ECLI:NL:RBZWB:2022:8351

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-005243
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 en 533 Sv na voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding van een verzoeker die in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De verzoeker, geboren in 1978, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding op basis van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) vanwege immateriële schade die hij had geleden door zijn inverzekeringstelling. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zich gedeeltelijk verzet tegen de gevraagde vergoeding, maar heeft wel een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voorgesteld voor de kosten van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker twee dagen in verzekering heeft doorgebracht en dat de LOVS-uitgangspunten uitgaan van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 260,00 voor de immateriële schade, maar dat hij zich voor eventuele extra schade moet wenden tot zijn voormalige echtgenote, die een valse aangifte tegen hem heeft gedaan. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer vastgesteld op € 680,00.

De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toegewezen tot een bedrag van € 260,00 en het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv tot een bedrag van € 680,00. Het totaalbedrag van € 940,00 zal worden overgemaakt aan de Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Colen. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02-023287-21
rk-nummers: 22-005243
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 30 december 2021, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.M.H.J. Colen advocaat te Terneuzen, (Postbus 45, 4570 AA Axel),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.000,00 immateriële schade die verzoeker als gevolg van ondergane inverzekeringstelling;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • sepot van 30 september 2021 omdat verdachte ten onrechte is aangemerkt als verdachte;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 7 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, verzoeker en raadsman mr. J.M.H.J. Colen gehoord.
De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een verzoeker in aanmerking komt voor een vergoeding van € 260,00, zijnde de immateriële schade die verzoeker als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling heeft geleden, hetgeen meer verzocht is moet worden afgewezen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de forfaitaire vergoeding van € 680,00 kan worden toegewezen.
Verzoeker persisteert bij het door hem gevraagde verzoek om schadevergoeding en verzoekt om het gevraagde bedrag in zijn geheel toe te wijzen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft 2 dagen in verzekering doorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. Dit berust op de vooronderstelling dat genoemde bedragen in het algemeen een redelijke tegemoetkoming vormen voor de geleden immateriële schade. Daarbij is in aanmerking genomen dat persoonlijke vrijheid nu eenmaal een groot goed is en detentie een ernstige belasting vormt voor de persoon van de betrokkene. Het forfaitaire karakter van de standaardvergoedingen voor geleden immateriële schade betekent dat van deze standaardbedragen niet licht afgeweken dient te worden.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verzoeker meer schade heeft geleden dan gebruikelijk door de ondergane vrijheidsbeneming. De extra immateriële schade is veroorzaakt doordat verzoeker is aangehouden en in verzekering gesteld door een aangifte van zijn voormalige echtgenote, welke later vals bleek te zijn. Voor die schade zal hij zich moeten wenden tot zijn voormalige echtgenote. In raadkamer is besproken en door de raadsman beaamd dat verzoeker er dus belang bij heeft dat duidelijk wordt of de voormalige echtgenote al dan niet vervolgd wordt voor het doen van een valse aangifte. Indien dat het geval is, kan verzoeker zich als benadeelde partij voegen in het betreffende strafproces.
De rechtbank acht het redelijk en billijk om verzoeker een bedrag van € 260,00 toe te kennen. Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van € 680,00 toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van € 260,00 wegens ondergane voorlopige hechtenis.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 680,00, zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer
De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af;
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van € 940,00 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Colen, onder vermelding van “ [naam]”.
Deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).