ECLI:NL:RBZWB:2022:8321

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-003715
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake teruggave in beslag genomen geldbedragen

Op 25 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in december 2021 twee geldbedragen van respectievelijk € 7.000,00 en € 2.000,00 in beslag had genomen. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M.A.W. Nillesen, verzocht om teruggave van deze bedragen, die hij naar eigen zeggen in een casino had gewonnen. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 11 juli 2022 was de officier van justitie aanwezig, maar klager en zijn raadsman waren niet verschenen. De officier van justitie stelde zich op het standpunt dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij de inbeslagname van de geldbedragen, wat leidde tot de conclusie dat deze aan klager konden worden teruggegeven.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat klager ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift een summier karakter heeft, wat betekent dat de rechter niet in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak kan treden. De rechtbank concludeerde dat, nu het Openbaar Ministerie geen belang meer had bij de inbeslagname, de in beslag genomen bedragen konden worden teruggegeven aan klager. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van € 6.500,00 aan klager.

Deze beslissing is genomen door mr. R.J.H. de Brouwer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juli 2022. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klager, afhankelijk van de betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-003715
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1982,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.A.W. Nillesen, Stationsweg 14, 5211 TW,
’s-Hertogenbosch
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 14 januari 2022 onder klager in beslag is genomen: een geldbedrag ter hoogte van € 6.500,00.
  • het klaagschrift, ingediend op 22 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van aanhouding van de raadkamerbehandeling van 20 mei 2022;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Na aanhouding van het klaagschrift op de raadkamerbehandeling van 20 mei 2022 is het klaagschrift nader behandeld in raadkamer op 11 juli 2022. Gehoord is de officier van justitie.
Klager en zijn raadsman zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager is aangevoerd dat er medio december 2021 een tweetal geldbedragen onder hem in beslag zijn genomen ter hoogte van € 7.000,00 en € 2.000,00. Klager heeft de geldbedragen in een casino gewonnen. Klager is de redelijkerwijs rechthebbende over de geldbedragen en verzoekt om teruggave van deze geldbedragen. Dat klager deze geldbedragen bij een casino heeft gewonnen kan klager genoeglijk (nader) onderbouwen. Klager verzoekt de rechtbank zijn klaagschrift gegrond te verklaren.
Na nader onderzoek na aanhouding van het klaagschrift in de raadkamer van 20 mei 2022 heeft de officier van justitie zich op het gewijzigd standpunt gesteld dat er geen strafvorderlijk belang meer is gediend met de verdere inbeslagname van de geldbedragen. De geldbedragen kunnen geretourneerd worden aan klager.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
Volgens de officier van justitie in raadkamer is er geen (verder) strafvorderlijk belang (meer) aanwezig wat de inbeslagname van het onder klager in beslag genomen geldbedrag nog verlangt. Het onder klager in beslag genomen geldbedrag kan dan ook teruggegeven worden aan klager. De rechtbank maakt uit de kennisgeving van inbeslagname op dat het gaat om een bedrag van € 6.500,00.

3.De beslissing

De rechtbank
verklaart het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van:
-
€ 6.500,00
aan klager.
Deze beslissing is op 25 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).