ECLI:NL:RBZWB:2022:8341

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-001263
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoekschrift schadevergoeding ex artikel 530 Sv

Op 21 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door de verzoeker, geboren in 1993, die vertegenwoordigd werd door mr. H.M. Dunsbergen. De rechtbank heeft op 7 juli 2022 een zitting gehouden waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de gemachtigd advocaat van de verzoeker, mr. J.J.J. van Rijsbergen, aanwezig waren. De verzoeker was echter niet verschenen op de zitting.

De verzoeker had een schadevergoeding van € 2.544,26 voor kosten van rechtsbijstand en bijkomende kosten verzocht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek afgewezen moest worden. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Echter, de raadsman van de verzoeker heeft ter zitting aangegeven het verzoek niet te willen handhaven, waardoor de rechtbank niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, en deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door rechter R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: /
rk-nummer: 22-001263
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 17 januari 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. H.M. Dunsbergen advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.544,26 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 28 oktober 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 7 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. G. Smid en mr. J.J.J. van Rijsbergen gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat het verzoek moet worden afgewezen. Er is binnen het kantoor van de raadsman teveel onduidelijkheid in hetgeen aan kosten wordt opgevoerd om het verzoekschrift te kunnen handhaven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De raadsman heeft ter zitting te kennen gegeven het verzoek niet te willen handhaven. De rechtbank komt daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling en zal het verzoek wegens het ter zitting ingenomen standpunt van de raadsman afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).