ECLI:NL:RBZWB:2022:8175

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
9244904_E25052022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst op basis van medische gegevens

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 25 mei 2022 een eindvonnis uitgesproken in een geschil tussen Stichting WonenBreburg en een gedaagde. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van de woning van de gedaagde, die zijn medische gegevens in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van zijn verweer. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 9 maart 2022 de gedaagde toegestaan om medische stukken in te dienen, wat hij heeft gedaan. De kantonrechter heeft overwogen dat de gedaagde, gezien zijn kwetsbare gezondheid en de medische problemen die hij ondervindt, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het verlaten van zijn woning niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft daarbij het belang van WonenBreburg, dat een zerotolerance beleid hanteert ten aanzien van drugs in woningen, afgewogen tegen het belang van de gedaagde om in zijn woning te blijven wonen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat het belang van de gedaagde zwaarder weegt dan dat van WonenBreburg, en heeft zij de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning afgewezen. WonenBreburg is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn kosten heeft begroot op € 467,50. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de nakosten op een bepaalde wijze zullen worden begroot en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 9244904 CV EXPL 21-2303
vonnis d.d. 25 mei 2022
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende
Stichting WonenBreburg,
gevestigd en kantoorhoudende te (5041 AB) Tilburg, aan de Joannes van Oisterwijkstraat 35,
eiseres,
hierna te noemen: “WonenBreburg”,
gemachtigde: mr. E.A.M. van Herwijnen, werkzaam ten kantore van Stichting WonenBreburg te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
hierna te noemen: “ [gedaagde] ”,
gemachtigde: mr. J. van Boekel, advocaat te Tilburg.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis van 9 maart 2022 met de daarin genoemde processtukken;
de op 23 maart 2022 ter griffie ontvangen akte overlegging producties zijdens [gedaagde] ;
de op 20 april 2022 ter griffie ontvangen antwoordakte zijdens WonenBreburg.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 9 maart 2022.
2.2.
In voormeld tussenvonnis is [gedaagde] toegelaten een afschrift van zijn medische stukken in te dienen. [gedaagde] heeft van deze gelegenheid gebruikt gemaakt en bij akte na tussenvonnis afschriften van zijn medische gegevens in het geding gebracht. In diezelfde akte heeft [gedaagde] opmerkingen gemaakt over rechtsoverweging 3.7 van het tussenvonnis. De kantonrechter zal hierna eerst op dit punt ingaan.
Bindende eindbeslissing
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de rechter die in een tussenuitspraak één of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist, hieraan in beginsel in het verdere verloop van het geding is gebonden. In het kader van de goede procesorde moet het processuele debat in een lopende gerechtelijke procedure namelijk worden beperkt tot die aangelegenheden waarover nog niet bindend is geoordeeld. De eisen van een goede procesorde kunnen echter tevens meebrengen dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, om zo te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. Daarmee is niet bedoeld dat een procespartij na kennisname van een haar onwelgevallig tussenoordeel van de rechter binnen dezelfde instantie de onderbouwing van de grondslagen van haar vordering of verweer onbeperkt met een beroep op nieuwe feiten, nieuwe argumenten en nieuwe producties zou mogen aanvullen.
2.4.
[gedaagde] heeft in zijn akte feiten en omstandigheden gesteld en argumenten aangevoerd op grond waarvan hij vindt dat de beslissing van de kantonrechter - en met name hetgeen overwogen is in rechtsoverweging 3.7 van het tussenvonnis van 9 maart 2022 - anders had moeten luiden. Voor zover [gedaagde] hiermee beoogt te verzoeken dat de kantonrechter terugkomt op de bindende eindbeslissing dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de wet, de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden wordt dit verzoek afgewezen. [gedaagde] stelt dat hij de sleutel van de berging niet aan iemand heeft gegeven en niet weet hoe iemand deze sleutel kan hebben (gehad), maar geeft tegelijkertijd aan dat hij last heeft van geheugenverlies en daarom geen goede verklaring kan geven inzake de sleutel. Daarnaast betwist [gedaagde] de stelling dat derden de berging niet kunnen bereiken zonder sleutel, maar hij onderbouwt dit vervolgens niet. De kantonrechter oordeelt dat die gestelde omstandigheden geen reden geven om op voormelde eindbeslissing terug te komen. Nu het de kantonrechter niet is gebleken dat haar beslissingen berusten op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, blijft de kantonrechter bij hetgeen zij daarover heeft beslist en overwogen.
Medische gegevens
2.5.
Een tekortkoming rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, tenzij de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. De kantonrechter stelt bij de door haar te maken belangenafweging voorop dat het belang van WonenBreburg bij het effectueren van haar zerotolerance beleid ten aanzien van drugs in woningen en het voorkomen van negatieve precedentwerking op zichzelf gezien begrijpelijk is. Daar staat tegenover het belang van [gedaagde] om in de woning te mogen blijven wonen, hetgeen mede gelet op zijn kwetsbare gezondheid van belang is. Ter onderbouwing van zijn gezondheidsproblemen heeft [gedaagde] verschillende medische stukken in het geding gebracht, waaronder onder meer verklaringen en/of verslagen van een diëtist, fysiotherapeut, neuroloog, cardioloog en huisarts, een uitgebreid medicatieoverzicht en een WMO indicatie. Hieruit volgt dat [gedaagde] onder andere psychosociale en cognitieve problemen heeft, maar ook verschillende fysieke beperkingen. Als gevolg hiervan ondervindt [gedaagde] zodanige problemen met de uitvoering van dagelijkse taken, het schoon en leefbaar houden van de woning en zijn zelfredzaamheid, dat hij gebaat is bij hulp en ondersteuning aan huis vanuit de gemeente. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] met hetgeen hij inzake zijn gezondheid heeft aangevoerd, alles bij elkaar genomen, voldoende aannemelijk gemaakt dat het verlaten van zijn woning met haar gevolgen niet gerechtvaardigd is. Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [gedaagde] zwaarder weegt dan dat van WonenBreburg.
2.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en de daarmee samenhangende nevenvorderingen afgewezen.
2.7.
Al hetgeen verder door partijen is aangevoerd en hiervoor onbesproken is gelaten, leidt niet tot een andersluidende beslissing.
2.8.
WonenBreburg zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van
€ 467,50 (2,5 punten à € 187,00) als salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] . De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover WonenBreburg de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis heeft voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat WonenBreburg, indien deze door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
2.9.
De nakosten, waarvan [gedaagde] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt WonenBreburg in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 467,50 als salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt WonenBreburg onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 93,50 aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] , en te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
25 mei 2022.