Op 21 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door de verzoeker, geboren in 1993, die vertegenwoordigd werd door mr. H.M. Dunsbergen. De rechtbank heeft op 7 juli 2022 een zitting gehouden waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de gemachtigd advocaat van de verzoeker, mr. J.J.J. van Rijsbergen, aanwezig waren. De verzoeker was echter niet verschenen op de zitting.
De verzoeker had een schadevergoeding van € 2.544,26 voor kosten van rechtsbijstand en bijkomende kosten verzocht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek afgewezen moest worden. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Echter, de raadsman van de verzoeker heeft ter zitting aangegeven het verzoek niet te willen handhaven, waardoor de rechtbank niet toekwam aan een inhoudelijke beoordeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, en deze beslissing is op 21 juli 2022 gegeven door rechter R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.