ECLI:NL:RBZWB:2022:8118

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
9988931_E28122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuurder voor schade door ondeugdelijke reparatie in huurpand

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de aansprakelijkheid van de verhuurder centraal na een lekkage in een opslagloods van een verhuisbedrijf. De eisers, een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, hebben de verhuurder in vrijwaring aangesproken voor schade die is ontstaan door een lekkage, die volgens hen het gevolg was van ondeugdelijke reparaties uitgevoerd door de verhuurder of zijn vertegenwoordiger. De zaak begon met een dagvaarding op 4 juli 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 november 2022, waarbij ook een gerelateerde hoofdzaak werd behandeld. De eisers vorderden dat de gedaagde in de vrijwaringsprocedure hen zou vergoeden voor de schade die zij in de hoofdzaak aan een derde partij, mevrouw [naam 2], moesten vergoeden.

De gedaagde, de verhuurder, voerde verweer en stelde dat de lekkage niet aan hem te wijten was, maar aan een defect dat door een vorige huurder was veroorzaakt. De kantonrechter heeft de deskundigenrapporten van zowel de eisers als de gedaagde beoordeeld. De rapporten wezen uit dat de lekkage het gevolg was van een onjuiste montage van een waterleidingkoppeling, die door de broer van de gedaagde was uitgevoerd. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen als verhuurder, omdat de ondeugdelijke reparatie leidde tot de lekkage en de daaruit voortvloeiende schade aan de goederen van de eisers.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisers toegewezen, met uitzondering van een specifieke schadepost die niet rechtstreeks verband hield met de aansprakelijkheid van de gedaagde. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de vrijwaringsprocedure. Dit vonnis is uitgesproken op 28 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9988931 CV EXPL 22-2192
vonnis d.d. 28 december 2022
inzake de
vrijwaringsprocedurevan:

1.de vennootschap onder firma [eiser sub 1] ,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers in de vrijwaringsprocedure,
gemachtigde: mr. M.A. Oosterveen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de vrijwaringsprocedure,
gemachtigde: mr. J.P. Scheltes.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 4 juli 2022, met producties;
b. de conclusie van antwoord in vrijwaring;
c. de mondelinge behandeling van 29 november 2022, ter gelegenheid waarvan gelijktijdig de hoofdzaak tussen mevrouw [naam 2] en eisers in de vrijwaring is behandeld met zaak- en rolnummer 9817185 CV EXPL 22-1202.
Tot slot van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
Eisers in de vrijwaring (verder te noemen: [eisers] ) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde in de vrijwaring (verder te noemen: [gedaagde] ), zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak, te veroordelen om aan [eisers] al datgene te betalen waartoe [eisers] in de hoofdzaak jegens eiseres in de hoofdzaak (verder te noemen: [naam 2] ) worden veroordeeld, met inbegrip van de kosten veroordeling, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de vrijwaringsprocedure.
2.2
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
  • [eisers] huurt van [gedaagde] het bedrijfspand aan de [adres] . [eisers] huurt het pand als opslagplaats voor te verhuizen goederen van haar klanten.
  • In de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst is het volgende bepaald:
’10.1 Huurder is jegens Verhuurder aansprakelijk voor alle schade aan het gehuurde, tenzij Huurder bewijst dat de schade hem en de personen waarvoor Huurder verantwoordelijk is, niet is toe te rekenen.
10.3
Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade ten gevolge van een gebrek en Huurder kan in geval van een gebrek geen aanspraak maken op huurprijsvermindering en verrekening, behoudens de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 7:206 lid 3 Burgerlijk Wetboek.
10.4
Het gestelde in artikel 10.3 is in de navolgende omstandigheden niet van toepassing:
- ingeval van schade indien een gebrek een gevolg is van een toerekenbare ernstige tekortkoming van Verhuurder;
(…)
  • De broer van [gedaagde] , de heer [broer gedaagde] (hierna te noemen: de broer), doet het beheer van het gehuurde en verricht in dat kader een deel van het onderhoud aan het gehuurde.
  • Op 21 januari 2021 is door [eisers] een kleine lekkage geconstateerd, die door haar is gemeld. De koppeling van een waterleiding lekte druppelsgewijs. De broer heeft de situatie daarop onderzocht en de koppeling met een waterpomptang aangedraaid.
  • Op 2 juni 2021 is er een lekkage geweest in het door [eisers] van [gedaagde] gehuurde pand als gevolg waarvan de vloer van de loods is volgestroomd met water. Daardoor is schade ontstaan aan door [eisers] voor haar klanten opgeslagen goederen, zo ook aan de goederen van mevrouw [naam 2] .
  • De verzekeraar van [eisers] heeft Stichting Salvage (hierna te noemen: Salvage) ingeschakeld direct na de lekkage de schade op te nemen en heeft Holland Herstel Groep Breda ingeschakeld om water weg te pompen. Vervolgens is Dekra Claims en Expertise BV (hierna te noemen: Dekra) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak van de lekkage. Dekra heeft een expertiserapport uitgebracht dat is overgelegd als productie 2 bij dagvaarding.
  • Ook [gedaagde] heeft een deskundige, I-TEK BV (hierna te noemen:
I-TEK), onderzoek laten doen. Naar aanleiding daarvan is een rapport opgesteld dat is overgelegd als productie 3 bij conclusie van antwoord.
3.2
[eisers] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
Uit de expertiserapporten blijkt dat de knelkoppeling van een kunststof waterleiding op onjuiste wijze is aangedraaid/gemonteerd. Dit beoogde herstel is in opdracht en voor rekening van [gedaagde] gebeurd, namelijk door de broer. Als gevolg van de ondeugdelijke reparatie is er een grote lekkage ontstaan en zijn de opgeslagen inboedels van klanten van [eisers] ernstig beschadigd geraakt. [gedaagde] is op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst tussen partijen aansprakelijk voor die schade. [gedaagde] is aansprakelijk op grond van artikel 7:208 BW maar ook op grond van artikel 6:74 BW.
3.3
[gedaagde] heeft het volgende als verweer gevoerd.
De lekkage op 2 juni 2021 is ontstaan door een losgeschoten koppeling van de waterleiding van het toilet in het gehuurde. Deze waterleiding en koppeling zijn aangebracht door een voormalig huurder van [gedaagde] . Geen van de ingeschakelde deskundigen hebben kunnen vaststellen wie de beschadiging heeft veroorzaakt. De broer heeft de koppeling in januari 2021 slechts in geringe mate aangedraaid met een waterpomptang. Bij het onderzoeken en repareren van de koppeling is het de broer niet opgevallen of de koppeling al beschadigd was of niet. Tussen de eerste lekkage in januari 2021 en juni 2021 heeft de koppeling niet gelekt. Als de reparatie van de broer tot een lekkage zou hebben geleid, dan zou die lekkage zich veel eerder hebben voorgedaan dan pas na 4 maanden. Het is mogelijk dat [eisers] of een door haar ingeschakelde derde de beschadiging heeft veroorzaakt of dat de koppeling is losgeschoten door toedoen van handelingen in het kader van de (verhuis)werkzaamheden van [eisers] . [eisers] moet bewijzen dat het losschieten van de koppeling haar niet is toe te rekenen (artikel 10.1 van de algemene voorwaarden). Verder is er geen sprake van een ernstige toerekenbare tekortkoming in de zin van artikel 10.4 van de algemene voorwaarden aan de zijde van [gedaagde] , zodat hij op grond van artikel 10.3 van de algemene voorwaarden niet aansprakelijk is voor schade ten gevolge van een gebrek.
3.4
De kantonrechter overweegt als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden waarnaar [gedaagde] verwijst van toepassing zijn.
In artikel 10.1 van deze voorwaarden is bepaald dat Huurder jegens Verhuurder aansprakelijk is voor alle schade aan het gehuurde, tenzij Huurder bewijst dat de schade hem en de personen waarvoor Huurder verantwoordelijk is, niet is toe te rekenen.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] heeft aangetoond dat de schade aan de koppeling van de waterleiding haar niet is toe te rekenen. De volgende omstandigheden zijn dragend voor dat oordeel.
3.5
Dekra, de door de verzekeraar van [eisers] ingeschakelde deskundige, heeft in haar
rapport aangegeven:

Bij inspectie van de koppeling bleek die aan de buitenzijde beschadigd, naar wij begrepen het gevolg van het aandraaien daarvan met behulp van handgereedschap. Dat naar aanleiding van eerdere klachten omtrent lekkage in januari 2021.
Het schroefdraad aan de binnenzijde van de koppeling bleek vervormd en ontzet. Geconcludeerd werd dat de lekkage het gevolg was van een onjuiste montage van de koppeling, dusdanig waardoor het binnenwerk beschadigd is geraakt en los is gesprongen.’ (pagina 4 van 6).
I-Tek, de door de verzekeraar van [gedaagde] ingeschakelde deskundige, heeft in haar rapport naar voren gebracht:

Op deze (door Dekra ter beschikking gestelde, toevoeging kantonrechter) foto’s is zichtbaar dat zowel de moer (om de overgangskoppeling in de messing kniekoppeling van het vaste deel van het waterleidingnet te schroeven) alsmede de buitenzijde van de wartel (om het uiteinde van tyleenslang middels de knelring in de overgangskoppeling vast te knellen) ernstig zijn beschadigd. Die beschadigingen konden alleen zijn ontstaan als gevolg van het onjuist toepassen van gereedschap en/of door het gebruik van onjuist gereedschap bij het realiseren van de bewuste koppeling.’ (pagina 4 van 8).
en:

Beschadigingen op de buitenzijde van de wartel wijzen erop dat die is aangedraaid met behulp van een stuk gereedschap en waarbij die (te) hard is samengeknepen met dat stuk gereedschap, terwijl die wartel bedoeld is om met de hand te worden vastgedraaid.
en:

met name de deformaties van de schroefdraden leiden bij een koppeling als de onderhavige tot het ontstaan van een onwenselijke situatie, daar die schroefdraden, als gevolg van de deformaties, niet meer goed ‘in elkaar grijpen’. Wanneer er in die situatie druk op de koppeling komt te staan (waterdruk) bestaat de kans dat die schroefdraden, doordat die niet meer goed in elkaar grijpen, over elkaar heen kunnen schuiven, hetgeen uiteindelijk leidt tot het los- en/of uiteenspringen van de koppeling en zo ook losschieten van het uiteinde van, in het onderhavige geval, de tyleenslang.’ (pagina 6 van 8).
3.6
I-Tek, ingeschakeld van de kant van [gedaagde] , heeft dus
geconcludeerd dat de schade
alleen kan zijn ontstaandoor onjuiste hantering van een gereedschap. Vaststaat dat de broer in januari 2021 een waterpomptang heeft gebruikt om de koppeling aan te draaien, terwijl de wartel volgens I-Tek bedoeld is om met de hand te worden vastgedraaid. Van de kant van [eisers] is overigens betwist dat de broer weinig kracht heeft gebruikt bij het aandraaien van de koppeling. De heer [eiser sub 2] , die daarbij aanwezig was, heeft ter zitting verklaard dat er flink wat kracht werd gebruikt. Het is aannemelijk dat men, om iets vast te draaien, in ieder geval enige kracht zet.
3.7
Alternatieve oorzaken van de lekkage, veroorzaakt door of vanwege [eisers] zijn
geenszins aannemelijk geworden.
[gedaagde] heeft naar voren gebracht dat de broer in januari 2021, voorafgaand aan het beoogde herstel van de lekkage, geen beschadiging heeft waargenomen, terwijl zowel I-Tek als Dekra naar voren brengen dat ook de buitenzijde van de koppeling (volgens I-Tek: ernstig) beschadigd is, en dus zichtbaar moet zijn geweest. Dat wijst erop dat de beschadigingen niet voorafgaand aan de komst van de broer in januari 2021 zijn ontstaan. [gedaagde] heeft gewezen op het tijdsverloop tussen de beoogde reparatie van de broer in januari 2021 en de lekkage in juni 2021, stellende dat dat tijdsverloop te groot is om causaal verband te kunnen aannemen. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat dat argument niet op, gezien de conclusies van I-Tek waar wordt uitgelegd dat het niet meer in elkaar grijpen van de schroefdraden ertoe kan leiden dat deze over elkaar heen gaan schuiven, wat
uiteindelijkhet los- en/of uiteenspringen van de koppeling tot gevolg heeft. Het feit dat er sprake is van enig tijdsverloop tussen het beoogde herstel van de broer en de lekkage onderschrijft dus juist dat de handelingen van de broer in januari 2021 de lekkage veroorzaakt (kunnen) hebben.
Niet gesteld of gebleken is dat [eisers] of een hulppersoon enig gereedschap heeft gehanteerd met betrekking tot de koppeling van de waterleiding. Dat de schade anderszins dan door het onjuist hanteren van een gereedschap zou zijn veroorzaakt, staat haaks op de conclusie van I-Tek.
Verder is onaannemelijk dat [eisers] of één van de haren de waterleiding tijdens het verhuizen zouden hebben beschadigd, wat [gedaagde] oppert, omdat door [eisers] ter zitting onweersproken is gesteld dat de waterleiding zich op een plek in het gehuurde bevindt waar een inboedel langdurig is gestald, achter deze spullen, met voldoende loopruimte tussen deze spullen en de waterleiding en dus niet op een plaats waarlangs de te verhuizen goederen vervoerd werden.
3.8
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat in rechte is komen vast te staan dat de
lekkage in juni 2021 in het gehuurde is ontstaan als gevolg van een ondeugdelijke reparatie door (een hulppersoon van) [gedaagde] . Dat kan [gedaagde] in ieder geval naar verkeersopvatting worden toegerekend. [gedaagde] is daarom toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als verhuurder.
3.9
Artikel 10.1 van de algemene voorwaarden staat niet in de weg aan aansprakelijkheid
van [gedaagde] , omdat [eisers] met de deskundigenrapporten in combinatie met haar onbetwist gebleven stellingen heeft aangetoond dat de schade haar en de personen waarvoor [eisers] verantwoordelijk is, niet is toe te rekenen.
3.1
De kantonrechter acht het laten uitvoeren van een reparatie op zodanige wijze dat (op
den duur) ernstige schade kan ontstaan voor [eisers] als huurder, een toerekenbare ernstige tekortkoming van [gedaagde] . Omdat daarmee één van de uitzonderingen van artikel 10.4 van de algemene voorwaarden van toepassing is, staat artikel 10.3 niet in de weg aan aansprakelijkheid van [gedaagde] .
3.11
Dat betekent dat de vordering van [eisers] zal worden toegewezen. Alleen de in
de hoofdzaak toegewezen schade ter zake de aanschaf van nieuwe boots (ter hoogte van
€ 52,95), zal [gedaagde] niet hoeven vergoeden aan [eisers] , nu de aansprakelijkheid van [eisers] jegens [naam 2] wat betreft deze post is gebaseerd op de omstandigheid dat zij [naam 2] gedurende de afhandeling van de schade onjuist heeft geïnformeerd over het verloren gaan van de boots. Deze schade hangt aldus niet rechtstreeks samen met de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor het ontstaan van de waterschade.
3.12
[gedaagde] zal, als de in de vrijwaringsprocedure in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de vrijwaringsprocedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] al datgene te betalen waartoe [eisers] in de hoofdzaak jegens [naam 2] (in het vonnis d.d. 28 december 2022, met zaaknummer 9817185 CV EXPL 22-1202) wordt veroordeeld, met uitzondering van de schade aan de boots ter hoogte van € 52,95, met inbegrip van de kosten van de veroordeling;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in vrijwaring, aan de kant van [eisers] vastgesteld op € 127,43 aan explootkosten, € 514,- aan griffierecht en € 622,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.