6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 20 juni 2022 op een bouwplaats opzettelijk brand gesticht in een afvalcontainer. Bij die brand was er gemeen gevaar voor goederen op die bouwplaats. Dit feit op zich is al ernstig, juist omdat brandstichting veel gevaar veroorzaakt en er doorgaans ook veel schade ontstaat. Ook brengt het veel schrik teweeg in de samenleving. Dit geldt temeer in deze zaak, waar de brand werd gesticht op korte afstand van een woonzorgcentrum voor ouderen. Het is goed voorstelbaar dat dit bij de bewoners en personeel voor veel onrust, angst en gevoelens van onveiligheid heeft gezorgd. Bij die ene brandstichting is het niet gebleven. Verdachte is een paar dagen later teruggekeerd en heeft op 24 juni 2022 wederom brand gesticht op de bouwplaats. Nu was zijn handelen dusdanig dat niet alleen gevaar voor goederen was ontstaan, maar ook levensgevaar voor de bewoners en personeel van het woonzorgcentrum. Het betroffen bewoners die zeer hulpbehoevend waren en niet zelfstandig konden evacueren. De kans op het overslaan van de brand op het woonzorgcentrum werd door de brandweer als groot geschat. Het is een gelukkige omstandigheid dat niemand gewond is geraakt. Het spreekt voor zich dat een dergelijke opeenvolging van brandstichtingen nog meer heeft bijgedragen aan die gevoelens van angst en onveiligheid. Dat maakt de feiten naar het oordeel van de rechtbank zeer ernstig.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het geringe strafblad van verdachte, waar geen eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten op staan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van [psycholoog] van 8 november 2022. Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en aan een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Dit was ook zo ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
Door zijn autismespectrumstoornis heeft verdachte moeite met sociale situaties en met
contact met anderen. Hij heeft moeite zijn problemen en onlustgevoelens te bespreken. Hij
vermijdt situaties die hem moeite kosten of stress bezorgen en is geneigd stressgevoelens te
bedwingen met alcoholgebruik. Ten tijde van de tenlastegelegde zaken voelde verdachte zich, zoals al langer het geval was, eenzaam. Hij dronk dagelijks alcohol op zijn kamer of in een café om gevoelens van verveling en leegte niet zo te voelen. Daarnaast zou verdachte
binnen afzienbare tijd naar een andere stad gaan verhuizen. Door zijn
autismespectrumstoornis geeft een grote verandering als een verhuizing nog
meer stress dan bij iemand zonder een dergelijke stoornis. Verdachte herinnert zich niet welke gedachten of gevoelens voorafgingen aan de branden. Er lijkt een verband te zijn tussen het excessieve alcoholgebruik van verdachte, wat dus weer samenhangt met zijn autismespectrumstoornis, de spanningen die hij niet kon uiten en de branden. De spanningen en onlustgevoelens lijken onder invloed van alcohol te worden versterkt waarbij, om onbekend gebleven reden, twee keer brand is gesticht. Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Alles overziend wordt het recidiverisico ingeschat als matig tot hoog.
Verdachte behoeft behandeling voor zijn ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en
dient probleemoplossende-, sociale- en emotie regulatievaardigheden aan te leren, rekening houdend met zijn autismespectrumstoornis. Deze behandeling zal klinisch moeten
aanvangen in een instelling met expertise op het gebied van autismespectrumstoornissen
en middelengebruik, zoals een FPA. Na de klinische fase zal verdachte zeer langdurig
opgenomen moeten worden in een beschermde woonvorm waarna de behandeling ambulant gecontinueerd wordt. Geadviseerd wordt om het beschreven behandeltraject binnen een (deels) voorwaardelijke straf te doen plaatsvinden waarbij het behandeltraject als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de strafmaat daarnaast acht geslagen op het rapport van de reclassering van 7 december 2022. Uit het rapport blijkt dat sprake is van problemen op verschillende leefgebieden. Verdachte beschikt tot eind december 2022 over huisvesting bij een begeleide woonvorm van Emergis. De reclassering acht deze woonvorm echter niet geschikt voor verdachte want hier kan hem niet de begeleiding geboden worden die hij nodig heeft. Aan een toekomstig verblijf in een instelling voor begeleid wonen
dient eerst een klinisch behandeltraject vooraf te gaan bij een FPA waar verdachte kan worden behandeld voor zijn alcoholmisbruik en autismespectrumstoornis. Verdachte is voor de klinische behandeling door het NIFZ/IFZ en het DIZ toegeleid naar [forensisch psychiatrische afdeling] . Aansluitend op de klinische behandeling kan hij worden toegeleid naar een meer geschikte vorm van begeleid wonen. Er moet in de toekomst uitgekeken worden naar andere werk/dagbesteding. Er is tevens sprake van financiële problemen, waarvoor verdachte onder bewind is gesteld.
Bij de [forensisch psychiatrische afdeling] is momenteel geen plaats en niet uitgesloten wordt dat dit nog meerdere weken of maanden kan duren. Een klinische plaatsing elders, ter overbrugging, behoort eventueel tot de mogelijkheden maar is alles behalve wenselijk omdat verdachte daar niet inhoudelijk behandeld zal worden en een dergelijke plaatsing voor hem veel extra spanningen kan opleveren. Het heeft sterk de voorkeur verdachte aansluitend op zijn detentie te plaatsen in de kliniek van [forensisch psychiatrische afdeling] .
Het recidiverisico wordt gemiddeld geschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, het meewerken aan een opname in een zorginstelling, het aansluitend meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de psycholoog over de toerekenbaarheid van de feiten aan verdachte en zal verdachte de door hem gepleegde feiten in verminderde mate toerekenen. Ook is de rechtbank van oordeel dat met het oog op voorkoming van herhaling, de aan de verdachte op te leggen straf toereikend ruimte zal moeten bieden voor een behandeling van verdachte, gericht op de voorkoming van alcoholmisbruik, die afdoende rekening houdt met de vastgestelde autismespectrumstoornis. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis en het voorwaardelijk deel voldoende basis biedt voor het ondergaan van de noodzakelijke behandeling en begeleiding.
De verdediging heeft in dit verband naar voren gebracht dat verdachte bij invrijheidsstelling in afwachting van de klinische plaatsing terug kan naar de instelling voor begeleid wonen in Goes. Daartegenover staan de rapporten van de psycholoog en de reclassering, die concluderen dat verdachte eerst een klinische behandeling moet ondergaan gaan alvorens hij naar een begeleide woonvorm kan gaan. De rechtbank is van oordeel dat het psychologisch rapport en het reclasseringsrapport duidelijk en goed onderbouwd zijn en onderschrijft de noodzaak eerst een klinische behandeling te laten plaatsvinden. Zij ziet dan ook geen reden om van de adviezen af te wijken.
Ter zitting is door de officier van justitie meegedeeld dat uit zijn contact met de reclassering, daags voor de zitting, gebleken is dat verdachte per 1 februari 2023 hoogstwaarschijnlijk geplaatst kan worden in [forensisch psychiatrische afdeling] . Mocht dit toch niet op die datum lukken, dan zal er een overbruggingsplaats gerealiseerd worden voor verdachte tot het moment waarop hij wel kan worden geplaatst in [forensisch psychiatrische afdeling] .
Zoals hiervoor overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf aanzienlijk matigen, omdat zij van oordeel is dat dit, ondanks de ernst van de feiten, meer recht doet aan de persoon van verdachte. Ook kan naar het oordeel van de rechtbank volstaan worden met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld, zoals door de reclassering geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.