ECLI:NL:RBZWB:2022:796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 30 oktober 2020, waarin de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 8 juni 2020 werd aangekondigd. Na een bezwaarschrift heeft het UWV op 1 november 2021 de bezwaren van verzoeker gegrond verklaard en de WIA-uitkering omgezet in een IVA-uitkering. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, zonder zitting, het verzoek behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat het UWV aan verzoeker tegemoet was gekomen, waardoor het bestuursorgaan op grond van artikel 8:75a van de Awb in de proceskosten kon worden veroordeeld. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.841,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft het UWV veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig was. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10075 WIA
uitspraak van 1 maart 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 oktober 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van verzoekers uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 8 juni 2020.
Bij besluit van 1 november 2021 heeft het UWV de bezwaren van verzoeker alsnog gegrond verklaard en verzoekers WIA-uitkering met ingang van 8 juni 2020 omgezet in een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 1 november 2021 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.841,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,00 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.841,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 1 maar 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.