In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de klager, die in deze procedure tevens beslagene is. Het klaagschrift betreft de inbeslagname van diverse goederen, waaronder afstandsbedieningen, een televisie, luidsprekers, een Playstation 3 en een digitale ontvanger, die op 1 februari 2022 onder de klager in beslag zijn genomen. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Wouters, heeft aangevoerd dat de inbeslagname disproportioneel is, omdat er een machtiging voor de inbeslagname van geluidsapparatuur was, maar niet voor de overige in beslag genomen goederen. De klager verzocht de rechtbank om het klaagschrift gegrond te verklaren en de goederen aan hem te retourneren.
De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft echter betoogd dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn klaagschrift, omdat de in beslag genomen goederen inmiddels met een machtiging zijn vernietigd. Tijdens de zitting op 7 juli 2022 is de klager niet verschenen, maar zijn advocaat heeft de argumenten van de klager gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op grond van artikel 94 Sv is geëindigd, omdat de goederen reeds zijn vernietigd. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten om de klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klaagschrift.
De beslissing is openbaar uitgesproken en de klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.