ECLI:NL:RBZWB:2022:8238

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-019011
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging strafzaak ex artikel 29f Sv

Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door de verzoeker, die in 2018 in verzekering was gesteld en sindsdien geen informatie over de voortgang van zijn strafzaak had ontvangen. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, vroeg de rechtbank om de strafzaak te beëindigen, omdat er inmiddels meer dan vijf jaar waren verstreken sinds de feiten in 2016/2017 en er nog steeds geen vervolgingsbeslissing was genomen. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek moest worden afgewezen, omdat het eindproces-verbaal inmiddels was ontvangen en de beoordeling van het procesdossier op korte termijn zou plaatsvinden.

De rechtbank overwoog dat het belang van de verzoeker voorop staat, maar dat enkel tijdsverloop niet voldoende is om de strafzaak te beëindigen. De rechtbank concludeerde dat de vervolging niet wordt voortgezet en dat er geen reden was om het verzoek in te willigen. De rechtbank wees het verzoek tot beëindiging van de strafzaak af, waarbij werd opgemerkt dat de officier van justitie had aangegeven dat het einddossier van meer dan 3.000 pagina's gereed was en dat er meerdere gedupeerden waren in de zaak. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer in tegenwoordigheid van griffier mr. M. van Grinsven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-058352-22
rk-nummer: 22-019011
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 29f (voorheen 36) van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 26 augustus 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.J.J. van Rijsbergen, Postbus 4650 te 4803 ER Breda.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift ex artikel 29f Sv;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 21 november 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. J.H.E.M. Kersemaekers, gemachtigd waarnemend advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoekschrift verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij op 1 augustus 2018 in verzekering is gesteld en dat hij na zijn invrijheidstelling niets meer van de zaak heeft vernomen. Daarbij is medegedeeld dat op 15 juli 2020 een eerder ingediend verzoekschrift ongegrond is verklaard. Inmiddels zijn er wederom twee jaren verstreken zonder dat verzoeker ook maar iets heeft vernomen. Verzoeker wordt hierdoor bezwaard. Het is in zijn belang dat de zaak is geëindigd. Verzoeker vraagt de rechtbank de strafzaak tegen hem als beëindigd te verklaren. De raadsman heeft per e-mail van 20 november 2022 te kennen gegeven dat hij inmiddels de processtukken in de zaak heeft ontvangen. Het betreft 12 ordners van in totaal 3050 pagina's. Namens verzoeker wordt gepersisteerd bij het verzoek de zaak te beëindigen. Het gaat immers om feiten uit 2016/2017, inmiddels ruim vijf jaar geleden. Het betreft derhalve een zaak waarin de redelijke termijn exorbitant is overschreden. Daarnaast is opgemerkt dat, ondanks dat het einddossier in de stokoude zaak al ruim zeven maanden beschikbaar is, er nog steeds geen vervolgingsbeslissing is genomen. Gelet daarop acht de raadsman verdere vervolging niet opportuun. De zaak zal gelet op de omvang niet op korte termijn worden behandeld en er dienen nog onderzoekswensen te worden uitgevoerd. De achterstand in de strafrechtsketen blijft daarom bestaan, waardoor het ook maatschappelijk niet opportuun is verder te vervolgen. De maatschappij heeft immers meer belang bij inzet van capaciteit in de strafrechtsketen in recente zaken. In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat de officier van justitie per e-mail van 19 april 2022 aan de raadsman heeft laten weten dat het eindproces-verbaal in de zaak met (nieuw) parketnummer 02-058352-22 inmiddels is ontvangen en digitaal zal worden verstrekt aan de raadsman. Een beoordeling van het procesdossier moet nog worden gemaakt, maar dit wordt op niet al te lange termijn verwacht.
In reactie op de e-mail van de raadsman van 20 november 2022 heeft de officier van justitie te kennen gegeven te persisteren bij het eerder ingenomen standpunt. Het betreft een omvangrijk procesdossier en er zijn meerdere gedupeerden. Daarbij is te kennen gegeven dat het onderzoek inderdaad langer heeft geduurd dan gewenst, maar dat dit mede kwam door het feit dat er rechtshulp is verzocht en ontvangen van andere landen. De officier van justitie acht het tijdsverloop na ontvangst van het einddossier niet dusdanig dat het verzoek beëindiging strafzaak dient te worden ingewilligd. In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen.
Bij de toepassing van artikel 29f Sv staat het belang van de verzoeker voorop om duidelijkheid te verkrijgen omtrent de tegen hem aangevangen en nog niet beëindigde vervolging door het Openbaar Ministerie. De maatstaf bij de beoordeling van het verzoek is of in de zaak van de verzoeker, die nog niet formeel is geëindigd, niettemin gezegd kan worden dat de vervolging niet wordt voortgezet. Enkel tijdsverloop is onvoldoende om over te gaan tot beëindiging van de strafzaak.
Verzoeker wordt verdacht van oplichting, merkenfraude, witwassen en identiteitsfraude met meerdere gedupeerden. Inmiddels is het einddossier van meer dan 3.000 pagina’s gereed. De officier van justitie heeft te kennen gegeven op niet al te lange termijn over te gaan tot beoordeling van de zaak.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zich niet de situatie voordoet dat de vervolging niet wordt voortgezet. Zij zal het verzoek dan ook afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek tot beëindiging van de strafzaak af.
Deze beslissing is op 5 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.