4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in zijn slaapkamer van het door hem bewoonde appartement, brandende peuken heeft weggegooid tussen de matrassen van zijn bed. De algemene ervaringsregels leren dat door dergelijk handelen de kans op een brand aanmerkelijk is. Gebleken is dat ook daadwerkelijk brand is ontstaan. Gelet op het dossier kan niet bewezen worden dat verdachte vol opzet had op het veroorzaken van die brand. De vraag is vervolgens of verdachte wel de aanmerkelijke kans dat die brand zou ontstaan door het weggooien van die peuken bewust heeft aanvaard en daarmee voorwaardelijk opzet op die brand gehad.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier duidelijk is geworden dat verdachte al langere tijd kampt met ernstige psychiatrische problematiek, al dan niet versterkt door de middelenintoxicatie. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier echter onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat bij verdachte ten tijde van het delict het volledig inzicht in de reikwijdte van zijn handelen ontbrak. Dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans bewust is geweest, blijkt naar het oordeel van de rechtbank daarnaast voldoende uit het handelen van verdachte. Volgens zijn eigen verklaring heeft hij herhaaldelijk sigaretten, zonder deze te doven, tussen zijn matrassen gegooid. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van deze handelingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard.
Van contra-indicaties voorafgaand of tijdens het gooien van de peuken is niet gebleken. Uit de handelingen van verdachte nadat de brand is ontstaan kunnen naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicaties van doorslaggevend gewicht worden afgeleid, nu verdachte verklaard heeft eerst van de brand te willen vluchten via de trap, hetgeen hem vanwege de rookontwikkeling onmogelijk werd gemaakt. Dat verdachte daarna uit het raam is gesprongen om aan de brand te ontkomen, is gezien de omstandigheden en de ontstane risico’s niet ongebruikelijk. Daar komt bij dat het nuttigen van alcohol, cocaïne en wiet volledig voor rekening van verdachte komt en niet als verontschuldiging gebruikt kan worden voor zijn handelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het ontstaan van de brand heeft aanvaard en daarmee voorwaardelijk opzet had op het ontstaan van de brand in zijn slaapkamer.
Ten aanzien van het in brand steken van de jerrycan met benzine is de rechtbank van oordeel dat verdachte vol opzet had op die brand. Dit volgt uit zijn bekennende verklaring bij de politie.
De rechtbank verwerpt het verweer dat met het in brand steken van de jerrycan met benzine geen levensgevaar of gevaar op zwaar lichamelijk letsel voor personen is ontstaan. Uit het dossier blijkt dat [aangever 1] en andere buurtbewoners van aangrenzende woningen en appartementen thuis waren, dat de vlammen in de tuin hoog oplaaiden en het forensisch onderzoek wijst uit dat ook door die brand voor hen gevaar is ontstaan.
Aangezien verdachte ten aanzien van de diefstal van een jerrycan, tenlastegelegd onder feit 2 van parketnummer 02-160421-22, en ten aanzien van de diefstal van een fiets, tenlastegelegd onder parketnummer 02-209721-22, een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 14 december 2022 (parketnummer 02-209721-22);
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie (parketnummer 02-160421-22, feit 2), opgenomen op de pagina 30 en 31 van het eind proces-verbaal met nummer 2022080978;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , opgenomen op pagina’s 20 en 21 van het eind proces-verbaal met nummer 2022080978 (parketnummer 02-160421-22, feit 2)
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , opgenomen op pagina’s 3 en 4 van het eind proces-verbaal met nummer PL2000-2022219841 (parketnummer 02-209721-22).