In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een 74-jarige verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met zijn kleindochter, die op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter in de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 oktober 2021. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 december 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, ondersteund door de verklaring van de verdachte zelf, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen. De verdachte ontkende de beschuldigingen tijdens de zitting, maar de rechtbank vond geen reden om aan de verklaringen van het slachtoffer te twijfelen.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 18 weken, waarvan 12 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en haar familie. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder dat de verdachte niet met minderjarigen alleen mag zijn zonder aanwezigheid van een andere volwassene. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit zowel materiële als immateriële schade, en werd de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.