ECLI:NL:RBZWB:2022:8170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
02/115840-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verleiding van een minderjarige door middel van seksueel getinte communicatie en het versturen van aanstotelijke afbeeldingen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2022, staat de verdachte terecht voor het proberen te verleiden van een minderjarige tot ontuchtige handelingen. De verdachte, een 56-jarige man, heeft gedurende een periode van zeven weken intensief contact gehad met zijn buurmeisje, dat op dat moment 16 jaar oud was. Hij heeft seksueel getinte berichten naar haar gestuurd, een foto van zijn ontblote onderlichaam verzonden en haar cadeaus zoals lingerie en een vibrator gegeven. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich bewust was van de verwerpelijkheid van zijn handelen, gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil en het feit dat hij gebruik maakte van zijn overwicht. De verdachte heeft de intentie gehad om ontuchtige handelingen te plegen, maar deze zijn niet daadwerkelijk uitgevoerd, mede dankzij de grenzen die het slachtoffer heeft aangegeven. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/115840-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 november
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1965 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw: mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 oktober 2022, waarbij de officier van justitie, mr. P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd een minderjarige te verleiden tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen
(feit 1)en dat hij die minderjarige een foto heeft toegezonden die aanstotelijk is voor de eerbaarheid
(feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft seksueel getinte chatberichten verstuurd naar [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) die toen 16 jaar oud was. Ook heeft hij een vibrator, lingerie en parfum voor haar gekocht en geld aan haar gegeven. Duidelijk is dat verdachte seksuele intenties had, waarbij sprake was van een overwicht van hem op [slachtoffer] gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen beiden
(feit 1). Verder heeft verdachte ongevraagd een foto naar [slachtoffer] gestuurd die aanstotelijk is voor de eerbaarheid. Dit betrof een foto van het ontbloot onderlichaam van verdachte waarop hij een hand voor zijn kruis houdt
(feit 2).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft de aan hem verweten feitelijke gedragingen bekend, met uitzondering van het kopen van een vibrator voor [slachtoffer] . Hij heeft echter nooit de intentie gehad om ontuchtige handelingen met haar te plegen. Het was bedoeld als een grap en hij heeft [slachtoffer] slechts willen helpen met haar financiën en haar seksualiteit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte vanaf 13 augustus 2021 tot en met 1 oktober 2021 veelvuldig WhatsAppcontact heeft gehad met zijn buurmeisje [slachtoffer] die toen 16 jaar oud was. De door verdachte verstuurde berichten waren seksueel getint. Op 27 augustus 2021 stuurde verdachte via WhatsApp een foto naar [slachtoffer] van zijn ontbloot onderlichaam, waarop hij zijn hand voor zijn kruis houdt.
Naast het onderhouden van dit intensieve appcontact heeft verdachte meerdere keren geld aan [slachtoffer] gegeven en parfum en lingerie voor haar gekocht. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte een vibrator heeft gekocht voor [slachtoffer] , nu er geen redenen zijn om te twijfelen aan wat [slachtoffer] hierover heeft verklaard en steunbewijs voorhanden is. Het is nota bene verdachte die via WhatsApp aan [slachtoffer] heeft gevraagd of ze de vibrator nog gaat gebruiken. Daarnaast is een afbeelding van een bepaald type vibrator zowel op de telefoon van verdachte als die van [slachtoffer] aangetroffen.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte met zijn handelen opzet had op het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] . De inhoud van de door hem verstuurde berichten, zoals aangehaald onder de bewijsmiddelen, spreekt boekdelen. Veelzeggend in dit verband zijn de berichten waarin verdachte aangeeft dat hij [slachtoffer] wil likken, dat hij haar een orgasme wil bezorgen, dat hij haar wil verwennen en dat zij hem ook moet verwennen.
De appwisseling geeft er verder blijk van dat verdachte ook daadwerkelijk uitvoering hieraan wilde geven. Zo stuurde hij aan [slachtoffer] het bericht dat hij wel wat ouder is, maar dat zij een drempel over moet. Ook stuurde hij dat als hij iets koopt, hij wel wil zien of het het waard is.
Dat verdachte seksuele intenties had met [slachtoffer] leidt de rechtbank verder af uit het heimelijke gedrag van verdachte. Verdachte maakte gebruik van twee telefoonnummers, omdat de ouders van [slachtoffer] er niet achter mochten komen dat hij haar geld gaf. Ook vroeg hij [slachtoffer] om al hun gesprekken te wissen en om samen ergens wat te gaan drinken waar niemand hen kent. Dit alles plaatst de hele appwisseling in een dubieuze context, waarvoor verdachte geen verklaring heeft gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank was voorts sprake van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van verdachte op [slachtoffer] , gezien het aanzienlijk leeftijdsverschil tussen beiden van 40 jaar. Alleen al gelet hierop had verdachte zich bewust moeten zijn van het overwicht dat hij had, waarbij de rechtbank ook meeweegt dat hij [slachtoffer] van kleins af aan heeft zien opgroeien.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde.
Conclusie ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft als 56-jarige man een foto van zijn ontblote onderlichaam gestuurd naar de toen 16-jarige [slachtoffer] . Vóór het sturen van deze foto had verdachte al meerdere WhatsAppberichten gestuurd aan [slachtoffer] waarin hij seksuele toespelingen maakte, maar [slachtoffer] ging hier niet op in. Vervolgens stuurde verdachte ongevraagd de foto van zichzelf toe. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden, gelet op de hedendaagse hier te lande heersende zeden, de bedoelde foto aanstotelijk is voor de eerbaarheid. Dat verdachte op de foto een hand voor zijn kruis houdt, doet hieraan niet af.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 13 augustus 2021 tot en met 1 oktober 2021 te Goirle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, bestaande uit het aanzienlijke leeftijdsverschil en door giften, te weten het geven van lingerie en een vibrator en parfum en geldbedragen, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2004, van wie hij wist dat die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, met dat opzet
- telkens met die [slachtoffer] contact heeft gezocht via WhatsApp en
- aan die [slachtoffer] seksueel getinte chatberichten en een foto heeft gezonden en
- die [slachtoffer] (meermalen) heeft voorgesteld haar te likken en haar een orgasme te bezorgen en haar te verwennen en dat die [slachtoffer] hem moet verwennen en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij de vibrator, die hij voor haar heeft gekocht, moet gebruiken en
- die [slachtoffer] meermalen heeft gevraagd foto's te maken als zij naakt is of als zij de lingerie draagt die hij voor haar had gekocht, en deze foto's aan hem te sturen en
- tegen die [slachtoffer] het volgende heeft gezegd: "je hebt mooie borsten" en "je hebt een lekker kontje" en "zou je een keer met je kontje voor me willen schudden" en ik wil je poesje zien" en - zakelijk weergegeven - dat hij haar verwende met spullen en dat zij hem moest verwennen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 27 augustus 2021 te Goirle een afbeelding, waarvan hij weet dat deze afbeelding aanstotelijk is voor de eerbaarheid, aan [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2004, anders dan op haar verzoek, heeft toegezonden, te weten een foto van zijn ontblote onderlichaam, waarbij hij een hand houdt voor zijn penis.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde heeft de verdediging bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop. De onder feit 2 bewezenverklaarde gedraging maakt ook onderdeel uit van de onder feit 1 bewezenverklaarde gedragingen. De bewezenverklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen, zal de rechtbank het feit enkelvoudig kwalificeren als hierna vermeld.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van
3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf van 100 uur gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verleiding van een minderjarig meisje. Gedurende zeven weken heeft verdachte intensief appcontact gehad met zijn buurmeisje [slachtoffer] die toen 16 jaar oud was. Verdachte stuurde seksueel getinte berichten naar haar en ook stuurde hij haar een foto van zijn ontblote onderlichaam met zijn hand voor zijn kruis. Verder gaf hij haar geld en kocht hij cadeaus voor haar, waaronder een vibrator en lingerie. Verdachte had seksuele intenties en maakte hierbij misbruik van het door het aanzienlijke leeftijdsverschil bestaande overwicht dat hij had op [slachtoffer] .
De gedragingen van verdachte hebben niet daadwerkelijk geleid tot ontucht. Dit is enkel en alleen te danken aan [slachtoffer] die ‘nee’ heeft durven zeggen tegen haar 56-jarige buurman. De buurman die zij volledig vertrouwde, die haar heeft zien opgroeien van kleins af aan en die pretendeerde een goede vriend te zijn van het gezin van [slachtoffer] . Zij heeft in het chatcontact steeds opnieuw haar grenzen proberen aan te geven, maar verdachte bleef drammen en aandringen. Uiteindelijk is het gedrag van verdachte gestopt doordat [slachtoffer] haar verhaal durfde te delen met anderen en met hulp een bericht heeft gestuurd naar verdachte waarin zij hem vraagt om te stoppen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel grensoverschrijdend gedrag permanente schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Ook [slachtoffer] heeft last ondervonden door het gedrag van verdachte. Zij kreeg nachtmerries en kon niet meer zonder angst over straat of naar haar werk; ze was bang om verdachte tegen te komen. Daarnaast voelde zij zich niet meer veilig in haar eigen huis.
Het gezin van [slachtoffer] voelde zich zelfs genoodzaakt om te verhuizen. [slachtoffer] heeft hulp gezocht bij [naam stichting] , een professionele hulpverleningsorganisatie die hulp biedt aan slachtoffers van onvrijwillige seks en misbruik, en door een medisch adviseur is op
7 oktober 2022 geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn voor psychische problematiek. Op de zitting van 25 oktober 2022 heeft [slachtoffer] ten overstaan van de rechtbank helder verwoord wat het gedrag van verdachte met haar heeft gedaan. Ondanks de verhuizing is zij nog altijd bang om hem tegen te komen. Ook stelde zij de vraag “waarom?”, maar op die vraag heeft zij geen antwoord gekregen.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Daarnaast slaat de rechtbank acht op het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt. Daarin wordt vermeld dat verdachte gediagnosticeerd is met PDD-NOS. Dit uit zich voornamelijk in beperkingen op het gebied van sociale interactie, communicatie en stereotiepe patronen in zijn gedrag. Verdachte heeft geen hulpverlening en ziet daar ook niet de meerwaarde van. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag en geadviseerd wordt om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank overweegt dat de PDD-NOS diagnose niet zonder meer betekent dat verdachte niet wist waar hij mee bezig was of dat hij de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien. Zijn heimelijke gedrag rondom het contact met [slachtoffer] wijst er juist op dat hij zich wel degelijk bewust was van de verwerpelijkheid van zijn handelen. Verdachte heeft echter steeds ontkend dat hij seksuele intenties had. Hij neemt dus geen verantwoordelijkheid voor zijn daden, wat de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk neemt.
Gezien met name de ernst van het bewezenverklaarde ziet de rechtbank geen ruimte voor een andere straf dan een gevangenisstraf, zij het van kortere duur dan de officier van justitie eist, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest passend en geboden is. De proeftijd wordt hierbij vastgesteld op 2 jaar.

7.De benadeelde partij

[benadeelde 1] en [benadeelde 2] vorderen namens hun minderjarige dochter
[slachtoffer] , zoals aangegeven in het voegingsformulier, een schadevergoeding van
€ 883,39 voor feit 1 en 2, waarvan € 126,39 voor materiële schade en € 750,00 voor immateriële schade. Uit de bijlage blijkt dat naast het bedrag van € 126,39 dat is besteed aan vervanging van sloten en sleutels, ook een bedrag van € 7,00 daaraan is besteed. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving aan de zijde van de benadeelde partij en zal daarom uitgaan van een totaal bedrag van € 133,39 aan materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte beide feiten heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in beginsel verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde partij gevorderde vergoeding voor de materiële schade acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Het betreft hier verplaatste schade ex artikel 6:107, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge artikel 51f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in combinatie met artikel 6:107 lid 1 onder a BW hebben ouders de mogelijkheid om kosten die zij ten behoeve van hun minderjarige kind hebben gemaakt in het strafproces te verhalen op de dader.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt ook de gevorderde vergoeding voor de immateriële schade voor toewijzing gereed. Namens de benadeelde partij is met concrete gegevens onderbouwd dat de benadeelde partij nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 1 oktober 2021.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 45, 240 en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot door giften of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen/van hem te dulden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 4 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 883,39, waarvan € 133,39 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer]
€ 883,39 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
17 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter mr. M. Breeman en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 november 2022.