ECLI:NL:RBZWB:2022:8117

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
9817185_E28122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuisbedrijf voor schade aan opgeslagen goederen door lekkage

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en gedaagden, die een verhuisovereenkomst hadden gesloten. Eiseres vorderde schadevergoeding van gedaagden, een verhuisbedrijf, wegens waterschade aan haar opgeslagen goederen die op 2 juni 2021 was ontstaan door een waterleidingbreuk in de opslagplaats. Eiseres vorderde in totaal € 6.091,70 voor materiële schade, € 600,31 voor gemaakte onkosten, € 858,62 aan buitengerechtelijke kosten, en wettelijke rente over deze bedragen. Gedaagden erkenden dat zij tekortgeschoten waren in de nakoming van de overeenkomst, maar betwistten een deel van de vorderingen van eiseres.

De rechtbank oordeelde dat gedaagden toerekenbaar tekort waren geschoten in de nakoming van de verhuisovereenkomst, omdat de verhuisgoederen niet in de staat waren teruggegeven zoals overeengekomen. De rechtbank kende de materiële schade van € 6.091,70 toe, evenals de reiskosten van € 39,46 en de onkosten van € 380,85 voor verlofopname. De kosten voor de aanschaf van een nieuwe winterjas werden afgewezen, omdat deze niet als schade konden worden aangemerkt. De kosten voor de nieuwe boots werden wel toegewezen, omdat eiseres deze had moeten aanschaffen door onjuiste informatie van gedaagden.

In totaal werd gedaagden veroordeeld tot betaling van € 6.564,96, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden gedaagden veroordeeld in de kosten van de procedure, inclusief buitengerechtelijke kosten van € 702,75. De rechtbank wees de overige vorderingen van eiseres af, maar bevestigde de aansprakelijkheid van gedaagden voor de schade die eiseres had geleden door de waterschade aan haar goederen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9817185 CV EXPL 22-1202
vonnis d.d. 28 december 2022
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. F.G. Erdogan en ter zitting vertegenwoordigd door mr. R. Schreuders,
tegen

1.De vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] ,

gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats 2] ,

2. [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats 3] ,

3. [gedaagde sub 3] ,

wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. M.A. Oosterveen.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaardingen van 4 april 2022 en 30 maart 2022, met producties;
b. de conclusie van antwoord, met producties;
c. de mondelinge behandeling van 29 november 2022, ter gelegenheid waarvan gelijktijdig de vrijwaringszaak tussen gedaagden en de heer [naam] is behandeld met zaak- en rolnummer 9988931 CV EXPL 22-2192.
Tot slot van de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
Eiseres (verder te noemen: [eiseres] ) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden (verder te noemen: [gedaagden] ) te veroordelen tot betaling van:
a. a) € 6.091,70 voor de materiële schade aan de inboedel van [eiseres] ;
b) € 600,31 ter vergoeding van de gemaakte onkosten;
c) € 858,62 aan buitengerechtelijke kosten;
d) de wettelijke rente over het sub a) en c) gevorderde, voor het sub a) gevorderde vanaf 21 december 2021 tot de dag van betaling, en voor het sub c) gevorderde vanaf de datum van het vonnis tot de dag van betaling;
e) de wettelijke rente over het sub b) gevorderde vanaf 23 augustus 2021 tot de dag van betaling;
f) de kosten van de procedure;
g) de nakosten, met een maximum van € 100,-, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [gedaagden] daarover vanaf dat moment tot de dag van betaling de wettelijke rente is verschuldigd.
2.2
[gedaagden] voert op een aantal punten verweer.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
- Tussen partijen is op 26 februari 2021 een verhuisovereenkomst tot stand gekomen. [gedaagden] heeft met die overeenkomst de verplichting op zich genomen om de huisraad van [eiseres] te verhuizen van Dordrecht naar Oudenbosch, waarbij [gedaagden] de verhuisgoederen tussentijds zou opslaan.
- De verhuisgoederen zijn op 31 mei 2021 verhuisd naar de opslagplaats die [gedaagden] heeft gehuurd. Op 20 augustus 2021 zou de inboedel van de opslagplaats naar de nieuwe woning van [eiseres] worden verhuisd.
- Op 2 juni 2021 is er een waterleidingbreuk ontstaan in de opslagplaats, waardoor een deel van de verhuisgoederen van [eiseres] waterschade heeft opgelopen.
- Op 23 augustus 2021 heeft [gedaagden] een deel van de inboedel afgeleverd bij [eiseres] .
- Univé, de verzekeraar van [gedaagden] , heeft opdracht gegeven aan Dekra om het beschadigde deel van de inboedel van [eiseres] te beoordelen. Op 15 oktober 2021 heeft de expert van Dekra de materiële schade van [eiseres] aan haar goederen begroot op € 6.091,70.
3.2
[eiseres] heeft het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
[gedaagden] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst die zij met [eiseres] heeft gesloten. [gedaagden] heeft immers de resultaatsverbintenis op zich genomen om de in bewaring genomen zaken in dezelfde staat terug te geven aan [eiseres] , en is die verplichting als gevolg van de waterschade niet nagekomen. [gedaagden] is daarom aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade.
Deze schade bestaat uit:
  • € 6.091,70 voor de schade aan haar opgeslagen inboedel;
  • € 420,31 voor de onkosten die [eiseres] heeft gemaakt om – op verzoek van [gedaagden] – meermaals heen en weer te reizen naar de opslagplaats om de verhuisgoederen te bezichtigen. Deze kosten zijn als volgt opgebouwd: € 39,46 aan reiskosten plus € 380,85 aan onkosten verlofname.
  • € 180,- voor de aanschaf van een nieuwe winterjas en boots, welke aanschaf door een fout van [gedaagden] noodzakelijk was. Op 12 januari 2022 heeft Holland Herstel Groep, die de waterschade in opdracht van Verhuiszaker heeft afgehandeld, [eiseres] uitgenodigd voor een laatste bezichtiging van de beschadigde verhuisgoederen. Het doel hiervan was dat [eiseres] de verhuisgoederen die volgens de expert en [gedaagden] waterschade hadden opgelopen, een laatste maal kon bekijken en er afstand van kon doen. Vervolgens zou Holland Herstel Groep deze spullen vernietigen. Tijdens deze afspraak is gebleken dat een winterjas en boots van [eiseres] nog intact waren, maar niet eerder met de bruikbare verhuisgoederen waren afgeleverd. Aangezien [eiseres] deze spullen wel nodig had, had zij al nieuwe exemplaren gekocht voor een bedrag van € 180,-.
3.3
[gedaagden] erkent dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiseres] . [gedaagden] is nog doende een oplossing te bereiken met de verhuurder van het pand waarin de waterschade is opgetreden, de heer [naam] , en heeft deze verhuurder in vrijwaring gedagvaard.
De materiele schade van € 6.091,70 wordt niet betwist. De door [eiseres] gevorderde reiskosten en onkosten voor verlofopname worden door [eiseres] niet onderbouwd. Deze vordering wordt dan ook betwist. [eiseres] wordt geacht haar schade zo veel mogelijk te beperken. Niet valt in te zien waarom zij niet in haar vrije tijd een bezoek of bezoeken zou hebben kunnen brengen aan de opslagplaats.
[gedaagden] weerspreekt het bedrag van € 180,- voor de winterjas en boots verschuldigd te zijn. Deze zaken zijn al meegenomen in het overzicht van verloren gegane goederen en vallen dus onder het totale schadebedrag van € 6.091,70. Dit ten onrechte, omdat deze goederen nog blijken te bestaan en bruikbaar zijn. Daar komt bij dat de aanschaf(prijs) van deze goederen geen schade is; [eiseres] heeft immers een extra winterjas en een extra paar boots, wat maakt dat haar vermogen niet is verminderd ten gevolg van deze aankoop.
De buitengerechtelijke kosten worden betwist. Niet gebleken is dat [eiseres] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Bovendien is [eiseres] verzekerd en aannemelijk is dat de door haar verzekeraar verrichte werkzaamheden onder haar verzekering vallen.
3.4
De kantonrechter is het volgende oordeel toegedaan.
Zoals door [gedaagden] wordt onderkend, is zij op grond van artikel 8:1173 BW gehouden de verhuisgoederen van [eiseres] op de bestemming af te leveren in de staat waarin deze goederen aan [gedaagden] ter vervoer ter beschikking zijn gesteld. Omdat de verhuisgoederen van [eiseres] tijdens de uitvoering van de overeenkomst (deels) verloren zijn gegaan of beschadigd zijn geraakt, staat vast dat [gedaagden] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Als door [gedaagden] erkend staat vast dat de schade die [eiseres] als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst heeft geleden, het door de Dekra begrootte bedrag van € 6.091,70 bedraagt. Dit bedrag zal worden toegewezen.
3.5
Hoewel de gestelde reiskosten van [eiseres] niet zijn onderbouwd, staat wel vast dat zij in verband met de waterschade drie keer naar de opslagplaats van de goederen heeft moeten reizen. [gedaagden] heeft niet aangevoerd dat de in verband daarmee door [eiseres] gestelde reiskosten onaannemelijk hoog zijn. Het bedrag van € 39,46 aan reiskosten zal daarom als door [eiseres] geleden schade worden toegewezen.
Over de onkosten in verband met verlofopname heeft [eiseres] ter zitting onweersproken aangevoerd dat zij de eerste keer dat zij naar de opslag is gekomen voorafgaand aan het verzoek van [gedaagden] om daarheen te komen al verlof had opgenomen voor die dag. Deze kosten vordert zij daarom niet. Voor de andere twee keren dat zij naar de goederen moest komen kijken, heeft [eiseres] speciaal verlof opgenomen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] deze kosten als schade op [gedaagden] kan verhalen, zeker nu niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] ook in het weekend naar de opslag kon komen voor het regelen van zaken. Het bedrag van € 380,85 zal daarom worden toegewezen.
3.6
[eiseres] heeft ter zitting aangevoerd dat de winterjas en de boots niet zijn opgenomen in de lijst van verloren gegane goederen die optellen tot een bedrag van € 6.091,70.
Op de door Dekra opgestelde schadelijst (productie 7 bij het als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde rapport) staan twee winterjassen genoemd. [eiseres] heeft weliswaar aangegeven dat de winterjas niet is opgenomen in de lijst van verloren gegane goederen, maar niet nadrukkelijk naar voren gebracht dat de op de lijst opgenomen winterjassen andere jassen betreffen dan de jas waarnaar zij verwijst. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de winterjas in de lijst met verloren gegane goederen is opgenomen. De kosten voor de aanschaf van een nieuwe winterjas komen daarom niet (afzonderlijk) in aanmerking voor vergoeding. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
De boots staan kennelijk niet op de schadelijst. [eiseres] heeft nieuwe boots moeten aanschaffen omdat zij door [gedaagden] onjuist is geïnformeerd over het verloren gaan van de oude boots. [gedaagden] erkent dat dit zo gelopen is. De kantonrechter acht [gedaagden] daarom aansprakelijk voor de als gevolg van dit handelen door [eiseres] geleden schade. Zou [eiseres] hebben geweten dat haar boots nog aanwezig waren, dan had zij geen nieuwe gekocht. Daarom komt de gehele aanschafwaarde van de nieuwe boots voor vergoeding in aanmerking. De schade begroot de kantonrechter op de aanschafprijs van de boots van [naar de kantonrechter begrijpt] € 52,95 (productie 12 bij dagvaarding) Dit bedrag zal worden toegewezen.
3.7
In totaal zal dan ook aan hoofdsom worden toegewezen € 6.091,70 plus € 39,46 aan reiskosten plus € 380,85 aan onkosten in verband met verlofopname plus € 52,95 voor de boots maakt € 6.564,96.
De wettelijke rente over € 6.091,70 is toewijsbaar als gevorderd, namelijk vanaf 21 december 2021, de datum van verzuim (blijkens het emailbericht tot aanmaning van 6 december 2021), tot de dag van voldoening.
Tegen de gevorderde rente over het sub b) gevorderde, waarvan € 538,26 toewijsbaar is, is geen verweer gevoerd. Het zal daarom worden toegewezen als gevorderd, namelijk vanaf 23 augustus 2021 tot de dag van voldoening.
3.8
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Verwezen wordt naar de correspondentie die is overgelegd bij de dagvaarding. [eiseres] heeft bij dagvaarding aangevoerd dat verhaalbare buitengerechtelijke kosten niet onder de dekking van de polis vallen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief, nu bij de berekening van de buitengerechtelijke kosten is uitgegaan van een hoger bedrag dan zal worden toegewezen. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, wat neerkomt op € 702,75.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar zoals gevorderd, namelijk vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van betaling.
3.9
Aangezien [gedaagden] jegens [eiseres] is tekort geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de verhuisovereenkomst, zal [gedaagden] worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan explootkosten zullen worden toegewezen € 138,11 plus € 129,56 maakt € 267,67. Aan vastrecht is toewijsbaar het bedrag van € 244,-. En per punt van het salaris gemachtigde zal worden toegewezen € 311,-, wat neerkomt op een bedrag van € 622,-. Omdat de dagvaardingen qua inhoud overeen komen, wordt er voor beide dagvaardingen één punt gerekend.
3.1
De nakosten zullen worden toegewezen als hierna te melden. Aangezien [eiseres] de nakosten stelt op een maximum van € 100,- en de wettelijke rente over deze kosten vordert vanaf twee weken na betekening van het vonnis, is dat hetgeen toewijsbaar is.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 6.564,96, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
  • € 6.091,70 vanaf 21 december 2021 tot de dag van voldoening;
  • € 538,26 vanaf 23 augustus 2021 tot de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke kosten van
€ 702,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 267,67 aan explootkosten, € 244,- aan griffierecht en € 622,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
veroordeelt [gedaagden] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 100,- als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.