ECLI:NL:RBZWB:2022:8317

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
9919543
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van ontbinding huurovereenkomst en ontruiming op basis van geluidsoverlast en verboden wapenbezit

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 28 december 2022 vonnis gewezen in een geschil tussen een groep eisers, die als verhuurder optreden, en een gedaagde, die als huurder van een woning fungeert. De eisers vorderen de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van een contractuele boete wegens vermeende tekortkomingen van de gedaagde. De gedaagde wordt beschuldigd van geluidsoverlast en verboden wapenbezit, waarbij een incident op 22 februari 2022, waarbij met een alarmpistool werd geschoten, centraal staat. De eisers stellen dat dit gedrag hen noopte tot het starten van de procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 november 2022 heeft de gedaagde betwist dat hij tekortgeschoten is in zijn verplichtingen als huurder. Hij ontkent de geluidsoverlast en stelt dat het incident een eenmalige gebeurtenis was, veroorzaakt door persoonlijke omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geluidsoverlast onvoldoende is onderbouwd door de eisers, terwijl het verboden wapenbezit wel is erkend. De rechter oordeelt dat de tekortkoming van de gedaagde, hoewel ernstig, niet voldoende is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, gezien de omstandigheden van het incident.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, maar heeft de gedaagde wel veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 50,00, te vermeerderen met wettelijke rente, vanaf de datum van het incident. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de rechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9919543 \ CV EXPL 22-1702
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser sub 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
5.
[eiser sub 5],
wonende te [woonplaats 5] ,
eisers,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. A.M.M. de Waal,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 6] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F. Ergec.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 24 augustus 2022 en de daarin genoemde processtukken;
b. de brief van 11 november 2022 namens [eisers] met aanvullende producties 11 tot en met 13;
c. de brief van 16 november 2022 namens [gedaagde] met aanvullende producties 2 en 3;
d. de bij brief van 18 november 2022 namens [eisers] nagezonden stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2022. Aanwezig waren mevrouw [naam] bijgestaan door mr. A.M.M. de Waal en de heer [gedaagde] bijgestaan door mr. F. Ergec. Ter zitting heeft mr. De Waal spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken.
1.3.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn als verhuurder met [gedaagde] als huurder een huurovereenkomst aangegaan voor de woning aan de [adres] , ingaande op 6 april 2021 (hierna: de huurovereenkomst en het gehuurde). CS Wonen treedt namens [eisers] op als beheerder van het gehuurde.
2.2.
[eisers] heeft diverse meldingen ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast door [gedaagde] .
2.3.
Op 22 februari 2022 heeft [gedaagde] vanuit het raam van het gehuurde met een alarmpistool de lucht ingeschoten (hierna: het incident). Naar aanleiding van het incident is de politie binnengetreden en zijn in het gehuurde diverse goederen aangetroffen die door de politie in beslag zijn genomen, namelijk vuurwerk, een alarmpistool, een ploertendoder, een stroomstootwapen, diverse patronen, een kruisboog en pijlen voor de kruisboog. [gedaagde] is aangehouden en heeft vervolgens afstand gedaan van al deze goederen.
2.4.
Bij brieven van 25 februari 2022 door CS Wonen en van 4 april 2022 door mr. De Waal is [gedaagde] de gelegenheid geboden de huurovereenkomst (al dan niet in onderling overleg) te beëindigen. In eerstgenoemde brief staat daarnaast onder meer:
“(…) Doordat in de gehuurde woning een grote hoeveelheid wapens is aangetroffen die niet geoorloofd zijn, schiet u ernstig tekort in de verplichtingen in de huurovereenkomst tussen u en de verhuurder, thans handelt u onrechtmatig richting de verhuurder. Doordat voormelde handelswijze onomkeerbaar is, is deugdelijke nakoming ook niet langer mogelijk. Namens uw verhuurder stel ik u, slechts voor zover nodig, in gebreke. Uw verhuurder wenst op bovengenoemde bevindingen de huurovereenkomst te beëindigen. Daartoe heeft u de gelegenheid om zelf de huur van de woning op te zeggen. (…)
Volledigheidshalve delen wij u mee dat verhuurder de direct opeisbare vordering zoals opgenomen in artikel 15.2 van de huurovereenkomst vordert. Deze vordering bedraagt € 50,00 per dag en geldt vanaf 23 februari 2022.”
2.5.
In de mail van 5 april 2022 heeft [gedaagde] gereageerd dat hij niet vrijwillig het gehuurde zal verlaten. Daartoe merkt [gedaagde] – onder meer – op:
“(…) ik heb nog nooit van buren, politie of cs wonen klachten ontvangen over overlast en ik zou graag van u horen wanneer deze overlast zogenaamd heeft plaatsgevonden.
(…)
Nogmaals ik heb tot na het incident met het alarm pistool nog nooit eerder van enige persoon klachten ontvangen over overlast.”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst te ontbinden;
[gedaagde] te veroordelen:
II. het gehuurde met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking te stellen van [eisers] binnen 1 week na betekening van het vonnis;
III. om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [eisers] te voldoen € 2.500,00 in verband met de direct opeisbare boete uit artikel 15.2 van de huurovereenkomst;
IV. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te voldoen de wettelijke rente over het onder III. gevorderde bedrag met ingang van de dag van opeisbaarheid (23 februari 2022) tot de dag van algehele voldoening;
V. in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en stelt niet te zijn tekortgeschoten in zijn verplichtingen als goed huurder, althans dat een eventuele tekortkoming niet een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. [gedaagde] ontkent dat hij geluidsoverlast veroorzaakt en zegt dat hij hier ook nooit klachten over heeft ontvangen. Wat betreft het incident was dit slechts eenmalig, heeft dit alleen plaatsgevonden vanwege specifieke persoonlijke omstandigheden, heeft [gedaagde] daar excuses voor aangeboden, wil [gedaagde] ook graag met de buren in overleg om eventuele angst weg te nemen en heeft [gedaagde] direct afstand gedaan van alle aangetroffen goederen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tekortkoming
4.1.
[eisers] hebben voldoende gesteld en door [gedaagde] wordt niet betwist dat in het gehuurde op 22 februari 2022 sprake was van verboden wapenbezit, namelijk wapenbezit in strijd met de Wet Wapens en Munitie (WWM). Het enkele in bezit hebben van dergelijke verboden wapens levert een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. Daarnaast heeft [gedaagde] ook daadwerkelijk het alarmpistool gebruikt en daarmee uit het raam geschoten. Hoewel [gedaagde] hiervoor excuses heeft aangeboden, is het goed voorstelbaar dat het incident voor angst en gevoelens van onveiligheid in de buurt heeft gezorgd. De jurisprudentie waar [eisers] naar verwijzen is gelet op de aard en ernst daarvan niet vergelijkbaar met deze zaak, nu die gevallen zich meer lijken af te spelen in de sfeer van de georganiseerde criminaliteit. Dit staat er echter niet aan in de weg dat de aangetroffen goederen in het gehuurde en het incident op zichzelf in ieder geval kunnen worden aangemerkt als geen goed huurdersgedrag, hetgeen een tekortkoming van [gedaagde] oplevert.
4.2.
Wat betreft de geluidsoverlast hebben [eisers] onvoldoende gesteld om ten aanzien hiervan een tekortkoming van [gedaagde] aan te nemen.
De door [eisers] in het geding gebrachte stukken zien op in totaal vijf (herleidbare) momenten van gestelde overlast. De eerste melding gaat over overlast in de nacht van 7 op 8 april 2021. Opmerkelijk is dat dit pas in het bericht van 28 maart 2022 wordt gemeld, zijnde bijna een jaar na dato. Ten aanzien van de whatsappcorrespondentie van 26 januari 2022 is het gestuurde geluidsfragment niet als zodanig in het geding gebracht en lijkt geen gevolg te zijn gegeven aan de suggestie namens [eisers] om [gedaagde] in de woning van de melder uit te nodigen om te komen luisteren. In de berichten van CS Wonen van 4 augustus en 5 oktober 2022 wordt verwezen naar een overlastmelding, waarbij de melding zelf ontbreekt. Wel wordt ten aanzien van de melding in augustus 2022 een geluidsfragment overgelegd waarin luide muziek is te horen en waarvan [gedaagde] erkent dat dit geluid uit het gehuurde komt.
Daarnaast weegt de kantonrechter mee dat niet althans onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] (tijdig) op de hoogte is gesteld van de overlast(meldingen) en dat hem daarmee de mogelijkheid is ontnomen om daar iets mee te doen. [gedaagde] voert aan dat hij – met uitzondering van de melding van 5 oktober jl. – nooit klachten en/of meldingen met betrekking tot de vermeende overlast heeft ontvangen. Hoewel de eerste meldingen reeds van voor die datum dateerden, wordt in de brief van CS Wonen van 25 februari 2022 niets vermeld over geluidsoverlast. Daarin wordt juist uitdrukkelijk alleen het incident genoemd als reden voor het voornemen van [eisers] de huurovereenkomst te ontbinden. Voor de – door [gedaagde] bewiste – stelling van [eisers] , dat er wel meer (telefonisch) is gecommuniceerd maar dat daarvan niets kan worden overgelegd, geldt dat dit voor risico van [eisers] komt.
Al met al ligt er onvoldoende om te kunnen spreken over structurele en ernstige geluidsoverlast door [gedaagde] . Wel is [gedaagde] ter zitting voorgehouden dat zijn gedrag geen geluidsoverlast voor de buren mag veroorzaken en dat [gedaagde] als goed huurder rekening zal moeten houden met de omwonenden.
Ontbinding en ontruiming
4.3.
Ingevolge artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter zal in dit geval de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontbinding van het gehuurde afwijzen en overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Aangezien de door [eisers] gestelde geluidsoverlast niet is komen vast te staan, moet worden beoordeeld of de aard en de ernst van het incident op zichzelf een ontbinding en ontruiming kan rechtvaardigen. Hoewel het incident zonder meer bestaat uit kwalijk en onwenselijk gedrag door [gedaagde] , beantwoordt de kantonrechter deze vraag in dit geval ontkennend. Daarbij weegt mee dat het een eenmalig incident betreft, waarvan [gedaagde] heeft toegelicht dat daarbij sprake was van specifieke omstandigheden (een verbroken relatie, een zware week op de binnenvaart, te veel gedronken voorafgaand aan het incident) en waarvoor [gedaagde] ook excuses heeft aangeboden. [gedaagde] belooft dat het nooit meer zal gebeuren en verklaart dat hij graag in het gehuurde wil blijven wonen en ook bereid is zich daartoe in te spannen. [gedaagde] wil het gesprek aangaan met de omwonenden om de onderlinge verhoudingen te verbeteren en heeft hiertoe ook al concrete stappen ondernomen door onder meer contact te leggen met de (nieuwe) onderburen. Gezien deze omstandigheden is het gelet op de belangen over en weer niet gerechtvaardigd om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen.
Contractuele boete
4.5.
Daarnaast maken [eisers] aanspraak op betaling van de contractuele boete uit artikel 15.2 huurvoorwaarden (hierna: het boetebeding). Dit artikel luidt voor zover van belang:
“Voor iedere overtreding van een verplichting uit deze huurovereenkomst (…), is huurder aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 50,00 per kalenderdag verschuldigd, met een maximum van € 2.500,00, onverminderd zijn gehoudenheid om alsnog aan deze verplichting te voldoen en onverminderd verhuurders recht op (aanvullende) schadevergoeding. (…)”
4.6.
De kantonrechter merkt allereerst op dat de tekst van het boetebeding niet duidelijk is en dat het ook niet redelijk voorkomt dat een boete van € 50,00 ‘per kalenderdag’ wordt verbeurd. Zo is de boete van artikel 15.1 van de huurovereenkomst gekoppeld aan iedere ‘kalenderdag dat de overtreding voortduurt’. De kantonrechter zal het boetebeding overeenkomstig lezen, in die zin dat de boete van € 50,00 wordt verbeurd per kalenderdag dat de overtreding voortduurt. Vervolgens is met het onder 4.1 vastgestelde verboden wapenbezit sprake van een overtreding zoals is bedoeld in het boetebeding. Maar omdat de politie bij ontdekking van de overtreding deze goederen direct in beslag heeft genomen en [gedaagde] daar ook afstand van heeft gedaan, is de overtreding daarmee op diezelfde dag ook weer opgeheven. Nu [eisers] – gelet op de inhoud van de brief van 25 februari 2022 – zelf pas aanspraak maken op de boete vanaf het incident is slechts € 50,00 toewijsbaar. De wettelijke rente is over dit bedrag ook toewijsbaar, namelijk vanaf 23 februari 2022 tot de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
4.7.
De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om de proceskosten te compenseren. Hoewel [gedaagde] in deze procedure grotendeels in het gelijk wordt gesteld, is de hiervoor vastgestelde tekortkoming van [gedaagde] wel de reden geweest dat [eisers] zich genoodzaakt voelden om deze procedure te starten. De kantonrechter acht het daarom redelijk dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [eisers] te voldoen een bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.3.
verklaart voornoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.