ECLI:NL:RBZWB:2022:8397

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
006010-22 en 006011-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na onterecht ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2022 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste van de Staat. De verzoeker was op 13 juli 2021 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van het voorhanden hebben van kinderporno en ontucht met een minderjarige. Na twee dagen inverzekeringstelling werd hij op 14 juli 2021 weer in vrijheid gesteld. De strafzaak werd op 27 december 2021 geseponeerd door het Openbaar Ministerie. De verzoeker heeft een schadevergoeding van € 260,00 gevraagd voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht, alsook een vergoeding van € 2.014,65 voor de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek en dat de verzochte bedragen voor schadevergoeding en rechtsbijstand volledig kunnen worden toegewezen. De rechtbank overweegt dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding voor de dagen die hij onterecht in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en dat de kosten van rechtsbijstand voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de verzoeken toegewezen en de bedragen vastgesteld op € 260,00 voor de inverzekeringstelling, € 2.014,65 voor de rechtsbijstand, en € 680,00 voor de kosten van indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer. De totale schadevergoeding bedraagt € 2.694,65. De beslissing is genomen door mr. H.E. Goedegebuur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-258803-21
rk-nummers: 006010-22 en 006011-22
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), in de zaak van verzoeker:
[verzoeker] ,geboren op [verzoeker] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A. Darrazi, Ringbaan-Noord 62 te 5046 AC Tilburg (postadres: Postbus 2191, 5001 CD Tilburg).

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.014,65, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 27 december 2021;
  • de stukken waaruit de duur van inverzekeringstelling van verzoeker blijkt;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 4 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis, verzoeker en mr. A. Darrazi gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij op 13 juli 2021 in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer is aangehouden en in verzekering is gesteld ter zake van verdenking van het voorhanden hebben van kinderporno en plegen van ontucht met iemand van onder de 16 jaar oud. Op 14 juli 2021 is verzoeker in vrijheid is gesteld. Bij kennisgeving van 27 december 2021 heeft het Openbaar Ministerie de strafzaak geseponeerd. Verzoeker stelt ingevolge artikel 533 Sv aanspraak te maken op een vergoeding voor de twee dagen die hij op het politiebureau heeft doorgebracht en verzoekt een vergoeding van € 260,00. Tevens heeft verzoeker kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand in verband met de strafzaak en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 2.014,65, een en ander te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Verzoeker heeft in raadkamer bevestigd dat de handtekening die als bijlage aan het verzoekschrift is gehecht van hem is en dat hij akkoord gaat met de inhoud van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich naar aanleiding van hetgeen in raadkamer naar voren is gebracht op het standpunt gesteld dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek en dat de verzochte bedragen aan schade wegens ondergane inverzekeringstelling en kosten voor rechtsbijstand geheel kunnen worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het Openbaar Ministerie heeft de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan hem een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.014,65is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.694,65, bestaande uit:
- € 2.014,65 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer.
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.014,65zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name van Advocatenkantoor Govers, onder vermelding van “ [naam 1] ”;
bepaalt dat een bedrag van
€ 680,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name van Advocatenkantoor Govers, onder vermelding van “ [naam 2] ”;
bepaalt dat een bedrag van
€ 260,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 2] ten name van [naam 3] .
Deze beslissing is op 18 juli 2022 gegeven door mr. H.E. Goedegebuur, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).