Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting WonenBreburg,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 25 mei 2022 een eindvonnis uitgesproken in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en een gedaagde. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van de woning van de gedaagde, die zijn medische gegevens in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van zijn verweer. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 9 maart 2022 de gedaagde toegestaan om medische stukken in te dienen, wat hij heeft gedaan. De kantonrechter heeft overwogen dat de gedaagde, gezien zijn kwetsbare gezondheid en de medische problemen die hij ondervindt, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het verlaten van zijn woning niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft daarbij het belang van WonenBreburg, dat een zerotolerance beleid hanteert ten aanzien van drugs in woningen, afgewogen tegen het belang van de gedaagde om in zijn woning te blijven wonen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat het belang van de gedaagde zwaarder weegt dan dat van WonenBreburg, en heeft zij de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning afgewezen. WonenBreburg is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn kosten heeft begroot op € 467,50. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de nakosten op een bepaalde wijze zullen worden begroot en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.