4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/241425-22
Feit 1 – brandstichting garagedeur
Feiten en omstandigheden
Op 16 mei 2022 zijn verdachte en zijn vrouw [benadeelde 2] (hierna: ex-vrouw) uit elkaar gegaan. Zij is toen bij haar ouders gaan wonen aan de [adres 1] .
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 21 september 2022 omstreeks 10.14 uur de garagedeur van de schuur op het [adres 1] in brand is gestoken. Op camerabeelden in het dossier die ook op zitting zijn afgespeeld, is de mannelijke dader van deze brandstichting te zien. Dit heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte die brandstichter is.
Verdachte de brandstichter?
Op pagina 34 van het eindproces-verbaal in deze zaak is een still van de camerabeelden opgenomen waarop de brandstichter duidelijk in beeld is. Verdachte is diezelfde dag omstreeks 22:10 uur aangehouden. Op de na zijn aanhouding gemaakte foto van verdachte op pagina 36 is te zien dat zijn schoenen, broek en sweater/trui één op één passen op de schoenen en kleding van de dader. Daarbij zijn het geen alledaagse schoenen en kledingstukken. Het gaat om schoenen met een opvallende, gekleurde lijn ‘rondom’, een zwarte spijkerbroek met grote scheuren ter hoogte van de knieën en een sweater/trui met opdruk “ [merknaam 1] ” in dezelfde kleurstelling. Bovendien gaat het dan ook nog eens om dezelfde combinatie van schoenen en kledingstukken. Op de foto is daarnaast te zien dat het niet doorsnee postuur van verdachte ook past op dat van de brandstichter. In de zwarte Nissan Micra waarin verdachte reed ten tijde van zijn aanhouding later die dag zijn nog een zelfde petje als dat van de brandstichter gevonden (met merk [merknaam 2] ; foto p. 81) en een zwart T-shirt met daarop een opdruk in grote witte letters (foto p. 80). Dat T-shirt past bij het stuk zwarte stof met witte opdruk dat het gezicht van de brandstichter deels afdekt. De complete combinatie die op en bij verdachte is aangetroffen bestaat dus uit vier specifieke kledingstukken en een specifiek paar schoenen.
Tot slot ziet de [getuige 3] op 21 september 2022 tussen 10.15 en 10.30 uur vanuit zijn badkamerraam een man hard wegrennen vanuit de richting van garageboxen en naar een zwarte kleine auto lopen, waar de man instapt en ook vrijwel direct weer uitstapt, om daarna een bandgang in te lopen. [getuige 3] heeft vervolgens uit het slaapkamerraam naar de garageboxen gekeken en zag direct dat er brand was in een schuur aan een van de woningen aan de [adres 1] . De man droeg een zwarte spijkerbroek met opvallend grote scheuren op zijn beide knieën, een groene sweater met lange mouwen en een zwarte sjaal met witte tekst. De rechtbank concludeert dat [getuige 3] de brandstichter heeft zien lopen en de omschrijving van de auto past bij de zwarte Nissan waar verdachte die dag in reed.
De verdediging heeft er op zitting op gewezen dat [getuige 3] spreekt over een Fiat Punto. Die lijkt op een Nissan Micra, maar de verdediging heeft opgemerkt dat een Punto meer afgerond en een Micra meer hoekig is. De rechtbank stelt echter vast dat [getuige 3] letterlijk heeft verklaard:” Ik zag dat de man naar een zwarte kleine auto liep. Ik kon niet goed zien wat voor auto het was, maar het leek op een Fiat Punto.” Er is daarom geen reden te twijfelen aan de bruikbaarheid voor het bewijs van de getuigenwaarneming over de zwarte kleine auto.
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de brandstichter is. De gevoerde verweren om redelijke twijfel te zaaien slagen niet. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Alibi verdachte
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte de brand niet kan hebben gesticht, omdat hij diezelfde dag om 10.45 uur een afspraak had met een bedrijfsarts op zijn werk in Dongen. Raadpleging van de openbare bron Google Maps leert echter dat de reistijd met de auto tussen de [adres 1] en het werk van verdachte ( [adres 2] ) ongeveer 10 minuten bedraagt. Nu de brand omstreeks 10:14 uur is aangestoken stelt de rechtbank vast dat verdachte dus geen sluitend alibi heeft.
Dactyloscopiche sporen op door brandstichter gebruikte fles
Op de camerabeelden van de brandstichting is te zien hoe de brandstichter een fles met vloeistof bij zich heeft, die hij leeg giet en daarna op het dak van een aantal (andere) garages gooit, waarna hij terugloopt om de brand aan te steken. Op de plek waar de brandstichter de fles op het dak gooit is een soortgelijke fles aangetroffen en in beslag genomen. Het was de enige fles op dat dak. De verdediging heeft er terecht op gewezen dat op die fles twee dactyloscopische sporen zijn aangetroffen die niet matchen met de dacty van verdachte. Voor de rechtbank is dat geen aanleiding om te twijfelen aan het daderschap van verdachte.
In eerste instantie werden bij onderzoek door de dactyloscopische deskundige van de politie geen dactyloscopische sporen gezien. Pas bij het gebruik van cyanoacrylaat zag de politiedeskundige sporen die geschikt waren voor een vervolgonderzoek door de afdeling Analyse & Interpretatie van het laboratorium dactyloscopie. Een spoor bevond zich op de onderzijde van de fles en het andere op de hals van de fles, rechtsboven het woord Solevita. Deze dacty werden bij het vervolgonderzoek in [naam 1] niet herkend, terwijl de dacty van verdachte in het actieve vinger-/handpalmafdrukkenbestand va [naam 1] waren opgenomen.
Deze bevindingen sluiten allereerst niet uit dat er wel (delen van) dacty van de verdachte op de fles zaten, maar dat die niet geschikt waren voor het vervolgonderzoek. Op basis van de handelingen door de brandstichter met de fles zouden in ieder geval veel meer dactyloscopische sporen mogen worden verwacht dan de twee geschikte sporen. Bovendien is de herkomst van de door de brandstichter gebruikte fles onbekend, waardoor het aantreffen van twee dactyloscopische sporen van een of meer anderen dan de brandstichter een reële mogelijkheid is, mede gezien de plaatsen op de fles waar die zijn aangetroffen.
Verkeerde garagedeur
Tot slot is ook het feit dat de garagedeur van schuur van de buurman van de ouders van de ex-vrouw van verdachte in brand is gestoken en niet die van de ouders zelf niet persé ontlastend voor verdachte. Ook niet doordat die garagedeur er duidelijk anders uitziet dan de deur van de garage van de ouders van de ex-vrouw van verdachte. Verdachte heeft op zitting verklaard jaren over de vloer te zijn gekomen bij de ouders van zijn ex-vrouw en ook hun garagedeur te kennen. Het is voor de rechtbank echter een reële optie dat verdachte bewust voor de garagedeur van de buurman heeft gekozen om zijn ex-vrouw indirect vrees aan te jagen en de aandacht af te leiden van zichzelf als (potentiële) dader. Een vergissing in het tellen van de deuren van de schuren - zoals uitgelegd door de ex-vrouw van verdachte - behoort ook nog tot de mogelijkheden.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van het hiervoor genoemde wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 september 2022 de garagedeur van [naam 2] in brand heeft gestoken met gemeen gevaar voor goederen, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven. Op basis van de bevindingen van de bevelvoerder van de brandweer kan namelijk wettig en overtuigend bewezen worden dat er gemeen gevaar voor de garage aan de [adres 1] te duchten was als ook voor de goederen in deze garage. Dat geldt niet voor het eveneens tenlastegelegde gemeen gevaar voor aangrenzende garages en daarin aanwezige goederen. Andere bewijsmiddelen daarvoor zitten niet in het dossier.
Feit 2 – overtreding gedragsaanwijzing
Verdachte heeft op de zitting erkend dat hij zijn ex-vrouw in de periode waarin de gedragsaanwijzing gold meermaals heeft gebeld. Verdachte heeft aangegeven dat zijn ex-vrouw hem eerst belde en hij alleen maar terugbelde. Als dit al het geval zou zijn, hetgeen de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen of uitsluiten, doet dit niets af aan het feit dat er voor verdachte een contactverbod met haar gold en hij simpelweg geen contact met haar op had mogen nemen. De onder feit 2 tenlastegelegde overtreding van een gedragsaanwijzing kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Feit 1 – brandstichting auto
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 23 juli 2022 omstreeks 6.00 uur aan de [adres 1] een Volkswagen Polo met [kenteken] (hierna: Polo) in brand is gestoken. Die Polo staat op naam van de vader van de ex-vrouw van verdachte. Dat heeft op zitting ook niet discussie gestaan. De vraag die rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze brand heeft gesticht.
Manspersoon met rode doek voor zijn gezicht
[getuige 2] liep op 23 juli 2022 rond 05:45 uur à 06:00 uur met haar hond over de Ruckertbaan in Tilburg. [getuige 2] wilde via de Kruisherenlaan weer naar de [adres 1] . Kort samengevat heeft zij verklaard dat ze zag dat er een man aan kwam rennen vanaf de [adres 1] . Ze keek de [adres 1] in, in de kant waar de man vandaan kwam, en zag dat er een brandje voor een auto was ontstaan. Ze zag dat de auto snel verder in brand vloog. Er was op dat moment verder niemand anders op straat. Het was een getinte man, geen Antilliaan, maar meer een man, die van Turkse afkomst is. Hij had een soort van roodachtige vlag om zijn hoofd gebonden. De vlag cq doek wapperde achter hem aan. De man droeg een vaal witachtig shirt.
De waarneming door [getuige 2] van de man met een opvallende rode doek wordt bevestigd door camerabeelden uit de directe omgeving. [Verbalisant] beschrijft deze man in zijn proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van beelden van een camera met zicht op het kruispunt van de [adres 1] en de Kruisherenstraat. Uit raadpleging van Google blijkt overigens dat Tilburg alleen een Kruisherenstraat kent, dus dat [getuige 2] spreekt over de Kruisherenlaan is een kennelijke vergissing. [Verbalisant] beschrijft dat deze man een doorzichtige fles in de linkerhand heeft als hij om 06:00 uur langs een andere camera komt gerend. De rechtbank is van oordeel dat zo’n fles past bij het gebruiken van de inhoud van de fles bij het stichten van de autobrand.
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de manspersoon met de rode doek voor zijn gezicht de brandstichter is. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de die manspersoon is.
Is verdachte de brandstichter met rode doek?
Naar het oordeel van de rechtbank kan inderdaad wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de manspersoon met de rode doek voor zijn gezicht is. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de herkenning door de ex-vrouw van verdachte en door de [getuige 1] .
De ex-vrouw van verdachte heeft bewegende camerabeelden gezien van de persoon met de rode doek om zijn hoofd en het witte T-shirt. Zij heeft daar verdachte op herkend. Zij verklaart waarom ze specifiek het witte T-shirt herkende. Ook zag ze dat de persoon een zwarte broek droeg met kapotte kniestukken. Ze herkent deze kledingstijl als die van haar ex-partner. Bovendien beschrijft ze specifiek het volgens haar overeenkomende loopje en dat de persoon ook korte beentjes heeft. [getuige 1] , een vriendin van de ex-vrouw van verdachte, heeft verdachte ook herkend op de camerabeelden die aangeefster haar heeft laten zien. Zij heeft verklaard dat ze verdachte van top tot teen kent. Ze kent hem al sinds 2013 en heeft hem in april, mei van 2022 nog gezien. Ze herkent hem als de persoon op de beelden aan zijn houding en loopje.
Door de verdediging is bepleit om de verklaring van [getuige 1] niet te gebruiken voor het bewijs nu zij al van aangeefster had vernomen dat het verdachte zou zijn die te zien is op de beelden. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 1] echter wel bruikbaar voor het bewijs, juist omdat zij meteen heeft verklaard dat ze al van aangeefster had gehoord dat het verdachte zou zijn die te zien is op de beelden. Vervolgens heeft echter zelf naar de beelden gekeken en gemotiveerd benoemd waarom en waaraan ze verdachte heeft herkend.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 juli 2022 de auto van zijn voormalige schoonvader in brand heeft gestoken. In een aanvullend proces-verbaal van 15 december 2022 zijn foto’s van de uitgebrande Polo aan het dossier toegevoegd. Op deze foto’s is te zien dat de auto geparkeerd stond tussen twee andere auto’s in en vlak voor een rij woningen met alleen een stoep ertussen. Op basis hiervan kan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat gemeen gevaar voor nabij geparkeerde voertuigen en nabijgelegen woningen te duchten was.
Feit 2 - stalking
De ex-vrouw van verdachte heeft aangegeven dat verdachte haar in de periode van 8 juni 2022 tot en met 13 juli 2022 63 e-mailberichten heeft gestuurd. Op zitting heeft verdachte verklaard dat dit wel kan kloppen. Dit was puur emotie, verdriet. Hij was teleurgesteld en wilde antwoorden. Zijn ex-vrouw heeft op deze berichten niet geantwoord. Gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de berichten, de omstandigheden waaronder deze zijn verstuurd en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de ex-vrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er in deze periode sprake is geweest van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de levenssfeer van aangeefster. Daarmee is ook vrees aangejaagd, nu in een deel van die berichten bedreigende teksten stonden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn ex-vrouw [benadeelde 2] in de periode van 8 juni 2022 tot en met 13 juli 2022 heeft gestalkt, zoals hierna onder 4.4 wordt bewezenverklaard.