ECLI:NL:RBZWB:2022:8350

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
21-019542 en 22-014274
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op verzoek ex artikel 530 en 533 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker, geboren in 1971, die schadevergoeding vroeg op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker had kosten gemaakt voor rechtsbijstand en reiskosten in verband met een strafzaak, waarbij hij niet in verzekering was gesteld. De rechtbank heeft de officier van justitie, mr. G. Smid, gehoord, maar de verzoeker en zijn advocaat, mr. C.G.A. Mattheussens, waren niet aanwezig op de zitting. De officier van justitie verzet zich tegen een deel van de gevraagde vergoeding, met name voor de kosten die verband houden met artikel 533 Sv, omdat de verzoeker niet in verzekering was gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van de raadsman, ter hoogte van € 1.278,06, toewijsbaar zijn, evenals een vergoeding van € 30,00 voor reiskosten. De forfaitaire vergoeding voor het indienen van de verzoekschriften is vastgesteld op € 340,00. Het verzoek om vergoeding op basis van artikel 533 Sv is afgewezen, omdat de verzoeker niet in verzekering was gesteld. De totale schadevergoeding die is toegewezen bedraagt € 1.648,06. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, I.L. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 96-055188-20
rk-nummers: 21-019542 en 22-014274
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 9 december 2021, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. C.G.A. Mattheussens, advocaat te Roosendaal (Vijfhuizenberg 207a, 4708 AJ Roosendaal),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • Het verzoek ex artikel 533 Sv strekt tot vergoeding van de immateriële schade die verzoeker heeft geleden tot een bedrag van € 200 en een bedrag van € 50,00 zijnde de kosten voor het verzenden van brieven.
  • Het verzoek ex artikel 530 Sv strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal
€ 1.888,06 wegens:
-de kosten van een raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer; door de verzoeker is een factuur van mr. C.G.A. Mattheussens overgelegd tot een bedrag van € 1.278,06;
-de reiskosten voor het bijwonen van de behandeling op de terechtzitting tot een bedrag van € 60,00;
te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding.
  • het vonnis van de politierechter van 8 november 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 7 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. De rechtbank heeft de officier van justitie mr. G. Smid op zitting gehoord.
De gemachtigde, mr. C.G.A. Mattheussens en verzoeker hebben op voorhand laten weten niet bij de behandeling van de verzoekschriften aanwezig te zullen zijn.
De officier van justitie verzet zich voor een deel tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding. De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding inzake ex artikel 533 Sv moet worden afgewezen, aangezien verzoeker nimmer in verzekering is gesteld. De vergoeding ex artikel 530 Sv kan gedeeltelijk worden toegewezen. De kosten van de raadsman kunnen worden toegewezen. De kosten voor gemaakte reiskosten dienen te worden gematigd tot een bedrag van € 30,00. De forfaitaire vergoeding voor het indienden van de verzoekschriften kan worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht geen gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een bedrag toe te kennen met betrekking tot een vergoeding inzake ex. artikel 533 Sv. Verzoeker is nimmer in verzekering gesteld, zodat de kosten welke door de raadsman worden opgevoerd niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzoek ex. artikel 533 Sv wordt afgewezen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 1.278,06 is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank acht het billijk een vergoeding van € 30,00,- toe te kennen voor de reiskosten die door verzoeker zijn gemaakt ten behoeve van de behandeling van de strafzaak.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van € 340,00 toegekend.
Voor toekenning van wat overigens is verzocht acht de rechtbank geen gronden aanwezig.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv af.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 1.648,06.
De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af;
De rechtbank bepaalt dat een bedrag van € 1.648,06 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Brekelmans-Van der Ven, onder vermelding van “ [naam]”.
Deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).