4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/218955-22
Onder de feiten 1 en 2 wordt verdachte ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag door op [verbalisant 1] in te rijden. Dit zou hij hebben gedaan met de auto die hij even hiervoor zou hebben gestolen van de parkeerplaats van het Van der Valk hotel. De rechtbank zal deze feiten in chronologische volgorde behandelen en stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 19 maart 2022 is de auto van het echtpaar [benadeelde 2] , een KIA Nero met [kenteken]
, weggenomen bij het Van der Valk hotel in Tilburg. Dit gebeurde terwijl zij in het zwembad van het hotel waren. Door aangever [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) is een signalement gegeven van twee mannen die zich naar zijn zeggen in de lounge ruimte van het zwembad verdacht gedroegen, de plek waar [benadeelde 2] voor het laatst zijn autosleutels in het bezit had. De eerste man betrof een slanke smalle jongen van 1.80 meter lang met een rode zwembroek. De tweede man was groot en gespierd. In het dossier bevinden zich camerabeelden waarop onder andere de diefstal van de KIA te zien is.
Ongeveer 40 minuten nadat de diefstal heeft plaatsgevonden, heeft er met dezelfde auto een incident plaatsgevonden waarbij er is ingereden op [verbalisant 1] . Het voertuig is uiteindelijk na een korte achtervolging verlaten en met draaiende motor aangetroffen in de Veestraat te Tilburg. Op het stuur en de schakelflippers van deze auto is het DNA van verdachte en het DNA van [benadeelde 2] aangetroffen.
Feit 2
De vraag die de rechtbank ten aanzien van feit 2 moet beantwoorden is of kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de auto heeft gestolen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Door [benadeelde 2] is verklaard dat hij vanaf 21.00 uur in het zwembad was en dat hij de autosleutel in zijn broekzak in de kleedkamer had laten liggen. Voorts heeft hij verklaard dat in de lounge ruimte van het zwembad de hiervoor beschreven twee mannen zaten. De slanke smalle man liep steeds op en neer naar de kleedkamers. Op de beelden van het Van der Valk hotel zijn deze twee mannen samen te zien. Deze mannen gaan, als ze het hotel om ongeveer 21.30 uur verlaten, allebei een andere kant op. Even later is op de beelden van de parkeerplaats van het hotel te zien dat de KIA van [benadeelde 2] van een afstand wordt ontgrendeld en dat er uiteindelijk een van de twee mannen, de slanke man, in de auto stapt en wegrijdt. Verdachte past binnen het door [benadeelde 2] gegeven signalement van deze persoon.
Verdachte heeft ontkend dat hij op enig moment in die auto is geweest. In eerste instantie heeft hij geen verklaring afgelegd over hoe het kan dat zijn DNA in de auto is aangetroffen, anders dan dat hij bij de politie verklaard dat hij misschien “t dat wijf van die vent in de auto [heeft] zitten neuken” of “hem wel in de auto in zijn kont [heeft] liggen neuken”. Voornoemde heeft hij overigens verklaard zonder dat hem tijdens het verhoor was meegedeeld dat de auto aan een man en vrouw toebehoorde. Op zitting is verdachte met een andere verklaring gekomen. Hij heeft verklaard dat hij zijn handschoenen toen wel eens uitleende en dat dat de reden kan zijn dat zijn DNA in de KIA terecht is gekomen. De rechtbank constateert dat dit het enige is dat verdachte hierover heeft verklaard. Hij heeft nagelaten handen en voeten aan deze verklaring te geven. Zo heeft hij bijvoorbeeld geen namen genoemd van de perso(o)n(en) aan wie hij zijn handschoenen heeft uitgeleend en heeft hij niet verklaard wanneer hij de handschoenen heeft uitgeleend. Het is bij algemeenheden gebleven. De verklaring is derhalve niet concreet en onverifieerbaar.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte het feit niet kan hebben gepleegd, omdat uit het verslag van het RIBW volgt dat verdachte die dag in Oisterwijk verbleef. De rechtbank constateert echter dat uit dit document enkel volgt dat verdachte daar in een periode verbleef, maar niet dat hij daar die periode hele dagen op die locatie was.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde voldoende is vast komen te staan dat het verdachte is geweest die de auto heeft weggenomen. Uit de beelden volgt ontegenzeggelijk dat de diefstal door één individu is gepleegd. Verdachte past in het signalement gegeven door aangever van één van de mannen die zich verdacht ophielden in de lounge ruimte van het zwembad, die meermalen in de kleedkamer is geweest van waaruit de autosleutel is gestolen, en nog geen 40 minuten na de diefstal is zijn DNA in de gestolen auto aangetroffen. Dit terwijl aangever heeft verklaard dat alleen hij en zijn vrouw in de auto reden. In zo’n geval mag van verdachte worden verwacht dat hij met een concrete verklaring komt voor de aanwezigheid van zijn DNA. Dit heeft verdachte, zoals hierboven overwogen, nagelaten. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat het verdachte is geweest die de diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. Zij spreekt verdachte vrij van het medeplegen, nu uit de beelden volgt dat de diefstal door een persoon is gepleegd.
Feit 1
Verdachte heeft de auto van aangever gestolen en is hiermee weggereden. Met deze auto heeft ongeveer 40 minuten later een incident plaatsgevonden, waarbij met de KIA op [verbalisant 1] is ingereden. De vraag die de rechtbank ten aanzien van feit 1 moet beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling. Hiervoor is van belang dat kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die heeft gereden op het moment dat [verbalisant 1] opzij moest springen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het dossier bevat concrete aanwijzingen dat er op het moment van het incident met [verbalisant 1] in ieder geval twee personen in de auto hebben gezeten. [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij zag dat er twee personen in de auto zaten. Daarbij komt dat toen de auto stilstond, en werd achtergelaten na het incident, beide voorportieren open stonden.
Hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van het aangetroffen DNA van verdachte in de KIA en zijn verklaring hieromtrent geldt ook voor de tenlastegelegde poging doodslag. De rechtbank is echter van oordeel dat de aanwezigheid van DNA van verdachte op het stuur van de KIA niet ook betekent dat verdachte achter het stuur zat op het moment van het inrijden op [verbalisant 1] . Verdachte is als enige inzittende van de KIA bij het Van der Valk hotel weggereden. Ongeveer 40 minuten later rijdt de KIA met twee inzittenden in op [verbalisant 1] . De KIA moet dus ergens zijn gestopt waarbij een tweede persoon is ingestapt, dan wel twee personen zijn ingestapt en verdachte is uitgestapt. Daardoor kan niet worden uitgesloten dat een ander dan verdachte de KIA bestuurde op het moment van inrijden op [verbalisant 1] . De rechtbank betrekt daarbij ook dat aangever heeft verklaard dat enkel hijzelf en zijn vrouw in de auto reden, terwijl van zijn echtgenotegeen DNA is aangetroffen in het genomen monster. Het is zeer wel denkbaar dat een andere persoon dan verdachte heeft gereden die ook geen - of te weinig - DNA heeft achtergelaten op het bemonsterde deel van het stuur. Tot slot is er, anders dan bij de diefstal, geen signalement bekend van de bestuurder of passagier van de KIA op het moment van inrijden op [verbalisant 1] .
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de auto bestuurde op het moment van het incident. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 8 december wettig en overtuigend bewezen dat hij de diefstal van de scooter heeft gepleegd.
02/096912-22
Feit 1 en 2
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de diefstal van de tas heeft gepleegd. Zij spreekt verdachte hiervan vrij.
Feit 4
Primair
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er enig goed uit de bergingen is weggenomen. Van diefstal kan dan ook geen sprake zijn. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Subsidiair
In de avond van 15 februari 2022 op 16 februari 2022 zijn er verschillende vernielingen aan deuren van bergingen gepleegd in een pand van het RIBW aan de [adres] in Tilburg. Deze vernielingen zijn door verdachte gemeld.
Uit het dossier volgt dat de sleutels die toegang geven tot de algemene toegangsdeur van de bergingen elektrisch zijn en dat handelingen hiermee worden gelogd. Uit deze loggegevens volgt dat de enige sleutel die is gebruikt in de periode waarin de vernielingen zijn gepleegd, die van verdachte is. Verdachte heeft hierover verklaard dat iedereen die met hem op hetzelfde huisnummer woon dezelfde sleutel heeft, maar naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier anders. Uit het dossier volgt dat de registratie niet op nummer, maar op naam plaatsvindt. De sleutel waarmee de deur naar de bergingen is geopend was dan ook specifiek uitgegeven op naam van verdachte.
Daarbij komt dat verdachte wisselend heeft verklaard over de sleutel. Zo verklaarde hij eerst dat hij de sleutel heeft moeten inleveren en later dat hij deze kwijt was, waardoor hij deze van een andere bewoner moest lenen. Geen van deze verklaringen wordt op enige wijze ondersteund door informatie uit het dossier.
Opvallend is ook dat verschillende getuigen harde geluiden hebben gehoord de avond waarop de vernielingen zijn gepleegd. Deze harde geluiden zijn gehoord op tijdstippen waarop verdachte, blijkens de loggegevens, als enige bij de bergingen was.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die de deuren van de verschillende bergingen zou hebben vernield. Hij heeft verklaard dat dit zou zijn gedaan door zijn medebewoonster, mevrouw [naam 1] . Ook deze verklaring vindt geen steun in het dossier. Mevrouw [naam 1] komt op geen enkele manier in het dossier naar voren. Ze is niet in de berging aangetroffen, haar sleutel is niet gebruikt en ze is ook niet op camerabeelden te zien. Verdachte is de enige persoon die op basis van objectieve bewijsmiddelen kan worden gelinkt aan de vernielingen.
Gelet op het voornoemde, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de vernielingen heeft gepleegd.