Artikel 6.5.8 (Huisvesting tijdelijke werknemers agrarische bedrijven)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van tijdelijke huisvesting van werknemers (arbeidsmigranten), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de tijdelijke huisvesting van werknemers is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
b. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
c. het aantal te huisvesten werknemers bedraagt per bedrijf niet meer dan 50;
d. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
e. de huisvesting vindt plaats in de bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw;
f. in afwijking van het onder e. bepaalde, is het toegestaan per bedrijf huisvesting te bieden in maximaal 5 woonunits of stacaravans voor een periode van maximaal 6 maanden op voorwaarde dat:
1. de bebouwingshoogte van een woonunit c.q. stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m.;
2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits c.q. stacaravans niet meer mag bedragen dan 300 m2;
3. de woonunits c.q. stacaravans worden binnen het bouwvlak geplaatst en niet binnen het bedrijfsgebouw;
4. de woonunits c.q. stacaravans telkens na het tijdelijke gebruik van maximaal 6 maanden verwijderd;
5. zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
6. gemotiveerd wordt aangegeven waarom huisvesting in een bedrijfswoning of in een bedrijfsgebouw niet mogelijk of niet wenselijk is;
g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
h. parkeergelegenheid wordt binnen het bouwvlak gerealiseerd, waarbij als minimum-parkeernorm geldt: 1 parkeerplaats per 3 huisvestingsplaatsen;
i. alvorens ontheffing wordt verleend, wordt een ontheffingsverzoek getoetst aan het aspect externe veiligheid wanneer de aanvraag betrekking heeft op een locatie die is gesitueerd binnen het invloedsgebied van een (ondergrondse) buisleiding(enstrook). Daarbij worden in ieder geval binnen de 10ù66 contour van het Plaatsgebonden Risico (PR) geen kwetsbare bestemmingen toegestaan. In voorkomende gevallen zal ook de leidingbeheerder worden geconsulteerd. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt de brandweer om advies gevraagd;
j. alvorens ontheffing te kunnen verlenen, wordt vooraf advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen gevraagd;
k. alle ontheffingen worden minimaal þ9þ9n keer per 5 jaar gecontroleerd op noodzaak, daarbij wordt advies gevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, waarbij in ieder geval de ontheffing wordt ingetrokken, indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is;
l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in
6.1omschreven waarden.