ECLI:NL:RBZWB:2022:7845

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
02-218955-22; 02-096912-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en bewezenverklaring diefstal van auto en scooter met gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2022, stonden de feiten rondom de verdachte centraal, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag en diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet buiten redelijke twijfel kon worden aangemerkt als de bestuurder van de auto die op een verbalisant inreed, waardoor hij werd vrijgesproken van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank achtte de diefstal van een Kia en een Vespa wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van DNA-bewijs en een bekentenis van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen waar nodig. De zaak illustreert de complexiteit van bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de identificatie van de dader en de rol die DNA- en getuigenverklaringen spelen in de uiteindelijke beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/218955-22; 02/096912-22 (ter terechtzitting gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
nu gedetineerd in P.I. Grave
raadsman mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.E.M.M. Haenen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
02/218955-22
feit 1: poging tot doodslag, dan wel toebrengen zwaar lichamelijk letsel;
feit 2: diefstal door middel van een valse sleutel;
feit 3: diefstal;
02/096912-22
feit 1: diefstal;
feit 2: diefstal door middel van een valse sleutel;
feit 3: diefstal;
feit 4: diefstal door middel van braak. Subsidiair is dit ten laste gelegd als vernieling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan de poging tot doodslag en de diefstal van zowel de Kia als de Vespa schuldig heeft gemaakt, zoals tenlastegelegd onder parketnummer 02/218955-22. Ten aanzien van de diefstal van de Kia is er een aangifte en een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot camerabeelden, waarop te zien is dat een man het Van der Valk hotel uitloopt, in de Kia stapt en wegrijdt. Ook is het DNA van verdachte op het stuurwiel van die Kia aangetroffen en lijkt verdachte zich in zijn verhoor te verspreken. Verdachte geeft geen verklaring voor het feit dat zijn DNA in de auto is aangetroffen. De conclusie is dat hij de auto heeft gestolen. Deze diefstal, in combinatie met het aantreffen van uitsluitend het DNA van verdachte en de eigenaar van de auto, is voldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte ook achter het stuur zat tijdens het incident met [verbalisant 1] . De gedraging, het met aanzienlijke snelheid op [verbalisant 1] inrijden levert een poging tot doodslag op. Als [verbalisant 1] niet opzij was gesprongen was verdachte waarschijnlijk tegen hem aangereden, was hij waarschijnlijk gevallen en was hij onder de auto terechtgekomen. Ten aanzien van de diefstal van de Vespa is er een aangifte en heeft verdachte ter zitting een bekennende verklaring afgelegd.
Ook is de officier van justitie van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de laptoptas en het pinnen van geld met een valse sleutel, zijnde de gestolen pinpas, zoals ten laste gelegd onder feiten 1 en 2 van parketnummer 02/096912-22. Er is hiervan aangifte gedaan en verdachte heeft deze feiten bekend. Van de diefstal van de tas van aangever [benadeelde 1] (feit 3 van parketnummer 02/096912-22) dient verdachte te worden vrijgesproken, nu verdachte dit feit heeft ontkend en niet duidelijk is of verdachte op de camerabeelden staat. Ten aanzien van de diefstal bij Wonen Breburg (het onder feit 4 primair tenlastegelegde van parketnummer 02/096912-22) is de officier van justitie ook van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu uit het dossier niet volgt dat er daadwerkelijk goederen zijn weggenomen. Dit is anders voor de subsidiair tenlastegelegde vernieling. De handelingen met de sleutels worden gelogd en de sleutel waarmee de deur is opengemaakt stond op naam van verdachte. Er zijn ook getuigen die harde klappen hebben gehoord op het moment dat uit de loggegevens blijkt dat alleen verdachte zijn sleutel heeft gebruikt. Bovendien volgt niet uit het dossier dat verdachte zijn sleutel had ingeleverd, noch dat mevrouw [naam 1] de diefstallen heeft gepleegd zoals door verdachte gesteld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 van parketnummer 02/218955-22 tenlastegelegde. Ten aanzien van de diefstal is er slechts sprake van een vaag signalement. Er is geen honderd procent herkenning. Bij het incident met [verbalisant 1] relateren verbalisanten dat zij twee personen in de auto zien en even later ook twee portieren open zien staan. Van deze personen is er geen signalement of herkenning vastgesteld. Ook ten aanzien van het DNA is er enige mate van onzekerheid en verdachte geeft een verklaring voor de aanwezigheid hiervan. Uit het logboek van het RIBW volgt dat verdachte die dag in Oisterwijk verbleef, waardoor hij niet eens op de plaatsen delict aanwezig kon zijn. Dit maakt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van de diefstal van de Vespa refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging refereert zich ook ten aanzien van de onder parketnummer 02/096912-22 tenlastegelegde feiten 1 en 2 aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 3 onder parketnummer 02/096912-22 is de verdediging het eens met de officier van justitie dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Dat geldt ook voor feit 4, zowel primair als subsidiair. Iedereen die op nummer 145 woont heeft dezelfde sleutel. Verdachte heeft een sleutel geleend en de deur valt ook niet altijd in het slot. Dat hij op camera te zien is, betekent ook niet dat hij de vernieling heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/218955-22
Onder de feiten 1 en 2 wordt verdachte ervan verdacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag door op [verbalisant 1] in te rijden. Dit zou hij hebben gedaan met de auto die hij even hiervoor zou hebben gestolen van de parkeerplaats van het Van der Valk hotel. De rechtbank zal deze feiten in chronologische volgorde behandelen en stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 19 maart 2022 is de auto van het echtpaar [benadeelde 2] , een KIA Nero met [kenteken]
, weggenomen bij het Van der Valk hotel in Tilburg. Dit gebeurde terwijl zij in het zwembad van het hotel waren. Door aangever [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) is een signalement gegeven van twee mannen die zich naar zijn zeggen in de lounge ruimte van het zwembad verdacht gedroegen, de plek waar [benadeelde 2] voor het laatst zijn autosleutels in het bezit had. De eerste man betrof een slanke smalle jongen van 1.80 meter lang met een rode zwembroek. De tweede man was groot en gespierd. In het dossier bevinden zich camerabeelden waarop onder andere de diefstal van de KIA te zien is.
Ongeveer 40 minuten nadat de diefstal heeft plaatsgevonden, heeft er met dezelfde auto een incident plaatsgevonden waarbij er is ingereden op [verbalisant 1] . Het voertuig is uiteindelijk na een korte achtervolging verlaten en met draaiende motor aangetroffen in de Veestraat te Tilburg. Op het stuur en de schakelflippers van deze auto is het DNA van verdachte en het DNA van [benadeelde 2] aangetroffen.
Feit 2
De vraag die de rechtbank ten aanzien van feit 2 moet beantwoorden is of kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de auto heeft gestolen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Door [benadeelde 2] is verklaard dat hij vanaf 21.00 uur in het zwembad was en dat hij de autosleutel in zijn broekzak in de kleedkamer had laten liggen. Voorts heeft hij verklaard dat in de lounge ruimte van het zwembad de hiervoor beschreven twee mannen zaten. De slanke smalle man liep steeds op en neer naar de kleedkamers. Op de beelden van het Van der Valk hotel zijn deze twee mannen samen te zien. Deze mannen gaan, als ze het hotel om ongeveer 21.30 uur verlaten, allebei een andere kant op. Even later is op de beelden van de parkeerplaats van het hotel te zien dat de KIA van [benadeelde 2] van een afstand wordt ontgrendeld en dat er uiteindelijk een van de twee mannen, de slanke man, in de auto stapt en wegrijdt. Verdachte past binnen het door [benadeelde 2] gegeven signalement van deze persoon.
Verdachte heeft ontkend dat hij op enig moment in die auto is geweest. In eerste instantie heeft hij geen verklaring afgelegd over hoe het kan dat zijn DNA in de auto is aangetroffen, anders dan dat hij bij de politie verklaard dat hij misschien “t dat wijf van die vent in de auto [heeft] zitten neuken” of “hem wel in de auto in zijn kont [heeft] liggen neuken”. Voornoemde heeft hij overigens verklaard zonder dat hem tijdens het verhoor was meegedeeld dat de auto aan een man en vrouw toebehoorde. Op zitting is verdachte met een andere verklaring gekomen. Hij heeft verklaard dat hij zijn handschoenen toen wel eens uitleende en dat dat de reden kan zijn dat zijn DNA in de KIA terecht is gekomen. De rechtbank constateert dat dit het enige is dat verdachte hierover heeft verklaard. Hij heeft nagelaten handen en voeten aan deze verklaring te geven. Zo heeft hij bijvoorbeeld geen namen genoemd van de perso(o)n(en) aan wie hij zijn handschoenen heeft uitgeleend en heeft hij niet verklaard wanneer hij de handschoenen heeft uitgeleend. Het is bij algemeenheden gebleven. De verklaring is derhalve niet concreet en onverifieerbaar.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte het feit niet kan hebben gepleegd, omdat uit het verslag van het RIBW volgt dat verdachte die dag in Oisterwijk verbleef. De rechtbank constateert echter dat uit dit document enkel volgt dat verdachte daar in een periode verbleef, maar niet dat hij daar die periode hele dagen op die locatie was.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde voldoende is vast komen te staan dat het verdachte is geweest die de auto heeft weggenomen. Uit de beelden volgt ontegenzeggelijk dat de diefstal door één individu is gepleegd. Verdachte past in het signalement gegeven door aangever van één van de mannen die zich verdacht ophielden in de lounge ruimte van het zwembad, die meermalen in de kleedkamer is geweest van waaruit de autosleutel is gestolen, en nog geen 40 minuten na de diefstal is zijn DNA in de gestolen auto aangetroffen. Dit terwijl aangever heeft verklaard dat alleen hij en zijn vrouw in de auto reden. In zo’n geval mag van verdachte worden verwacht dat hij met een concrete verklaring komt voor de aanwezigheid van zijn DNA. Dit heeft verdachte, zoals hierboven overwogen, nagelaten. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat het verdachte is geweest die de diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank acht het onder feit 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. Zij spreekt verdachte vrij van het medeplegen, nu uit de beelden volgt dat de diefstal door een persoon is gepleegd.
Feit 1
Verdachte heeft de auto van aangever gestolen en is hiermee weggereden. Met deze auto heeft ongeveer 40 minuten later een incident plaatsgevonden, waarbij met de KIA op [verbalisant 1] is ingereden. De vraag die de rechtbank ten aanzien van feit 1 moet beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling. Hiervoor is van belang dat kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die heeft gereden op het moment dat [verbalisant 1] opzij moest springen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het dossier bevat concrete aanwijzingen dat er op het moment van het incident met [verbalisant 1] in ieder geval twee personen in de auto hebben gezeten. [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij zag dat er twee personen in de auto zaten. Daarbij komt dat toen de auto stilstond, en werd achtergelaten na het incident, beide voorportieren open stonden.
Hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van het aangetroffen DNA van verdachte in de KIA en zijn verklaring hieromtrent geldt ook voor de tenlastegelegde poging doodslag. De rechtbank is echter van oordeel dat de aanwezigheid van DNA van verdachte op het stuur van de KIA niet ook betekent dat verdachte achter het stuur zat op het moment van het inrijden op [verbalisant 1] . Verdachte is als enige inzittende van de KIA bij het Van der Valk hotel weggereden. Ongeveer 40 minuten later rijdt de KIA met twee inzittenden in op [verbalisant 1] . De KIA moet dus ergens zijn gestopt waarbij een tweede persoon is ingestapt, dan wel twee personen zijn ingestapt en verdachte is uitgestapt. Daardoor kan niet worden uitgesloten dat een ander dan verdachte de KIA bestuurde op het moment van inrijden op [verbalisant 1] . De rechtbank betrekt daarbij ook dat aangever heeft verklaard dat enkel hijzelf en zijn vrouw in de auto reden, terwijl van zijn echtgenotegeen DNA is aangetroffen in het genomen monster. Het is zeer wel denkbaar dat een andere persoon dan verdachte heeft gereden die ook geen - of te weinig - DNA heeft achtergelaten op het bemonsterde deel van het stuur. Tot slot is er, anders dan bij de diefstal, geen signalement bekend van de bestuurder of passagier van de KIA op het moment van inrijden op [verbalisant 1] .
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de auto bestuurde op het moment van het incident. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 8 december wettig en overtuigend bewezen dat hij de diefstal van de scooter heeft gepleegd.
02/096912-22
Feit 1 en 2
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de diefstal van de tas heeft gepleegd. Zij spreekt verdachte hiervan vrij.
Feit 4
Primair
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er enig goed uit de bergingen is weggenomen. Van diefstal kan dan ook geen sprake zijn. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Subsidiair
In de avond van 15 februari 2022 op 16 februari 2022 zijn er verschillende vernielingen aan deuren van bergingen gepleegd in een pand van het RIBW aan de [adres] in Tilburg. Deze vernielingen zijn door verdachte gemeld.
Uit het dossier volgt dat de sleutels die toegang geven tot de algemene toegangsdeur van de bergingen elektrisch zijn en dat handelingen hiermee worden gelogd. Uit deze loggegevens volgt dat de enige sleutel die is gebruikt in de periode waarin de vernielingen zijn gepleegd, die van verdachte is. Verdachte heeft hierover verklaard dat iedereen die met hem op hetzelfde huisnummer woon dezelfde sleutel heeft, maar naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier anders. Uit het dossier volgt dat de registratie niet op nummer, maar op naam plaatsvindt. De sleutel waarmee de deur naar de bergingen is geopend was dan ook specifiek uitgegeven op naam van verdachte.
Daarbij komt dat verdachte wisselend heeft verklaard over de sleutel. Zo verklaarde hij eerst dat hij de sleutel heeft moeten inleveren en later dat hij deze kwijt was, waardoor hij deze van een andere bewoner moest lenen. Geen van deze verklaringen wordt op enige wijze ondersteund door informatie uit het dossier.
Opvallend is ook dat verschillende getuigen harde geluiden hebben gehoord de avond waarop de vernielingen zijn gepleegd. Deze harde geluiden zijn gehoord op tijdstippen waarop verdachte, blijkens de loggegevens, als enige bij de bergingen was.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet degene is geweest die de deuren van de verschillende bergingen zou hebben vernield. Hij heeft verklaard dat dit zou zijn gedaan door zijn medebewoonster, mevrouw [naam 1] . Ook deze verklaring vindt geen steun in het dossier. Mevrouw [naam 1] komt op geen enkele manier in het dossier naar voren. Ze is niet in de berging aangetroffen, haar sleutel is niet gebruikt en ze is ook niet op camerabeelden te zien. Verdachte is de enige persoon die op basis van objectieve bewijsmiddelen kan worden gelinkt aan de vernielingen.
Gelet op het voornoemde, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de vernielingen heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/218955-222
op 19 maart 2022 te Tilburg, een personenauto (Kia Nero, [kenteken] ), die aan [benadeelde 2]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door voornoemde personenauto te openen met behulp van een gestolen autosleutel;
3
op 7 juni 2022 te Tilburg, een scooter (merk Piaggio Vespa Sprint), die aan
[benadeelde 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02/096912-22
1
op 17 april 2022 te Tilburg een laptoptas inhoudende een laptop en bankpassen en identiteitskaart en kentekenbewijzen en gereedschap, die aan [benadeelde 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
op meer tijdstippen op 17 april 2022 te Tilburg een geldbedrag (totaal ongeveer 96,45 euro), dat/ aan [benadeelde 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door een pinpas en creditcard te gebruiken waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
4
in de periode van 15 februari 2022 tot en met 16 februari 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk meer deuren, die aan Wonen Breburg, toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 26 maanden, met aftrek van het voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de straf en rijontzegging te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen waaronder de diefstal van twee voertuigen, het pinnen met een gestolen pas en vernieling. Verdachte heeft met zijn gedrag een hoop schade, ergernis en overlast veroorzaakt. Dergelijke feiten veroorzaken bij mensen een gevoel van onveiligheid. Verdachte heeft ter zitting aangegeven niet te kunnen zeggen waarom hij zich schuldig maakt aan het plegen van diefstallen. Hij heeft enkel een aantal keer benoemd dat het dom is. De rechtbank neemt verdachte deze onverschillige houding kwalijk. Ook kan zij zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte zich slechts heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin, dat nodig is voor het financieren van zijn cannabisverslaving.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit als strafverzwarend mee. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet op de aard en ernst van de feiten, daarbij meegenomen dat er sprake is van recidive, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank hoopt dat verdachte zijn leven na zijn detentie een positieve wending kan geven. De houding van verdachte op zitting baart de rechtbank echter zorgen. Hij lijkt geen inzicht te hebben in het waarom van zijn handelen en reageert onverschillig op vragen van de rechtbank. Hoewel de rechtbank het positief vindt dat verdachte aangeeft dat hij behandeling noodzakelijk acht, lijkt hij hier alleen aan mee te willen werken indien deze behandeling zo lang duurt als hij nodig vindt. Het is van belang dat verdachte gaat beseffen dat het tot nu toe niet goed is gegaan op zijn eigen manier onder zijn eigen voorwaarden en dat het in zijn belang is om samen te werken met de hulpverlenende instanties. Deze zijn er immers niet om hem tegen te werken, maar om hem te helpen.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dat de officier van justitie, zal zij een substantieel lagere straf opleggen dan geëist. Ook ziet zij, gelet op de vrijspraak van de poging tot doodslag, geen reden een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

02/218955-22
[verbalisant 1]
De benadeelde partij [verbalisant 1] vordert een schadevergoeding van € 514,50 aan immateriële schade voor feit 1.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[benadeelde 3]
Namens de benadeelde partij [benadeelde 3] vordert mevrouw [naam 2] een schadevergoeding van € 4.200,-- aan materiële schade voor feit 3. De benadeelde partij is inmiddels overleden. De rechtbank constateert dat de vordering door mevrouw [naam 2] is ingediend na het overlijden van de heer [benadeelde 3] . In dat geval is er geen sprake van rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a Sv. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
02/096912-22
[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 389,17 voor de feiten 1 en 2. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 319,27, aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Ten aanzien van de Tommy Hilfiger tas en de reiskosten naar de rechtbank overweegt de rechtbank dat de tas reeds aan de benadeelde partij is teruggegeven en dat de benadeelde partij niet ter zitting is verschenen, waardoor er geen reiskosten zijn gemaakt. De rechtbank wijst dit deel van de vordering af.
[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 253,64 aan schade voor feit 3. Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Parketnummer 02/218955-22
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 tenlastegelegde;
Parketnummer 02/096912-22-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 3 en feit 4 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/218955-22
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3:diefstal;
02/096912-22
feit 1:diefstal
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 4 subsidiair:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zeven maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in beide parketnummers in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
02/218955-22
[verbalisant 1]
- verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[benadeelde 3]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen;
02/096912-22
[benadeelde 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 319,27, aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] (feit 1 en 2), € 319,27 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling zes dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 1]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 02/096912-22 op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2022.
Mr. Froger en mr. Heitzman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.