ECLI:NL:RBZWB:2022:8017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4457
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake Wob-verzoek

In deze zaak heeft verzoekster, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verweerder) op haar bezwaar van 17 mei 2022. Dit bezwaar was gericht tegen een eerder besluit van 29 april 2022, waarin op verzoek van verzoekster om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) was beslist. Verweerder heeft op 5 oktober 2022 op het bezwaarschrift beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De beoordeling van de proceskostenveroordeling beperkt zich tot de beroepsfase, aangezien verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase had toegekend. Het verzoek om proceskostenveroordeling is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Tevens heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en openbaar gemaakt op 29 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] B.V., uit [vestigingsplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. D.J.C. Post),
en

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bij brief van 21 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar bezwaar van 17 mei 2022 gericht tegen het primaire besluit van 29 april 2022 waarmee op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is beslist.
Bij besluit van 5 oktober 2022 heeft verweerder op het bezwaarschrift beslist.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij met het verzoek instemmen.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
Bij het besluit van 5 oktober 2022 heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 0,5).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 29 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.