen, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. G. Smid, verzet zich tegen de toekenning van de vergoeding, omdat de strafzaak administratief is beëindigd. De verzoeker heeft echter aangevoerd dat de administratieve beëindiging niet aan hem of zijn gemachtigde te wijten is en dat de kosten voor rechtsbijstand wel degelijk zijn gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak van verzoeker per abuis twee keer in het systeem is geregistreerd, wat heeft geleid tot de administratieve beëindiging van de zaak. De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, aangezien de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 530 Sv een vergoeding kan worden toegekend voor gemaakte kosten, waaronder reis- en verblijfkosten en kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de urenstaten van de raadsman beoordeeld en vastgesteld dat de gevraagde vergoeding van € 1.359,56 voor rechtsbijstand voldoende is onderbouwd.

De rechtbank heeft besloten om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen en kent in totaal een bedrag van € 2.039,56 toe aan de verzoeker, bestaande uit € 1.359,56 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juli 2022. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02-304832-21
rk-nummer: 22-004654
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 7 maart 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.359,56 voor de kosten van rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • bij brief van 21 februari 2022 waarin aan verzoeker is medegedeeld dat de zaak administratief wordt beëindigd;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 7 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. J.J.J. van Rijsbergen als gemachtigd raadsman van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding omdat er sprake is van administratieve beëindiging van de strafzaak.
Namens verzoeker is aangevoerd dat het verzoekschrift gehandhaafd blijft. De strafzaak is verder gegaan onder parketnummer 02-215916-21 en is behandeld op de politierechter zitting van 21 februari jl. Dat maakt dat de zaak met parketnummer 02-304832-21 dubbel is ingeschreven en deze zaak administratief is beëindigd. De kosten voor de verleende rechtsbijstand zijn destijds echter wel gemaakt. Dat de zaak dubbel is ingeschreven is niet aan verzoeker noch aan zijn gemachtigde te wijten.
De officier van justitie blijft bij het eerder ingenomen schriftelijk ingediende standpunt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ter zitting is vast komen te staan dat de strafzaak van verzoeker per abuis twee keer in het systeem is opgevoerd. De onderhavige zaak betreft de zaak welke later administratief is beëindigd. Die zaak is eerder aan verdachte betekent dat de zaak onder welke de vervolging van verzoeker is voorgezet. Naast de urenstaat in de onderhavige zaak heeft de raadsman
- op verzoek van de rechtbank - ook de urenstaat van de vervolgde zaak overgelegd. Bij vergelijking van beide urenstaten is duidelijk dat er wel degelijk aparte werkzaamheden voor de administratief beëindigde zaak zijn verricht. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 1.359,56, is door de urenstaat in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van € 680,00 toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 2.039,56;
bestaande uit:
- € 1.359,56 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van € 2.039,56 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL, onder vermelding van “ [naam] .”.
Deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).