ECLI:NL:RBZWB:2022:7844

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
02-191155-22, 02-162858-21 (tul), 02-288290-21 (tul) en 02-168442-22 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting en belediging van buitengewoon opsporingsambtenaren met ISD-maatregel

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting en belediging van buitengewoon opsporingsambtenaren. De verdachte, geboren in 1982 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, werd aangeklaagd voor het opzettelijk in brand steken van een houten terras van een koffiezaak in Tilburg op 28 juli 2022, en voor het beledigen van twee boa's op 6 juli 2022. De rechtbank heeft de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd kreeg, met een tussentijdse beoordeling na negen maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral de brandstichting, die een groot gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen en was in een proeftijd, maar dit weerhield hem er niet van opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een diagnose van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis.

De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen behandeld, maar besloot deze niet op te leggen, gezien de ISD-maatregel. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-191155-22, 02-162858-21 (tul), 02-288290-21 (tul) en 02-168442-22 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het [adres] ,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
raadsman mr. P. Doorakkers, advocaat te Dongen.

1.Onderzoek van de zaak

De politierechter heeft op 7 oktober 2022 de zaak met parketnummer 02-168442-22 naar de meervoudige kamer verwezen. Op de zitting van 8 december 2022 heeft de meervoudige kamer de zaken met de hierboven vermelde parketnummers gevoegd. De zaken zijn vervolgens op deze zitting inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ook zijn de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
-
parketnummer 02-191155-22:op 28 juli 2022 opzettelijk brand heeft gesticht aan een houten terras van een koffiezaak te Tilburg;
-
parketnummer 02-168442-22:op 6 juli 2022 twee buitengewoon opsporingsambtenaren (hierna: boa’s) van de gemeente Tilburg heeft beledigd door hen uit te schelden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 02-191155-22
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij, kort gezegd, op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , de foto’s van de brand en de camerabeelden in het dossier.
Ten aanzien van parketnummer 02-168442-22
De officier van justitie acht, op grond van het procesdossier, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belediging van boa’s [Boa 1] en [Boa 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich in beide zaken ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen en verwijst daartoe naar de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-191155-22
op 28 juli 2022 te Tilburg opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een houten terras behorende bij koffiehuis [naam] ten gevolge waarvan dat houten terras gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor dat terras en dat koffiehuis en een belendend perceel te duchten was.
02-168442-22
op 6 juli 2022 te Tilburg, opzettelijk meerdere ambtenaren, te
weten [Boa 1] buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Tilburg
en [Boa 2] buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente
Tilburg, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te
voegen: "vuile nazi's en "jij bent een vuile hoer en jullie zijn seksverslaafd en
NSB'er en jij bent een dikke kampsjaak".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor beide feiten aan verdachte op te leggen een maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren met een tussentijdse beoordeling na een periode van negen maanden of een door de rechtbank te bepalen periode.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stemt in met het opleggen van de ISD-maatregel en verzoekt om een tussentijdse beoordeling te gelasten, zodat de voortgang van de ISD-maatregel kan worden bekeken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 28 juli 2022 schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting. Hij heeft een parasol in brand gestoken, waardoor die parasol en een gedeelte van het houten terras van de koffiezaak [naam] is verbrand. De brand heeft schade aan de parasol en het houten terras veroorzaakt. De rechtbank acht brandstichting een ernstig feit omdat brandstichting een delict is met een groot gevaarzettend karakter waarbij doorgaans veel schade ontstaat. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de mogelijke gevolgen van zijn handelen en hij een volledig gebrek aan respect heeft getoond voor andermans eigendommen.
Ook heeft verdachte zich op 6 juli 2022 schuldig gemaakt aan het beledigen van twee boa’s van de gemeente Tilburg door hen meerdere malen zeer grof uit te schelden. Boa’s behoren hun werkzaamheden met een publieke functie te kunnen verrichten zonder daarbij te worden uitgescholden. Verdachte heeft met zijn handelen de boa’s in hun goede eer en naam aangetast. Dit is een vervelend feit, te meer omdat de beledigingen zijn geuit in de aanwezigheid van publiek.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte al veelvuldig is veroordeeld. Ook liep verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in een proeftijd, maar dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsrapport van 23 september 2022 dat over verdachte is opgesteld. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Ook is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek, cognitief verval en is een delictpatroon zichtbaar inzake vermogens- en geweldsdelicten. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat als ook de kans op onttrekking aan eventuele voorwaarden. Bij een veroordeling heeft de reclassering geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Ter terechtzitting heeft de deskundige mevrouw [naam 2] , reclasseringswerker bij Fivoor, dit advies tot oplegging van de ISD-maatregel bevestigd en toegelicht. Verdachte is niet gemotiveerd voor een klinische behandeling. De ISD-maatregel is de enige mogelijkheid om tot gedragsverandering bij verdachte te komen. Het doel van de maatregel is onder andere het stabiliseren van verdachte en het zorgen voor een dagbesteding. Ook zal er een onderzoek plaatsvinden naar het cognitief verval en zal er uiteindelijk voor verdachte een geschikte woning worden gezocht.
ISD-maatregel?
Aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt de wet een aantal eisen. De rechtbank stelt vast dat aan die eisen is voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Ook wordt aan de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie voldaan, onder andere inhoudende dat tegen verdachte de afgelopen vijf jaar tien processen-verbaal zijn opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat het strafblad van verdachte inmiddels 20 pagina’s beslaat. Eerdere (voorwaardelijke) straffen en reclasseringsinterventies hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft meerdere kansen gehad, maar heeft deze niet benut. Bij verdachte is regelmatig sprake van een terugval in het middelengebruik. Het lukt hem kennelijk niet om zelfstandig abstinent te blijven. Daarnaast ontbreekt het verdachte aan huisvesting en heeft verdachte zich al eerder onttrokken aan een klinische behandeling waardoor deze niet succesvol kon worden afgerond.
Alles afwegend is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat er geen andere mogelijkheid is om de maatschappij te beveiligen tegen het recidiverende en overlast veroorzakende gedrag van verdachte dan door oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. Zij acht de oplegging van de maatregel dan ook passend en geboden. De rechtbank ziet bij het bepalen van de duur geen redenen om op grond van artikel 38n, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het begeleiden van verdachte en het inzicht verkrijgen in zijn psychosociaal functioneren en eventuele behandeling daarvan zal de nodige tijd in beslag nemen. De praktijk wijst daarnaast uit dat een periode van twee jaar veelal nodig is voor het doorbreken van een stelselmatig tot criminaliteit leidend gedrags- en levenspatroon van veroordeelden tot de ISD-maatregel. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om in de zaak van verdachte op voorhand te beslissen dat er na negen maanden een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden. Evenmin zijn hiertoe bijzondere omstandigheden gesteld. Indien daarvoor aanleiding bestaat, kan de verdediging op een later moment alsnog een verzoek indienen om de ISD-maatregel tussentijds te laten toetsen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, maar de tenuitvoerlegging daarvan niet te gelasten.
Ten aanzien van 02-162858-21
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf niet opportuun acht, nu aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd. Wel acht de rechtbank het noodzakelijk de bij het vonnis gestelde bijzondere voorwaarden te wijzigen in die zin dat alle bijzondere voorwaarden komen te vervallen. Immers, na eventuele behandeling en begeleiding via de ISD-maatregel lijken de bijzondere voorwaarden zoals die toen zijn opgelegd nog van weinig toegevoegde waarde. De algemene voorwaarde blijft onverkort gelden.
Ten aanzien van 02-288290-21
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf niet opportuun acht, nu aan verdachte een ISD-maatregel wordt opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 157, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-191155-22:opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
02-168442-22:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 02-162858-21
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar wijzigt de daaraan verbonden voorwaarden in die zin dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 02-288290-21
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2022.