ECLI:NL:RBZWB:2022:8323

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
21-015090
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een hond

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de klaagster, die tevens beslagene is. De klaagster had op 4 oktober 2021 een klaagschrift ingediend ter griffie van de rechtbank, nadat op 1 september 2021 een hond van het ras Amerikaanse Staffordshire Terriër in beslag was genomen. De behandeling van het klaagschrift vond plaats in openbare raadkamer, waarbij de klaagster, haar advocaat mr. N.A. Koole, en de officier van justitie mr. G. Smid aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie zich in raadkamer op het standpunt heeft gesteld dat het strafvorderlijk belang zich niet langer verzet tegen de teruggave van de hond aan de klaagster. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het klaagschrift ontvankelijk was en of het belang van strafvordering de teruggave van de hond in de weg stond. Aangezien de officier van justitie geen bezwaar had tegen de teruggave, heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard.

De rechtbank heeft besloten dat de hond, die inmiddels onder de zorg van de klaagster was, teruggegeven dient te worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat om de beschikking mede te ondertekenen. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of de klaagster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: /
rk.nummer: 21-015090
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg (Houtkaai 7, 4331 JR Middelburg),
hierna te noemen: de klaagster, tevens beslagene

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 1 september 2021 onder klaagster in beslag is genomen:
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 4 oktober 2021 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie.
De behandeling van het klaagschrift is op 12 januari 2022 in openbare raadkamer aangehouden om een tegenonderzoek op de risicoanalyse van de Universiteit Utrecht d.d. 24 december 2021 te laten verrichten.
De rechtbank heeft op 07 juli 2022 het klaagschrift wederom in openbare raadkamer behandeld. Klaagster, de advocaat, mr. N.A. Koole, en de officier van justitie, mr. G. Smid, zijn op zitting gehoord.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster van de inbeslaggenomen hond. Klaagster is inmiddels als bewaarder aangesteld van de hond.
Gezien de uitkomst van het eerder genoemde tegenonderzoek, heeft de officier van justitie zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de hond teruggegeven dient te worden aan klaagster.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan de klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Het standpunt van de officier van justitie in raadkamer kan naar het oordeel van de rechter niet anders verstaan worden dan dat volgens de officier van justitie het strafvorderlijk belang zich niet (langer) verzet tegen opheffing van het beslag. De rechtbank zal daarom het beklag gegrond verklaren en teruggave van de hond aan de klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van en gelast de teruggave aan de klaagster van Goednummer: PL2000-2021233539-2371285: de hond van het ras Amerikaanse Staffordshire Terriër genaamd [naam hond] .
Deze beslissing is gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge griffie, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).