ECLI:NL:RBZWB:2022:8316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
9702364
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Pooyé
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met gebreken en herstelkosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de consumentenkoop van een tweedehands auto centraal. De eiser, een particulier, heeft op 30 april 2021 een Mini Cooper gekocht van de gedaagde, die handelt in de uitoefening van een bedrijf. Na de aankoop bleek de auto gebreken te vertonen, waaronder een brandend motorlampje en een gebrek aan vermogen bij hogere snelheden. De eiser heeft herstelkosten gemaakt en vordert deze kosten van de gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die de eiser op basis van de overeenkomst mocht hebben, en dat de gebreken zich binnen de wettelijke termijn openbaarden. Echter, de kantonrechter wijst de vordering af, omdat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde gebreken aan de turbo en de remmen. De herstelkosten voor de katalysator worden geschat op € 350,00, een bedrag dat de gedaagde al heeft betaald. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, aangezien hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 9702364 \ CV EXPL 22-540
vonnis d.d. 28 december 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
verder te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.R.E. Gelok ,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] en gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit het tussenvonnis van 16 maart 2022 en de daarin genoemde processtukken.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Ter zitting zijn verschenen de heer [eiser] , bijgestaan door mr. M.R.E. Gelok , en de heer [gedaagde] . De griffer heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken.
1.3
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Op 30 april 2021 heeft [eiser] bij [gedaagde] een tweedehands auto gekocht. De auto betreft een Mini Cooper van het bouwjaar 2007, met [kenteken] en een kilometerstand van 189.950 (hierna: de auto), tegen een aanschafprijs van in totaal € 5.300,00. Voorafgaand aan de levering heeft [eiser] een proefrit gemaakt, waarna [eiser] de prijs heeft voldaan door het inruilen van een Audi voor € 4.250,00 en het betalen van het restant van € 1.050,00.
2.2
Nadat [eiser] de auto heeft meegenomen en de garage heeft verlaten, is er diezelfde dag een motorlampje op het dashboard gaan branden. [eiser] is vervolgens terug naar [gedaagde] gereden, waar de auto met de computer is uitgelezen en de foutcode is verwijderd. Kort daarna is hetzelfde lampje weer gaan branden.
2.3
Op 1 mei 2021 is [eiser] wederom met de auto teruggegaan naar [gedaagde] . Na overleg tussen partijen heeft [eiser] de auto naar Super-Fit Autoservice Rifi (hierna: Rifi) gebracht.
2.4
De factuur van Rifi van 21 september 2021 (hierna: de factuur) vermeldt dat Rifi de turbo heeft vervangen en na intensief onderzoek heeft geconstateerd dat de katalysator (deels) verstopt was en er werkzaamheden zijn verricht aan de remmen. De uiteindelijke kosten hiervoor bedroegen € 1.565,00. [gedaagde] heeft een bedrag van € 350,00 aan [eiser] betaald als bijdrage in de herstelkosten. In de offerte met offertenummer 51250, gedateerd 21 september 2021 (hierna: de offerte), staat dat de kosten voor vervanging van de katalysator door Rifi worden begroot op € 567,49.
2.5
Na uitvoering van de werkzaamheden door Rifi rijdt de auto naar behoren en neemt [eiser] hiermee deel aan het verkeer.

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te betalen € 1.782,50, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de auto niet voldeed aan wat hij daarvan mocht verwachten. Hij meent dat hij niet op een veilige manier deel kon nemen aan het moderne verkeer. Zo had de auto niet genoeg vermogen om krachtig op te trekken of om binnen een redelijke tijd een hogere snelheid te bereiken. Daarnaast hield de auto in vanaf ongeveer 100 kilometer per uur, waardoor het rijden op de snelweg niet verantwoord was. [eiser] heeft kosten moeten maken om de turbo, de katalysator en de remmen van de auto door Rifi te laten herstellen, welke kosten [gedaagde] als de autoverkoper moet vergoeden.
3.3
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat de auto geen vermogen had om krachtig op te trekken en dat de turbo kapot was. Van begin af aan heeft [gedaagde] aangegeven dat het probleem bij de katalysator lag. De werkzaamheden van Rifi aan de remmen en de turbo, en dus ook de herstelkosten daarvoor, waren overbodig. Een kapotte of verstopte katalysator moet worden vervangen, maar dat kan met tweedehandsonderdelen en hoeft niet zoveel te kosten als het bedrag dat Rifi heeft geoffreerd. Met het meedenken en zijn financiële bijdrage van € 350,00 meent [gedaagde] voldoende te hebben bijgedragen aan het oplossen van het probleem.
3.4
De standpunten van partijen komen hierna – voor zover relevant – nader aan de orde.

4.De beoordeling

Non-conformiteit
4.1
De kantonrechter stelt voorop dat sprake is van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW, omdat [gedaagde] handelt in de uitoefening van een bedrijf en [eiser] een natuurlijk persoon is die met de aankoop van de auto niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 7:17 lid 1 en 2 BW bepaalt daarbij dat een afgeleverde zaak, in dit geval de auto, aan de overeenkomst dient te beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien de zaak, mede gelet op de aard daarvan en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Bij een consumentenkoop geldt het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW dat de zaak wordt vermoed bij aflevering niet aan de overeenkomst te hebben beantwoord, als de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of van de afwijking zich daartegen verzet. Een tweedehands auto beantwoordt doorgaans niet aan de overeenkomst wanneer de auto wordt gekocht om daarmee aan het verkeer deel te nemen en als gevolg van een daaraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren.
4.2
[gedaagde] heeft erop gewezen dat [eiser] de auto zonder garantie heeft gekocht. Als [gedaagde] daarmee heeft bedoeld te stellen dat [eiser] geen beroep kan doen op de hiervoor vermelde wettelijke regels, kan hij daarin niet worden gevolgd. In geval van een consumentenkoop, waarvan hier dus sprake is, kan daar namelijk niet ten nadele van de consument van worden afgeweken. De afspraak dat de auto zonder garantie is gekocht kan weliswaar invloed hebben op de verwachtingen die [eiser] mocht hebben, maar kan er niet aan afdoen dat de auto moet beantwoorden aan de overeenkomst.
4.3
In dit geval staat vast dat op dezelfde dag van de (ver)koop, en daarmee dus ruim binnen zes maanden na aflevering, een lampje op het dashboard van de auto ging branden dat niet met het enkel verwijderen van de foutcode definitief kon worden opgelost. Partijen zijn het erover eens dat de auto daarnaast inhield bij snelheden vanaf 100 kilometer per uur en dat het branden van het lampje en de snelheidsbeperking werden veroorzaakt door een gebrek aan de katalysator. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat het feit dat de auto inhield bij een snelheid van meer dan 100 kilometer per uur ervoor zorgde dat hij met de auto niet veilig op de snelweg kon rijden, omdat hij – indien nodig – geen gas bij kon geven om bijvoorbeeld in te voegen of om op een veilige manier een andere verkeersdeelnemer in te kunnen halen. De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat gebruik van de auto met dit gebrek een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert. Gebleken is dat de oorzaak van dit veiligheidsgebrek niet op eenvoudige wijze kon worden gevonden, laat staan worden hersteld. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de auto hiermee niet de eigenschappen bezat die [eiser] mocht verwachten. Nu de gebreken zich zeer kort na de aflevering hebben voorgedaan, gaat de kantonrechter ervan uit dat de auto reeds bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde.
4.4
Het door [eiser] gestelde gebrek aan de turbo is in het licht van het door [gedaagde] gevoerde gemotiveerde verweer onvoldoende onderbouwd. Ter onderbouwing dat de turbo kapot was stelt [eiser] dat dit blijkt uit het feit dat de auto niet krachtig optrok en de auto tijd nodig had om tot 100 km per uur te komen. [gedaagde] heeft dit betwist en voert aan dat indien de auto vermogen miste om met power op te trekken, dit tijdens de proefrit ook voor [eiser] merkbaar had moeten zijn. Volgens [gedaagde] heeft Rifi eerst gedacht dat het probleem bij de turbo lag om later te constateren dat het probleem werd veroorzaakt door de katalysator. [eiser] heeft verder niet onderbouwd dat de auto niet goed optrok en tijd nodig had om een hogere snelheid te behalen en heeft tijdens de zitting juist verklaard dat de auto tot een snelheid van 50 à 60 kilometer per uur naar behoren werkte. Uit de factuur van Rifi blijkt niet waarom de turbo is vervangen.
Ten aanzien van de remmen heeft [eiser] enkel gesteld dat de remmen versleten waren. [eiser] heeft niet toegelicht waarom de auto hiermee niet voldeed aan wat hij mocht verwachten. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Herstelkosten
4.5
[eiser] heeft zich voor herstelwerkzaamheden gewend tot Rifi als derde partij en vordert nu vergoeding van deze herstelkosten door [gedaagde] . Door zich na openbaring van het gebrek tweemaal met de auto tot [gedaagde] te wenden, waarbij overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden en [gedaagde] onmiskenbaar heeft aangegeven geen monteur te zijn en het gebrek niet zelf te kunnen opsporen dan wel herstellen, mocht [eiser] ervan uitgaan dat [gedaagde] de auto niet binnen een redelijke termijn zou herstellen. [eiser] was dan ook gerechtigd om zich voor het herstel tot Rifi als derde partij te wenden en kan de kosten van het herstel verhalen op [gedaagde] .
4.6
Vervolgens is het de vraag welke herstelkosten voor vergoeding in aanmerking komen. Zoals onder 4.4 reeds is overwogen wordt ten aanzien van de turbo en de remmen geen non-conformiteit aangenomen, waardoor ook de herstelkosten die zien op de turbo en de remmen niet voor toewijzing in aanmerking komen. Daarnaast vordert [eiser] in totaal € 669,00 aan herstelkosten voor de katalysator, bestaande uit € 200,00 ter constatering van het probleem, € 394,00 voor de nieuwe katalysator en € 75,00 voor de arbeid. Ter onderbouwing van deze kosten heeft [eiser] de factuur en de offerte van Rifi overgelegd. [gedaagde] voert verweer tegen de hoogte van deze kosten. Hij stelt dat een nieuwe katalysator is geoffreerd, terwijl ook een tweedehands katalysator gebruikt kan worden, hetgeen door [eiser] niet althans onvoldoende is weersproken. De kantonrechter acht het, gelet op de leeftijd en de kilometerstand van de auto, redelijk dat wordt uitgegaan van de kosten van herstel bij gebruik van een tweedehands katalysator. Al het voorgaande in aanmerking nemende, zal de kantonrechter de herstelkosten voor de katalysator naar redelijkheid schatten op een bedrag van € 350,00. Nu dit bedrag reeds door [gedaagde] aan [eiser] is betaald, heeft [eiser] geen herstelkosten meer van [gedaagde] te vorderen. Dit betekent dat de hoofdsom zal worden afgewezen. Omdat de hoofdsom zal worden afgewezen, is ook de gevorderde wettelijke rente hierover niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.7
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de kant van [gedaagde] worden begroot op nihil omdat gedaagde zonder bijstand van een gemachtigde heeft geprocedeerd en gesteld noch gebleken is dat hij anderszins kosten heeft gemaakt in het kader van deze procedure die voor vergoeding in aanmerking komen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
wijst de vorderingen af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Pooyé, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.