ECLI:NL:RBZWB:2022:8345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
21-018345 en 21-018346
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv

Op 5 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van een verzoeker die op 10 september 2021 was vrijgesproken. Het verzoekschrift was ingediend op 29 november 2021 en betrof een schadevergoeding voor onterecht ondergane voorlopige hechtenis, gederfde inkomsten en reiskosten. De verzoeker vroeg een schadevergoeding van in totaal € 11.777,20, bestaande uit € 1.120,00 voor de voorlopige hechtenis, € 10.637,20 voor gederfde inkomsten en € 20,00 voor reiskosten. De officier van justitie stelde dat slechts een bedrag van € 910,00 voor de voorlopige hechtenis en € 20,00 voor de reiskosten toegewezen kon worden, terwijl de vergoeding voor gederfde inkomsten werd afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing.

De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 910,00 voor de onterecht ondergane voorlopige hechtenis, € 20,00 voor reiskosten en € 680,00 voor de kosten van het indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank wees het verzoek voor de gederfde inkomsten af, omdat er geen sprake was van vermogensschade die voor vergoeding in aanmerking kwam. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 1.610,00, dat overgemaakt zal worden op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Ligeon.

De beslissing is genomen door mr. A. Hello, rechter, in aanwezigheid van J. Van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/800646-17
rk-nummers: 21-018345 en 21-018346
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 29 november 2021, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. F.O. Ligeon, Lylantse plein 1, 2908 LH Capelle aan den IJssel

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.120,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 10.637,00, voor vergoeding van vermogensschade;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 20,00, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van 10 september 2021 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op in verzekering is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie; en
  • de processen-verbaal van aanhouding van de behandelingen in raadkamer van 10 maart 2022, 22 april 2022 en 30 mei 2022.
Op 22 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Tevens niet verschenen, met bericht van verhindering, is de advocaat van verzoeker. De advocaat heeft, op voorhand, aan de rechtbank laten weten dat het verzoekschrift op de in het raadkamerdossier aanwezige stukken afgedaan kan worden.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker op 10 september 2021 is vrijgesproken. Om die reden vraagt verzoeker de schade te vergoeden wegens de onterecht ondergane voorlopige hechtenis ter hoogte van € 1.120,00. Daarnaast vraagt verzoeker een vergoeding voor gederfde inkomsten ter hoogte van € 10.637,20 en reiskosten ter hoogte van € 20,00. Voorts vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding voor het indienen en opstellen van onderhavig verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding in verband met de ondergane voorarrest voor een bedrag van € 910,00 kan worden toegewezen. Er bestaat geen extra vergoeding voor beperkingen op het politiebureau. De vergoeding in verband met gederfde inkomsten moet worden afgewezen wegens het ontbreken van enige onderbouwing. De reiskosten kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 20,00. Voorts kan de verzochte forfaitaire vergoeding worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
zeven dagen in voorlopige hechtenisdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De rechtbank ziet geen reden af te wijken van de standaardvergoeding van € 130,00 per dag. De rechtbank ziet tevens geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijk gehanteerde standaardbedrag. Er kan niet worden geoordeeld dat verzoeker meer dan gebruikelijk is getroffen door de voorlopige hechtenis, zodat er geen grond is voor het toekennen van een hogere vergoeding. Waarbij de rechtbank opmerkt dat de standaardvergoeding al voorziet in schadeloosstelling voor de ondergane beperkingen. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 910,00.
Ten aanzien van de verzochte gederfde inkomsten ter hoogte van € 10.637,20 is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 530 dan wel 533 Sv. vergoed dient te worden. De rechtbank wijst deze vermogensschade af.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 20,00toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 910,00, bestaande uit:
- € 910,00, voor de onterecht ondergane voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 700,00, bestaande uit:
- € 20,00 aan reiskosten; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.610,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor Ligeon, onder vermelding van “ [naam] , art 533, 530 Sv”.
Deze beslissing is op 5 augustus 2022 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van J. Van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).