ECLI:NL:RBZWB:2022:8347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-002034
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikel 530 Sv gedeeltelijk toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door de verzoeker op 1 februari 2022. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Geijtenbeek, vorderde een schadevergoeding van in totaal € 5.986,59, bestaande uit materiële en immateriële schade ten laste van de Staat. Tijdens de behandeling in raadkamer op 7 juli 2022 zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verzoeker gehoord. De verzoeker heeft zijn vordering aangepast, waarbij hij € 575,00 voor schade aan de deur door politieoptreden, € 1.200,00 voor drie maanden huur zonder gebruik van de woning, en € 3.225,00 voor immateriële schade heeft gevorderd.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor rechtsbijstand en schade aan de deur door politieoptreden toewijsbaar zijn, maar dat de gevraagde vergoeding voor de betaalde huur en immateriële schade niet toewijsbaar zijn. De rechtbank heeft overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf en dat zij bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand van € 288,59 voldoende zijn onderbouwd en toewijsbaar zijn. Echter, de overige gevorderde bedragen vallen niet onder de reikwijdte van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering en zijn daarom afgewezen.

De rechtbank heeft uiteindelijk een vergoeding van € 968,59 toegekend aan de verzoeker, bestaande uit € 288,59 voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02-298630-21
rk-nummer: 22-002034
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 1 februari 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.C. Geijtenbeek, advocaat te Goes (Frans den Hollanderlaan 25, 4461 HL Goes),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv en 533 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van € 5.986,59, wegens:
  • € 288,59, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • immateriële schade van in totaal € 5000,00;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 3 november 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 7 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid, verzoeker en mr. M.C. Geijtenbeek gehoord.
Tijdens de behandeling van de zaak in raadkamer heeft verzoeker zijn verzoekschrift zodanig gewijzigd dat gevorderd wordt aan materiële schade een bedrag van € 575,00, zijnde de schade aan de deur veroorzaakt door het optreden van de politie en een bedrag van € 1200,00 zijnde schade wegens betaling van 3 maanden huur zonder gebruik te kunnen maken van de woning. Een bedrag van € 3225,00 wordt gevorderd als immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten rechtsbijstand, schade aan de deur door politieoptreden en de forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling ter terechtzitting toewijsbaar zijn. De gevraagde vergoeding voor de betaalde huur aan het pand en de immateriële schade zijn niet toewijsbaar en dienen afgewezen te worden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 288,59, is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor toekenning van wat overig is verzocht acht de rechtbank geen gronden aanwezig. De verzochte vergoeding voor de kosten van schade aan de deur door het politieoptreden, de kosten voor 3 maanden huurbetaling en de immateriële schadevergoeding vallen niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv of artikel 533 Sv en dienen daarom te worden afgewezen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van € 680,00 toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 968,59.
bestaande uit:
- € 288,59 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het meer of anders verzochte af;
bepaalt dat een bedrag van € 968,59 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer]
ten name van Stichting Beheer Derdengelden Olie en de Jonge Advocaten, onder vermelding van “ [naam] ”.
Deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).