Uitspraak
1.De procedure
(hierna: de ISD-maatregel)voor de duur van twee jaren.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel tegen een betrokkene, geboren in 1981. De officier van justitie had gevorderd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, die was opgelegd bij vonnis van 25 juni 2020. De betrokkene had zich echter niet gehouden aan de voorwaarden van de ISD-maatregel, waaronder het melden bij de reclassering en het ondergaan van een klinische behandeling. Tijdens de zitting op 8 december 2022 werd de betrokkene gehoord, bijgestaan door haar raadsman, en gaven deskundigen van de reclassering hun visie op de situatie van de betrokkene. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de betrokkene de voorwaarden had overtreden, er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De rechtbank nam in overweging dat de betrokkene sinds het laatste rapport van de reclassering geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd en positieve ontwikkelingen had doorgemaakt, zoals het verkrijgen van een eigen woning en het aanvragen van een uitkering. De rechtbank besloot de vordering van de officier van justitie af te wijzen, de voorwaarden te wijzigen en de proeftijd met een jaar te verlengen, zodat de betrokkene de kans kreeg om haar positieve ontwikkelingen voort te zetten.