ECLI:NL:RBZWB:2022:8093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2471
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het UWV heeft met het besluit van 3 januari 2022 de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 3 januari 2022. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres ten onrechte heeft beëindigd. De rechtbank stelt vast dat eiseres, die voor het laatst als manager wellness werkte, zich op 3 september 2021 ziek meldde na een miskraam. De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische en lichamelijke klachten van eiseres, die verergerd zijn door een coronabesmetting. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht en dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van de coronabesmetting in combinatie met de eerder vastgestelde klachten.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij per 10 april 2022 weer werkt, en de rechtbank heeft in overleg met partijen bepaald dat de ZW-uitkering doorloopt tot deze datum. Het UWV moet het griffierecht aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 29 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2471 ZW

uitspraak van 29 december 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 3 januari 2022 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 3 januari 2022. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 31 maart 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van het UWV, [naam vertegenwoordiger] deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de ZW-uitkering van eiseres ten onrechte heeft beëindigd per 3 januari 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als manager wellness. Zij heeft zich op 3 september 2021 vanuit een situatie van werkloosheid ziekgemeld vanwege een miskraam. Het UWV heeft met ingang van 3 september 2021 een ZW-uitkering toegekend. De WW-uitkering is bij besluit van 15 oktober 2020 per 3 september 2021 beëindigd.
Het UWV heeft met het primaire besluit de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 3 januari 2022 beëindigd. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres wordt in staat geacht haar eigen arbeid te verrichten.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat het werk als manager wellness als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres gezien op het spreekuur en heeft het dossier bestudeerd. Er heeft geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. Eiseres heeft verklaard dat zij in september 2021 voor de tweede keer een miskraam heeft gehad. Bij beide miskramen heeft zij een curettage moeten ondergaan. Eiseres kan de miskramen moeilijk verwerken. Ze heeft hierdoor een wisselende stemming, slaapt wisselend en is zeven kilo aangenomen. Eiseres verklaart ook dat zij vaak moeite heeft om uit bed te komen en het liefst hele dagen in bed wil blijven. Dit doet zij soms ook. Eiseres heeft eerder een burn-out of depressie gehad. Ze weet wat ze moet doen, zoals structuur houden en wandelen. Op dit moment heeft ze gesprekken met een vriend die psycholoog is en met vriendinnen en haar moeder. Daarnaast heeft zij fysiotherapie voor spanning in haar nek, schouders en hoofd.
De verzekeringsarts stelt vast dat eiseres haar aandacht goed bij het gesprek kan houden. Eiseres wordt emotioneel als zij vertelt over de miskramen. Ook stelt hij vast dat er sprake is van spanningsklachten. Er zijn geen duidelijke beperkingen die het werken langdurig beperkgen. De verzekeringsarts stelt wel dat er beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts meent dat eiseres per 3 januari 2022 weer in staat wordt geacht om haar arbeid te verrichten.
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gesproken op het telefonisch spreekuur. Eiseres heeft verklaard dat zij na het spreekuur met de verzekeringsarts haar best heeft gedaan om weer aan het werk te gaan. In december 2021 heeft zij corona gekregen. Vanwege corona heeft zij een terugval gehad in de depressie als gevolg van de miskramen. Zij was niet in staat om werk te gaan zoeken. Door de mentale klachten voelt eiseres zich lichamelijk ook niet goed. Eiseres heeft ook verklaard dat zij rondom de datum in geding veel op bed lag, moe was en de hele dag kon slapen. Voor zichzelf zorgen en het uitvoeren van huishoudelijke taken was geen probleem, maar het kostte meer energie. Haar ouders hielpen en deden boodschappen voor haar. Ze at bij haar ouders of zij kwamen eten brengen. Ze probeerde dagelijks ongeveer 15 minuten te wandelen. Daarnaast keek ze makkelijke series of belde ze met vriendinnen. Ze sprak niet af. Lezen ging niet, omdat zij zich niet kon concentreren.
Daarnaast heeft eiseres verklaard dat zij in juli 2021 voor het eerst bloed heeft opgehoest. Daarna had zij er geen last meer van, tot november 2021. Eiseres heeft toen wederom bloed opgehoest. Zij is doorverwezen naar het ziekenhuis in Eindhoven om een CT-scan te laten maken. Eiseres heeft zelf geconstateerd dat zij bloed ophoest tijdens haar menstruatie. Er wordt gedacht aan endometriose. Daarvoor is zij doorverwezen naar het ziekenhuis.
De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres per datum in geding geschikt te achten is voor haar maatgevende arbeid. Uit het telefonisch spreekuur blijkt dat eiseres rondom de datum in geding psychische klachten ervaarde. Een behandeling was echter niet aan de orde en ook niet gaande. Verder gebruikt eiseres geen medicatie voor de psychische klachten. Er is volgens de verzekeringsarts b&b niet gebleken van psychopathologie in engere zin. Hierdoor is geen sprake van beperkingen ten aanzien van arbeid vanwege ziekte en/of een gebrek.
Daarnaast is uit het spreekuur gebleken dat eiseres een corona besmetting heeft doorgemaakt waardoor zij in isolatie moest. Er is volgens de verzekeringsarts b&b niet gebleken van dusdanige klachten dat interventie door de huisarts of een ziekenhuisopname aan de orde was. Verder blijkt dat eiseres rondom datum in geding activiteiten buitenhuis ondernam. Zo ging zij wandelen en eten bij haar ouders. Ook deed zij huishoudelijke taken. Gezien het tijdsverloop na de bestemming is er volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om beperkingen aan te nemen voor het verrichten van werkzaamheden per datum in geding.
Er was ook sprake van onzekerheid en angstklachten vanwege de bevindingen op de CT-scan die is gemaakt vanwege het ophoesten van bloed. Uit het telefonisch spreekuur blijkt dat het ophoesten van bloed wisselend en periodiek is, omdat deze is gebonden naar de menstruatie. Er is nog geen duidelijkheid over wat de onderliggende aandoening is. De verzekeringsarts b&b stelt dat er niet is voorbijgegaan aan de aanwezige problematiek van eiseres of aan het feit dat zij moeilijke tijden heeft doorgemaakt of zich in een moeilijke situatie bevindt. Het gaat echter om de functionaliteit van eiseres op de datum in geding. De verzekeringsarts b&b is van mening dat eiseres geschikt is te achten voor de maatstaf ‘zijn arbeid’.
4.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij geestelijk en lichamelijk niet in staat was om te werken. Zij heeft geen medicijnen voor haar psychische klachten, maar dat maakt niet dat zij deze klachten niet had. In overleg met de huisarts is er voor gekozen om de psychische klachten te verhelpen zonder medicatie die de klachten onderdrukt. Eiseres is teruggevallen op eerdere therapieën die zij heeft gevolgd. Daarnaast is stelt eiseres dat zij erg ziek is geweest van de coronabesmetting die zij heeft gehad. Zij sliep hele dagen, had koorts en pijn in haar lichaam. Daar kwam ook nog bij dat eiseres bloed ging ophoesten. Daarvoor lopen nog steeds onderzoeken.
Daarnaast is eiseres van mening dat het medisch onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. Zij is niet gezien door een verzekeringsarts van het UWV. Er heeft slechts een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek op een onvoldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Hoewel uit het rapport van de verzekeringsartsen blijkt dat eiseres is gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts en zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, zoals de psychische klachten, de coronabesmetting en de daarna gevolgde terugval en het ophoesten van bloed, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b niet zonder nader onderzoek of informatie op de gronden die hij daarvoor noemt heeft kunnen oordelen dat eiseres in staat was haar eigen werk te verrichten.
Eiseres heeft in bezwaar aangegeven dat zij vanwege de coronabesmetting niet in staat was om weer te gaan werken. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres wel geschikt is te achten voor het verrichten van haar arbeid, omdat zij in staat was huishoudelijke taken te verrichten, bij haar ouders te gaan eten en een stukje te wandelen. Ter zitting heeft eiseres uitgelegd dat zij juist bij haar ouders ging eten, zodat zij geen boodschappen hoefde te doen, niet hoefde te koken en geen of minder afwas had. Eiseres was vanwege de coronabestemming niet in staat om dit zelf te doen. Haar ouders wonen dichtbij en dus was het mogelijk om wandelend naar haar ouders te gaan. Naast haar coronabesmetting had eiseres al last van het ophoesten van bloed en de psychische klachten. Hoewel de rechtbank de motivering ten aanzien van deze klachten wel kan volgen, is zij wel van oordeel dat de verzekeringsarts b&b onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van de coronabesmetting in combinatie met de eerder vastgestelde klachten. De rechtbank acht het gelet op de ontwikkeling en de impact die een coronabesmetting kan hebben aannemelijk dat eiseres lang heeft moeten herstellen van deze besmetting en dat zij, ook vanwege de andere klachten, niet in staat was om haar arbeid te verrichten. Het feit dat eiseres niet bij de huisarts is geweest of in het ziekenhuis heeft gelegen is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat zij wel aan het werk kon. Ook het feit dat zij in staat was om naar haar ouders te wandelen en daar te eten is volgens de rechtbank onvoldoende om tot deze conclusie te komen. Het bestreden besluit komt alleen om deze reden al voor vernietiging in aanmerking. Het beroep is daarom gegrond.

Conclusie

5. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond zal worden verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
Omdat eiseres ter zitting heeft gemeld dat zij met ingang van 10 april 2022 weer werkt, heeft de rechtbank met beide partijen besproken of zij er, in geval van een vernietiging van het bestreden besluit, mee zouden instemmen dat de rechtbank zelf in de zaak voorziet door te bepalen dat de ziektewetuitkering niet per 3 januari 2022 maar per 10 april 2022 zal eindigen.
Partijen hebben hiermee uitdrukkelijk ingestemd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat de ZW-uitkering moet doorlopen tot 10 april 2022.
6. Nu het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de ZW-uitkering van eiseres moet doorlopen tot 10 april 2022;
- bepaalt dat deze uitspraak in plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 29 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Ziektewet:
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).