ECLI:NL:RBZWB:2022:7847
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank inzake urgentiecommissie en huisvestingsverordening
Op 19 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposante had beroep ingesteld tegen een besluit van de urgentiecommissie van Alwel, Laurentius en WonenBreburg, die haar aanvraag om bij voorrang in aanmerking te komen voor een woning had afgewezen. De rechtbank had zich eerder op 19 augustus 2022 onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, omdat de urgentiecommissie volgens de rechtbank geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de verzetzaak werd uitsluitend beoordeeld of de rechtbank terecht had geoordeeld dat zij onbevoegd was. De opposante voerde aan dat het handelen van de urgentiecommissie in strijd was met de bedoeling van de wetgever en dat de woningmarkt niet kan worden gestuurd zonder een huisvestingsverordening. De rechtbank oordeelde echter dat de motie van een kamerlid, die pleitte voor een wijziging van de Huisvestingswet, niet voldoende was om de urgentiecommissie als bestuursorgaan aan te merken. De rechtbank concludeerde dat zolang de Huisvestingswet niet is gewijzigd, er geen wettelijke grondslag is om de urgentiecommissie als bestuursorgaan te beschouwen.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en handhaafde de eerdere uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de rechtbank benadrukte dat de kwestie van de urgentiecommissie en de huisvestingsverordening een zaak is voor de wetgever, niet voor de rechter. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.