ECLI:NL:RBZWB:2022:7888
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaren en verzoeken om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 22 december 2022, zijn belanghebbenden in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de inspecteur van de belastingdienst op hun bezwaren en verzoeken om ambtshalve vermindering van belastingaanslagen. De belanghebbenden hadden op 20 januari 2022 bezwaren ingediend tegen hun aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 tot en met 2020. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbenden te vroeg in beroep zijn gegaan, omdat de wettelijke termijn van twee weken voor het indienen van beroep nog niet was verstreken. Echter, omdat de termijn inmiddels wel was verstreken en de inspecteur nog steeds geen besluiten had genomen, verklaart de rechtbank de beroepen ontvankelijk.
De rechtbank overweegt dat de inspecteur op een bezwaar binnen zes weken moet beslissen, en op een aanvraag binnen acht weken. Aangezien deze termijnen zijn overschreden, heeft de rechtbank besloten om zelf in de zaken te voorzien. Voor de bezwaren tegen de aanslagen verklaart de rechtbank deze niet-ontvankelijk, maar voor de verzoeken om ambtshalve vermindering wordt de inspecteur opgedragen om alsnog een beslissing te nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de inspecteur de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en draagt de inspecteur op het betaalde griffierecht te vergoeden aan de belanghebbenden.