ECLI:NL:RBZWB:2022:7928

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
02166058-19 (99-001030-44)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde wegens overtreding van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2022 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van een verdachte, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor het medeplegen van diefstal met geweld. De verdachte was op 26 oktober 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de voorwaarde dat hij zich niet schuldig zou maken aan nieuwe strafbare feiten en zich zou houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een locatieverbod en een behandelverplichting.

De officier van justitie diende op 13 december 2022 een vordering in tot herroeping van de VI, omdat de verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De reclassering had eerder al geadviseerd tot herroeping, gezien de verdachte meerdere keren positief had gescoord bij middelencontroles en zich niet aan afspraken met begeleid wonen hield. Tijdens de zitting op 13 december 2022 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat en werd er ook een deskundige gehoord.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden en dat er geen redenen waren om de vordering tot herroeping af te wijzen. Echter, de rechtbank vond een volledige herroeping niet passend, gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte bij een andere instelling, [ggz-instelling 3], mogelijk beter zou kunnen worden begeleid. De rechtbank besloot daarom de VI voor een periode van zes maanden te herroepen, zodat de verdachte de kans krijgt om door te stromen naar een meer geschikte zorgsetting. De rechtbank benadrukte dat de verdachte moet laten zien dat hij wil veranderen en zich aan de voorwaarden moet houden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02166058-19 (v.i.-zaaknummer: 99-001030-44)
beslissing op de vordering tot herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg

1.De voorgeschiedenis

Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 maart 2020 onder het hierboven genoemde parketnummer is [verdachte] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor het medeplegen van diefstal met geweld. De tenuitvoerlegging daarvan is op 1 juli 2020 gestart.
[verdachte] is op 26 oktober 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn de volgende bijzondere voorwaarden verbonden aan deze voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna VI), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 september 2022:
- locatieverbod:
- meldplicht Bij Antes Reclassering te Rotterdam, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
- harddrugsverbod en onderzoeksplicht om dit verbod te controleren;
- behandelverplichting gedurende de proeftijd door Fivoor of een soortgelijke instelling;
- verblijf gedurende de proeftijd in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Exodus, althans in een soortgelijke instelling;
- andere voorwaarden ten behoeve van het gedrag.
Bij beslissing van 10 november 2022 is de vordering tot verlenging van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen voor een periode van 365 dagen.

2.De procesgang

De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot gehele herroeping van de VI, omdat [verdachte] de bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
Het dossier bevat de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 13 december 2022;
- het advies van de reclassering d.d. 29 november 2022;
- alle overige stukken.
Het onderzoek is gehouden op de openbare zitting van 13 december 2022.
[verdachte] is ter zitting verschenen en werd bijgestaan door mr. Tönis, advocaat te Breda.
Tevens is als deskundige op zitting gehoord [deskundige] , toezichthouder reclassering.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering heeft geadviseerd tot herroeping van de VI omdat [verdachte] zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Diverse schriftelijke waarschuwingen, berispingen en strenge gesprekken met Exodus, de reclassering en het CVVI hebben hierin niet geholpen. [verdachte] bleef met regelmaat positief scoren bij middelencontroles en hield zich ook regelmatig niet aan andere afspraken met begeleid wonen. Hierop heeft Exodus besloten om het verblijf van [verdachte] voortijdig negatief te beëindigen en de reclassering heeft vervolgens een herroeping VI advies ingediend.
In de periode hierna heeft [verdachte] zich, ondanks een verblijf in de nachtopvang van circa twee maanden, goed aan de afspraken met de reclassering en de behandelaar van [ggz-instelling 1] FACT gehouden. Hij leek ook geleerd te hebben van zijn eerdere gedrag. Vanaf het begin van het begeleid wonen bij [ggz-instelling 2] in Rotterdam is het opnieuw mis gegaan. [verdachte] heeft veel moeite met het zich laten begrenzen en laat regelmatig verbaal agressief en neerbuigend gedrag zien in de richting van de begeleiding en medebewoners. Hij lijkt hiernaast weinig zelfredzaam. Vanwege de risico's heeft de reclassering tussentijds geadviseerd om het V.I. toezicht te verlengen. Het begeleid wonen is negatief afgesloten nadat [verdachte] de begeleiding en medebewoners ernstig heeft bedreigd. De behandeling bij [ggz-instelling 1] FACT is onlangs ook negatief afgesloten vanwege het veelvuldig afwezig zijn tijdens de behandelafspraken maar ook het gebrek aan inzage en openheid geven over zijn gevoelens en verleden was zorgwekkend. Het middelenverbod is vanaf het begin van het toezicht niet door [verdachte] nagekomen en een tussentijdse wijziging in een harddrugsverbod heeft er niet voor gezorgd dat de middelenproblematiek verminderde, integendeel. Het locatieverbod is ook meermaals overtreden. De reclassering, het openbaar ministerie en de begeleidwonen-instellingen hebben samen op een intensieve en geduldige wijze geprobeerd om [verdachte] weer bij de les te krijgen. Hierbij is er sprake geweest van een groot aantal (schriftelijke) waarschuwingen en meerdere waarschuwingsgesprekken. Deze hebben echter niet tot het gewenste resultaat geleid vanwege vooral een gebrek aan inzet door [verdachte] om zich aan de gemaakte afspraken te committeren.
Ter zitting heeft [deskundige] daar het volgende aan toegevoegd. Ondanks de nodige inspanningen is het toezicht mislukt, maar er zijn ook dingen wel goed verlopen. Het locatieverbod lijkt overigens maar één keer te zijn overtreden en dus niet ‘meermalen’, zoals in het rapport staat. [verdachte] heeft zich aan de meldplicht gehouden, er zijn gesprekken gevoerd en hij heeft gewerkt. Het begeleid wonen is zowel bij [ggz-instelling 1] als [ggz-instelling 2] niet goed verlopen. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat er bijzondere, niet altijd even makkelijke, mensen wonen en de begeleiding niet altijd intensief is. De locatie was niet optimaal voor [verdachte] . Dit neemt niet weg dat er wel een bepaalde basis is waar [verdachte] aan moet voldoen. [verdachte] zou veel baat hebben aan een leefstijlinterventie om zijn cognitieve vaardigheden te kunnen verbeteren. Een zelfstandig begeleid wonen plek, zoals bij [ggz-instelling 3] , past beter bij hem. De verwachting is dat hij hier binnen zes maanden terecht zou kunnen. In dit geval zou er gekozen kunnen worden voor een herroeping van de VI voor zes maanden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de VI geheel voor een periode van 420 dagen wordt herroepen en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is de afgelopen periode geen sprake geweest van een succesvol toezicht, waarbij de officier van justitie ook niet het vertrouwen heeft dat er een kentering in het gedrag van [verdachte] plaats zal vinden. Er zijn meer dan voldoende kansen en mogelijkheden geboden, maar die heeft [verdachte] niet benut.

5.Het standpunt van de verdediging

[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij regels heeft overtreden, maar ook wat heeft bereikt de afgelopen periode en hard heeft gewerkt. Herroeping van de VI leidt voor hem en de maatschappij tot niks.
De verdediging verzoekt primair de vordering toe te wijzen voor drie maanden zodat hij door kan stromen naar [ggz-instelling 3] . Subsidiair verzoekt de verdediging de vordering toe te wijzen voor een periode van zes maanden. Dit staat in verhouding tot hetgeen heeft plaatsgevonden. [verdachte] heeft bepaalde voorwaarden overtreden, maar zat ook niet op zijn plek bij zowel [ggz-instelling 1] als [ggz-instelling 2] . Bij [ggz-instelling 3] is de zorg op hem gericht in een veel kleinere en zelfstandige setting. Gelet op zijn problematiek is [verdachte] hier veel meer bij gebaat. Deze omstandigheid in combinatie met een leefstijltraining kan ervoor zorgen dat het alsnog een succes wordt. Met name nu [verdachte] ook heeft laten zien dat hij zich wel aan voorwaarden kan houden.

6.Het oordeel van de rechtbank

Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 13 december 2022 is ontvangen en de grond bevat waarop zij berust.
Op basis van het advies van de reclassering en hetgeen ter zitting verhandeld, kan worden vastgesteld dat [verdachte] zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het overtreden van deze bijzondere voorwaarden betekent een herroeping van de VI. De rechtbank ziet ook geen redenen om in dit geval de vordering herroeping af te wijzen.
De rechtbank ziet zich vervolgens evenwel gesteld voor de vraag voor welke periode de VI moet worden herroepen.
Gelet op het gegeven dat zowel [ggz-instelling 1] als [ggz-instelling 2] niet de juiste instanties zijn geweest om [verdachte] de zorg en begeleiding te bieden die hij nodig heeft en, zoals ook de deskundige ter zitting heeft aangegeven, er ook dingen goed zijn verlopen, is de rechtbank van oordeel dat een herroeping van de gehele VI niet passend is. Met [deskundige] is de rechtbank van oordeel dat een herroeping van de VI voor de duur van zes maanden in dit geval passend is. [verdachte] zal dan bij zijn invrijheidstelling door kunnen stromen naar [ggz-instelling 3] waar hij passende zorg kan ontvangen. Dit kan, in combinatie met een leefstijltraining, leiden tot een succesvolle terugkeer in de maatschappij. De rechtbank benadrukt hierbij dat [verdachte] ook zal moeten laten zien dat hij daadwerkelijk wil veranderen en zijn uiterste best zal moeten doen.
De rechtbank wijst op grond van bovenstaande de vordering gedeeltelijk toe.

7.De beslissing.

De rechtbank
- wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
- herroept de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een
periode van zes maandenen gelast dat dit deel van de vrijheidsstraf alsnog ten uitvoer wordt gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Veldhuizen, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en mr. J.B. Uiterwijk, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Bles en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 december 2022.