ECLI:NL:RBZWB:2022:8097

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
10019912_E28122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van verschuldigde hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente

In deze civiele zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, vorderingen ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft de betaling van een bedrag van € 6.849,52, dat voortvloeit uit een aantal onbetaalde facturen voor geleverde horeca benodigdheden in de periode van december 2021 tot en met februari 2022. Eiseres heeft gedaagde herhaaldelijk gesommeerd tot betaling, maar gedaagde heeft niet tijdig voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Eiseres vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van € 826,21 en wettelijke handelsrente over het verschuldigde bedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de verschuldigdheid van de hoofdsom niet voldoende heeft betwist en heeft de vordering van eiseres in zoverre toegewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente toewijsbaar zijn, omdat gedaagde niet tijdig heeft betaald en eiseres voldoende heeft aangetoond dat incassowerkzaamheden zijn verricht. De proceskosten zijn eveneens aan gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 28 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10019912 CV EXPL 22-2822
vonnis d.d. 28 december 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: N. Kapusuz, werkzaam als gerechtsdeurwaarder te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te Waalwijk,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 22 juli 2022 met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties;
c. de akte van uitlating zijdens [eiseres] van 21 september 2022 met producties;
d. de antwoordakte zijdens [gedaagde] van 5 oktober 2022 met producties;
e. de akte uitlating producties zijdens [eiseres] van 2 november 2022, tevens houdende akte vermindering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] -onder meer- in de periode van december 2021 tot en met februari 2022 meerdere horeca benodigdheden geleverd.
[eiseres] heeft op grond hiervan de volgende facturen aan [gedaagde] verzonden:
- d.d. 31 december 2021: € 1.587,14;
- d.d. 7 januari 2022: € 1.450,18;
- d.d. 13 januari 2022: € 1.604,41;
- d.d. 21 januari 2022: € 1.560,80;
- d.d. 28 januari 2022: € 1.838,88;
- d.d. 3 februari 2022: € 982,75 +
€ 9.024,16
2.2.
Op de tussen partijen gesloten overeenkomst(en) zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing.
2.3.
De rechtsverhouding tussen partijen is in februari 2022 beëindigd.
2.4.
[eiseres] heeft per e-mail van 16 februari 2022 een betalingsherinnering aan [gedaagde] verzonden. De betalingsherinnering heeft betrekking op het onder 2.1. genoemde bedrag van
€ 9.024,16.
2.5. (
De gemachtigde van) [eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 21 maart 2022 tot betaling van een bedrag van € 9.960,20 (bestaande uit de hoofdsom: € 9.024,16, buitengerechtelijke incassokosten: € 826,21 en vervallen wettelijke rente: € 109,83) gesommeerd.
2.6.
[gedaagde] heeft op 24 maart 2022 zowel telefonisch als per e-mail op de hiervoor genoemde sommatiebrief gereageerd. [gedaagde] heeft in die contacten aan de gemachtigde van [eiseres] kenbaar gemaakt dat hij aan [eiseres] een betalingsvoorstel heeft gedaan, maar dat hierop nog geen nadere betalingsafspraken zijn gemaakt.
2.7.
De gemachtigde van [eiseres] heeft hierop bij brief van 31 maart 2022 gereageerd. In de brief van 31 maart 2022 is, voor zover van belang, het volgende vermeld: “
Graag ontvangen wij zo spoedig mogelijk, doch binnen een termijn van drie dagen na heden, het openstaande bedrag ad € 9.979,98. Indien het voor u niet mogelijk is om de betaling in het geheel te voldoen, dan heeft u de mogelijkheid om een regeling te treffen. Voor het treffen van regelingen kan u uw voorstel per e-mail aan ons kantoor verzenden. Ook dit voorstel ontvangen wij graag binnen een termijn van drie dagen na heden. Mochten wij geen betaling noch een regelingsvoorstel van u ontvangen, dan zullen wij de opdrachtgever adviseren om over te gaan tot een gerechtelijke procedure. Wij vertrouwen er op dat u het niet zover zal laten komen en tijdig een betaling, dan wel regelingsvoorstel zal doen.
2.8.
[gedaagde] heeft per e-mail van 31 maart 2022 op de hiervoor genoemde sommatiebrief gereageerd.
2.9.
De gemachtigde van [eiseres] heeft bij brief van 27 mei 2022 namens [eiseres] medegedeeld dat [gedaagde] geen betalingsregeling met [eiseres] heeft. De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] in deze brief ook tot betaling van een bedrag van € 9.600,97 gesommeerd. [gedaagde] heeft hierop per e-mail van 29 mei 2022 gereageerd, waarop de gemachtigde van [eiseres] per e-mail van 1 juni 2022 heeft gereageerd.
2.10.
[gedaagde] heeft in de periode van maart 2022 tot en met september 2022 een totaalbedrag van € 2.174,64 aan [eiseres] voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na eisvermindering bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
- tot betaling van een bedrag van € 6.849,52 ter zake verschuldigde hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de vervaldag van de factuur/facturen tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 826,21 ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
- in de kosten van de procedure.
[eiseres] legt aan haar vordering -samengevat- ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen door de aan hem in rekening gebrachte facturen niet, althans niet tijdig aan haar te voldoen.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 826,21 worden primair gevorderd op grond van de tussen partijen overeengekomen voorwaarden en subsidiair op grond van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
De wettelijke handelsrente wordt gevorderd op grond van artikel 6:119a BW steeds vanaf de dag van opeisbaarheid van de respectievelijke facturen tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
[gedaagde] voert in zijn verweer bezwaar tegen de medegevorderde rente en kosten.
3.3.
Op de stellingen en weren wordt, voor zover van belang, hierna nog nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van de door [eiseres] gevorderde (resterende) hoofdsom van € 6.849,52 (€ 7.644,66 minus € 396,- minus € 399,14) niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken is dit bedrag in zoverre toewijsbaar.
4.3.
[gedaagde] betwist dat hij de medegevorderde rente en kosten aan [eiseres] verschuldigd is. [gedaagde] stelt dat hij voor 21 maart 2022 geen betalingsherinneringen/sommatiebrieven van [eiseres] heeft ontvangen en (de gemachtigde van) [eiseres] ook niet is ingegaan op zijn verzoek om een betalingsregeling te treffen.
4.4.
[eiseres] stelt dat zij niet is ingegaan op het verzoek van [gedaagde] om een betalingsregeling te treffen, omdat [gedaagde] eerdere betalingsafspraken niet is nagekomen en zij er geen vertrouwen meer in had dat [gedaagde] de regeling deugdelijk zou nakomen. [gedaagde] betwist dat hij eerder gemaakte afspraken niet deugdelijk is nagekomen.
4.5.
Wat er ook zij van de vraag of [gedaagde] eerder gemaakte betalingsafspraken is nagekomen, vaststaat dat [gedaagde] de in het geding zijnde facturen niet, althans niet tijdig
- dat wil zeggen binnen de gestelde betaaltermijn van 8 dagen- aan [eiseres] heeft voldaan. [gedaagde] is bij niet tijdige betaling op grond van het bepaalde in artikel 6:119a BW de wettelijke handelsrente over de facturen verschuldigd steeds vanaf de dag van opeisbaarheid daarvan. Dat [eiseres] eerder coulant is omgegaan met de betaling van opstaande facturen doet aan de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente niet af. De medegevorderde wettelijke handelsrente is in zoverre dan ook toewijsbaar.
4.6.
[eiseres] maakt voorts aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
4.7.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagde] is de buitengerechtelijke incassokosten, ondanks de betwisting van de ontvangst van de bij dagvaarding overgelegde (sommatie)brieven van 1 maart 2022, 8 maart 2022 en 15 maart 2022 aan [eiseres] verschuldigd. Daartoe wordt overwogen dat (de ontvangst van) een enkele sommatiebrief voldoende is voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten en tussen partijen vaststaat dat (de gemachtigde van) [eiseres] [gedaagde] bij brieven van 16 februari 2022 en 21 maart 2022 tot betaling van de achterstallige facturen (vermeerderd met rente en kosten) heeft gesommeerd.
Voor zover [gedaagde] stelt dat [eiseres] niet is ingegaan op het door hem in februari 2022 gedane betalingsvoorstel en zij de vordering direct uit handen heeft gegeven aan haar incassogemachtigde overweegt de kantonrechter dat het ter vrije keuze van [eiseres] staat om al dan niet met [gedaagde] een betalingsregeling te treffen.
4.8.
Het gevorderde bedrag van € 826,21 aan buitengerechtelijke incassokosten komt ook overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.9.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen nadere bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden
4.10.
[gedaagde] is tevens de medegevorderde proceskosten aan [eiseres] verschuldigd. [gedaagde] heeft weliswaar naar aanleiding van de door de gemachtigde van [eiseres] verzonden sommatiebrieven gesteld dat hij het openstaande bedrag niet in een keer kan voldoen, doch [gedaagde] heeft nagelaten een concreet betalingsvoorstel te doen, zoals in de brief van 31 maart 2022 door de gemachtigde van [eiseres] is verzocht. [eiseres] is dan ook terecht tot dagvaarding overgegaan. Bovendien staat het [eiseres] , zoals hiervoor is overwogen vrij om al dan niet met [gedaagde] een betalingsregeling te treffen.
De proceskosten worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 622,00 (2 punten x tarief € 311,-) +
Totaal € 1.239,33
4.11.
Voor wat betreft de door [gedaagde] gewenste betalingsregeling, overweegt de kantonrechter dat hij aan partijen niet dwingend een betalingsregeling kan opleggen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:29 BW kan een betalingsregeling alleen tussen partijen zelf tot stand worden gebracht. Indien [gedaagde] een betalingsregeling wil treffen, zal hij hiertoe (nogmaals) contact dienen op te nemen met de gemachtigde van [eiseres] .

3.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 7.675,73, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.849,52 steeds vanaf de vervaldag van de afzonderlijke facturen tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden vastgesteld op € 1.239,33;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op
28 december 2022.