Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 december 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, heeft de verdenking tegen de verdachte gepresenteerd, die betrekking had op ontuchtige handelingen gepleegd tussen 26 april 2018 en 21 juli 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en betrouwbaar was, en dat deze voldoende steun vond in ander bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met de minderjarige, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van 16 jaar had bereikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, en heeft een proeftijd van 2 jaar opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 2.345,00 vorderde, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente toegewezen vanaf 28 april 2018 tot aan de dag van voldoening.