Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil en de beoordeling
.In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2022, heeft eiser, vertegenwoordigd door Gerechtsdeurwaarderskantoor G.J. van Velzen, een vordering ingediend tegen gedaagde, die niet is verschenen. De vordering betreft de ontbinding van een huurovereenkomst voor een August Forster A104 piano en de teruggave daarvan. Eiser heeft meerdere vorderingen ingediend, waaronder de ontbinding van de huurovereenkomst, een bevel tot teruggave van de piano, en veroordelingen tot betaling van huur en kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet is verschenen, ondanks een behoorlijke dagvaarding. De rechter heeft de vordering van eiser toegewezen, met uitzondering van de gevorderde machtiging om de piano zelf terug te halen, wat is afgewezen wegens gebrek aan wettelijke basis. De rechter heeft ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet is aangetoond dat aan de wettelijke vereisten is voldaan. De rechter heeft de kosten van het geding begroot op € 553,22 en gedaagde veroordeeld in deze kosten.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de huurovereenkomst met ingang van de dag na de uitspraak wordt ontbonden, gedaagde wordt veroordeeld om de piano binnen twee weken terug te geven, en gedaagde moet aan eiser een bedrag van € 550,00 aan huur betalen, vermeerderd met rente. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.