ECLI:NL:RBZWB:2022:8099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
10189500_E28122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremies en buitengerechtelijke incassokosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert CZ Zorgverzekeringen N.V. samen met De Onderlinge Waarborgmaatschappij CZ Groep U.A. (hierna gezamenlijk aangeduid als 'CZ') betaling van een bedrag van € 255,30 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst die CZ met de gedaagde heeft gesloten. CZ heeft de gedaagde meerdere facturen gestuurd, maar de gedaagde heeft deze niet tijdig voldaan. CZ heeft de gedaagde bij brief van 7 april 2022 gesommeerd tot betaling van een totaalbedrag van € 214,24, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 40,-. De gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde rente en kosten, maar heeft de verschuldigdheid van de hoofdsom niet betwist.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de verschuldigdheid van de hoofdsom van € 214,05 niet heeft weersproken, waardoor dit bedrag toewijsbaar is. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen de gevorderde rente en kosten, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de dag van opeisbaarheid van de facturen. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen, omdat CZ aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft voldaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 255,30, vermeerderd met de wettelijke rente, en in de proceskosten van CZ, die zijn vastgesteld op € 370,24. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is op 28 december 2022 in het openbaar uitgesproken door mr. Ebben.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10189500 \ CV EXPL 22-3442
Vonnis van 28 december 2022
in de zaak van

1.CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.

2. DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CZ GROEP U.A.,
beiden gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
hierna gezamenlijk te noemen: “CZ”,
gemachtigde: Flanderijn & van Eck, gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 september 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van CZ van 30 november 2022 met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde] van 14 december 2022 met 1 productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CZ heeft met [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.
2.2.
CZ heeft -onder meer- de volgende facturen aan [gedaagde] in rekening gebracht:
- [factuurnr. 1] ad € 57,45 betreffende aanvullende verzekering correctie NZ over de periode januari 2022 tot en met maart 2022;
- [factuurnr. 2] ad € 134,50 betreffende zorgverzekering over de periode
februari 2022;
- [factuurnr. 3] ad € 22,10 betreffende aanvullende verzekering NZ over februari 2022.
2.3.
CZ heeft [gedaagde] bij brief van 7 april 2022 tot betaling van een bedrag van € 214,24 gesommeerd. Tevens heeft CZ in deze brief aangezegd dat [gedaagde] bij niet tijdige betaling tevens de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- aan CZ verschuldigd is.
2.4.
De gemachtigde van CZ heeft [gedaagde] bij brief van 6 mei 2022 en per e-mail van 28 juli 2022 tot betaling van een bedrag van € 214,05, vermeerderd met rente en kosten gesommeerd.

3.Het geschil

3.1.
CZ vordert -samengevat- [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 255,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over de openstaande hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede [gedaagde] in de kosten van de procedure te veroordelen.
CZ legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen door de aan hem in rekening gebrachte facturen (totaal bedragende € 214,05) niet, althans niet tijdig aan haar te voldoen.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- worden gevorderd op grond van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
De wettelijke rente wordt gevorderd op grond van artikel 6:119 BW steeds vanaf de dag van opeisbaarheid van de respectievelijke facturen tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de medegevorderde rente en kosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van de gevorderde hoofdsom van € 214,05 niet heeft weersproken is dit bedrag in zoverre toewijsbaar.
4.2.
[gedaagde] maakt bezwaar tegen de medegevorderde rente en kosten. [gedaagde] acht het niet gerechtvaardigd dat hij deze bedragen aan CZ verschuldigd is, gelet op zijn verzoek tot uitstel van betaling en de omstandigheid dat hij met diverse schuldeisers, waaronder CZ, een betalingsregeling is overeengekomen.
4.3.
Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor de persoonlijke situatie van [gedaagde] en zij ook ziet dat [gedaagde] zich inspant om eerdere betalingsachterstanden af te lossen zullen de medegevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten wel worden toegewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.4.
CZ heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] de premieachterstand tot en met mei 2022, waarvan onderhavige vordering onderdeel uitmaakt, niet aan CZ heeft voldaan. Ook niet nadat CZ op verzoek van [gedaagde] aan hem uitstel van betaling had verleend tot en met 17 juni 2022. Tevens staat tussen partijen vast dat ten aanzien van onderhavige vordering geen betalingsregeling tot stand is gekomen. Het staat CZ in zoverre ook vrij om al dan niet met [gedaagde] een betalingsregeling te treffen.
Bovendien heeft CZ onvoldoende weersproken gesteld [gedaagde] ook niet op de in 2.3. en 2.4 genoemde sommatiebrieven van (de gemachtigde van) CZ heeft gereageerd.
4.5.
[gedaagde] is bij niet tijdige betaling op grond van het bepaalde in artikel 6:119 BW de wettelijke rente over de facturen verschuldigd steeds vanaf de dag van opeisbaarheid daarvan. De gevorderde (vervallen) wettelijke rente is in zoverre dan ook toewijsbaar.
4.6.
CZ maakt voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. CZ heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten komt ook overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal tevens worden toegewezen.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom inclusief vervallen rente tot dagvaarding
215,30
- buitengerechtelijke incassokosten
40,00
+
totaal
255,30
4.8.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van CZ als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
129,74
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
112,50
(1,50 punt × € 75,00)
Totaal
370,24

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ te betalen een bedrag van € 255,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 214,05, met ingang van 22 september 2022, tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van CZ tot dit vonnis vastgesteld op € 370,24,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2022.