ECLI:NL:RBZWB:2022:8396

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21-018793 en 21-018794
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na ondergane voorlopige hechtenis en rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding vroeg wegens ondergane voorlopige hechtenis en kosten van rechtsbijstand. De verzoekschriften waren ingediend op 3 december 2021 en betroffen twee verzoeken, één op basis van artikel 533 en één op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.C. van de Wijngaart, vroeg in totaal om een schadevergoeding van € 37.476,24 voor immateriële schade en gederfde inkomsten, alsook om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 25.152,61.

Tijdens de behandeling op 7 juli 2022 was de verzoeker niet aanwezig, maar de officier van justitie en de advocaat waren wel aanwezig. De officier van justitie verzet zich tegen een deel van de gevraagde vergoeding, met name voor de gederfde inkomsten, en stelde dat er een bedrag voor levensonderhoud in mindering moest worden gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker 235 dagen in detentie heeft doorgebracht, waarvan 11 dagen in beperkingen. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verzoekschriften tijdig en op de juiste wijze waren ingediend.

De rechtbank heeft de verzoeker een schadevergoeding toegekend van € 33.486,98 voor de ondergane detentie en gederfde inkomsten, en heeft daarnaast de kosten van rechtsbijstand van € 25.152,61 en de kosten voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften van € 680,00 toegewezen. De totale vergoeding die aan de verzoeker zal worden overgemaakt bedraagt € 59.319,59. De beslissing is genomen door rechter R.J.H. de Brouwer en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
Parketnummer: /
rk-nummers: 21-018793 en 21-018794
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering ingekomen ter griffie op 3 december 2021 in de zaak:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam (Haringvliet 90, 3011 TG Rotterdam),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 Het verzoek ex artikel 533 strekt tot vergoeding van de schade die verzoeker als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 37.476,24, bestaande uit:
-een bedrag van € 23.920,00 aan immateriële schade wegens doorgebracht voorarrest;
-een bedrag van € 13.556,24,- aan voor loonderving.
 Het verzoek ex artikel 530 strekt tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand te verhogen met de forfaitaire vergoeding tot een bedrag van € 25.832,61 bestaande uit:
-een bedrag van € 25.152,61 voor kosten rechtsbijstand;
-een bedrag van € 680,00 voor het indienen en de behandeling van de verzoeken ter
zitting.
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 29 maart 2018 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken, waaruit blijkt dat verzoeker op 24 juli 2017 in verzekering is gesteld en op 15 maart 2018 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op de raadkamer van 7 juli 2022 zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en mr. K.C. van de Wijngaart als gemachtigd raadsvrouw van verzoeker zijn gehoord. Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, doch niet bij de behandeling van de verzoekschriften
verschenen.
De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. Op de gevraagde vergoeding voor gederfde inkomsten moet een bedrag van 315 x € 15,00 voor kosten levensonderhoud in mindering worden gebracht. Bij de behandeling in raadkamer heeft de rechter geconstateerd dat verzoeker 235 dagen in detentie heeft doorgebracht, zodat een bedrag van 235 x € 15,00 in mindering moet worden gebracht.
De officier van justitie volgt de redenering van de rechter en de raadsvrouw verzet zich niet tegen de conclusie van de officier van justitie dat een bedrag voor levensonderhoud in mindering moet worden gebracht.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De verzoekschriften zijn tijdig en op de juiste wijze ingediend.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Over het verzoek ex artikel 533 Sv overweegt de rechtbank als volgt.
Verzoeker heeft 235 dagen zijn vrijheid moeten missen.
Verzoeker heeft 11 dagen van de voorlopige hechtenis in beperkingen doorgebracht.
De rechtbank zal de gebruikelijke vergoeding toekennen, te weten:
  • € 130,- voor elke dag door verzoeker in verzekering doorgebracht;
  • € 100,- voor elke dag door verzoeker in voorlopige hechtenis doorgebracht;
- Voor de dagen die verzoeker in beperkingen heeft doorgebracht wordt een verhoogde vergoeding van € 130,- toegekend.
Een dag die begint op basis van een vergoedingsmaatstaf van € 130,- maar die overgaat in een dag met een vergoedingsmaatstaf van € 100,- wordt aangemerkt als een dag tegen een vergoedingsmaatstaf van € 100,-.
De rechtbank zal verzoeker een bedrag van € 23.920,00 toekennen als vergoeding voor de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit bestaat uit 3 x € 130,- voor de dagen inverzekeringstelling (€ 390,-), 11 x € 130,- dagen huis van bewaring in beperkingen (€ 1.430,-) en 221 x € 100,- overige dagen in huis van bewaring (€ 22.100,-).
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor gederfde inkomsten. De in het verzoekschrift verzochte vergoeding van € 13.091,98 wordt verminderd met de kosten van levensonderhoud te weten 235 x € 15,00 = € 3.525,00. De vergoeding voor gederfde inkomsten wordt vastgesteld op € 9.566,98.
Met betrekking tot het verzoek ex artikel 530 overweegt de rechtbank als volgt.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 25.152,61 is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer zal het forfaitaire bedrag van € 680,00 worden toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van € 33.486,98 wegens ondergane detentie en gederfde inkomsten.
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 25.832,61, bestaande uit:
- € 25.152,61 kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van € 59.319,59 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Wijngaart en Silvis strafzaken, onder vermelding van “[naam] ”.
Deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).